RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 09 / 4416 HUUR
uitspraak van de enkelvoudige kamer
[naam persoon],
wonende te [woonplaats], eiseres,
de Belastingdienst / Toeslagen (kantoor Utrecht),
verweerder.
Bij brief van 6 oktober 2009 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen door verweerder van een beslissing op bezwaar met betrekking tot de vaststelling van de huurtoeslag over het jaar 2006.
De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen, onder toepassing van afdeling 8.2.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.
2.1 Op grond van de gedingstukken gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 13 november 2008 (primair besluit) heeft verweerder de huurtoeslag over het jaar 2006 vastgesteld.
Bij brief van 21 november 2008 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Bij brief van 29 mei 2009 heeft verweerder een herziene beschikking huurtoeslag over 2006 afgegeven.
Bij brief van 5 augustus 2009 heeft eiseres aan verweerder verzocht een beslissing te nemen op haar bezwaar.
Bij brief van 6 oktober 2009 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door verweerder.
Bij brief van 21 oktober 2009 heeft de rechtbank aan verweerder gevraagd of de beslistermijn overschreden is, wat hiervan de reden is en binnen welke termijn de beslissing is te verwachten. Verweerder heeft hierop bij brief van 3 november 2009 gereageerd. Verweerder heeft aangegeven het bezwaar in behandeling te hebben.
2.2 In onderhavige procedure overweegt de rechtbank het volgende.
Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden. Paragraaf 4.1.3.2 van de Awb maakt deel uit van deze wetswijziging. Ingevolge artikel III, eerste lid, van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen op een aanvraag die of een bezwaar- of beroepschrift dat is ingediend voor het tijdstip waarop paragraaf 4.1.3.2 van de Awb van toepassing is geworden, het recht zoals dit gold voor dat tijdstip van toepassing. Nu het bezwaarschrift is ingediend op 21 november 2008, is het recht over het niet tijdig beslissen van toepassing zoals dat gold vóór 1 oktober 2009.
Ook afdeling 8.2.4A van de Awb maakt deel uit van de voormelde wetswijziging.
Ingevolge artikel III, tweede lid, van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, is een beroepschrift dat is ingediend voor het tijdstip waarop afdeling 8.2.4A van de Awb van toepassing is geworden, het recht zoals dit gold voor dat tijdstip van toepassing. Nu het beroepschrift is ingediend op 6 oktober 2009, is het recht over het niet tijdig beslissen van toepassing zoals dat geldt vanaf 1 oktober 2009.
In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb, is bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit is gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit.
In artikel 7:10, eerste lid, van de Awb (zoals dit gold ten tijde van indiening van het bezwaarschrift) is als hoofdregel neergelegd dat het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of
– indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb is ingesteld – binnen tien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.
Blijkens artikel 7:10, vierde lid, van de Awb (zoals dit gold ten tijde van indiening van het bezwaarschrift) is verder uitstel van de beslistermijn slechts mogelijk voor zover de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of ermee instemmen.
Ingevolge artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de rechtbank, indien het beroep gegrond is verklaard en nog geen besluit is bekendgemaakt, dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt.
Ingevolge artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb verbindt de rechtbank aan haar uitspraak een nadere dwangsom voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
2.3 Verweerder geeft in de aan eiseres gerichte brief van 3 november 2009 aan beoogd te hebben te beslissen op het bezwaar van eiseres met de herziene beschikking van 29 mei 2009. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder weliswaar beoogd heeft te beslissen op het bezwaar, maar dit gelet op de inhoud en wijze van totstandkoming van deze beschikking niet heeft gedaan, en merkt de herziene beschikking van 29 mei 2009 aan als een nieuw primair besluit. Op grond van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Awb wordt het bezwaar van eiseres geacht mede gericht te zijn tegen het besluit van 29 mei 2009.
Vastgesteld moet worden dat binnen de termijn van artikel 7:10, eerste lid, van de Awb door verweerder geen beslissing op bezwaar is genomen. De kennelijke weigering van verweerder om tijdig op het bezwaarschrift te beslissen, verdraagt zich niet met het gestelde in dit artikel.
De rechtbank stelt vast dat eiseres blijkens het beroepschrift uitdrukkelijk niet akkoord gaat met verder uitstel van de beslistermijn.
Er is dan ook sprake van niet tijdig beslissen als bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb.
Het beroep is daarom kennelijk gegrond, zodat voortzetting van het onderzoek niet nodig is.
De rechtbank zal verweerder op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb, een termijn stellen van twee weken voor het nemen en verzenden van een beslissing op bezwaar.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 100,00 verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,00.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
Omdat niet gebleken is van op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten van eiseres, zal een proceskostenveroordeling achterwege blijven.
verklaart het beroep tegen de weigering van verweerder om tijdig op het bezwaarschrift van eiseres te beslissen gegrond en vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar van eiseres;
draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak een beslissing op bezwaar te nemen en te verzenden;
bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,00 verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,00;
gelast dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 41,00 vergoedt.
Aldus gedaan door mr. M.C. Woudstra, rechter, en door deze en M.H.A. de Graaf, griffier, ondertekend.
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2009.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden, verzet doen bij de rechtbank. De termijn daarvoor bedraagt 6 weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.