ECLI:NL:RBBRE:2011:BR1496
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingverdrag Nederland-Duitsland en keuze voor binnenlandse belastingplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 10 juni 2011 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen een belanghebbende, wonende in Duitsland, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2007, opgelegd door de inspecteur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende, die sinds 2001 in Duitsland woont, als buitenlands belastingplichtige in Nederland wordt behandeld, maar ervoor heeft gekozen om als binnenlands belastingplichtige te worden behandeld op basis van artikel 2.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB). Deze keuze heeft gevolgen voor de toepassing van het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland.
De rechtbank oordeelde dat de keuze van de belanghebbende om als binnenlands belastingplichtige te worden behandeld, niet betekent dat hij afstand doet van zijn recht om het belastingverdrag toe te passen. De rechtbank benadrukte dat belastingverdragen de heffingsbevoegdheden tussen landen verdelen en dat de belastingheffing plaatsvindt op basis van nationale wetgeving. De rechtbank concludeerde dat Nederland het wereldinkomen van de belanghebbende mag betrekken in de belastingheffing, maar dat er voorkoming van dubbele belasting moet worden verleend voor de inkomensbestanddelen die aan Duitsland zijn toegewezen.
De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, omdat de inspecteur de aanslag overeenkomstig de geldende wet- en regelgeving had vastgesteld. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is op 23 juni 2011 aangetekend verzonden aan de partijen.