ECLI:NL:RBBRE:2010:BP2618
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de afwijzing van de aftrek eigen woning door de Belastingdienst
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 31 december 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2007, waarbij de inspecteur de aftrek voor de eigen woning niet had geaccepteerd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de inspecteur de woning in zijn geheel tot het inkomen uit sparen en beleggen had gerekend. De belanghebbende woonde in een boerderij samen met zijn echtgenote en schoonmoeder, waarbij de schoonmoeder in een afgescheiden gedeelte van de woning verbleef. De rechtbank oordeelde dat de kosten en lasten van het vastgoed voor rekening van de schoonmoeder waren en dat er geen sprake was van een eigen woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet voldeed aan de voorwaarden voor de aftrek eigen woning, omdat er een verhaalsmogelijkheid op de schoonmoeder bestond, ondanks dat de belanghebbende en zijn echtgenoot de kosten daadwerkelijk hadden betaald. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, omdat de belanghebbende niet in zijn belang was geschaad. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.