ECLI:NL:RBBRE:2012:BX8130

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
14 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
732846 vv 12-91
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens niet-naleven van veiligheidsvoorschriften in de productiehal

In deze zaak, die voor de Rechtbank Breda is behandeld, hebben twee eisers, [X] en [Y], een kort geding aangespannen tegen hun werkgever, Amcor Tobacco Packaging Brabant B.V., naar aanleiding van hun ontslag op staande voet. De eisers waren werkzaam in de productiehal van Amcor en hebben op 24 juli 2012 tijdelijk hun veiligheidsschoenen uitgetrokken, wat in strijd was met de geldende veiligheidsvoorschriften. Amcor heeft hen daarop respectievelijk op 25 en 30 juli 2012 ontslagen. De eisers hebben het ontslag betwist en vorderden wedertewerkstelling en doorbetaling van hun loon.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Amcor een strikte naleving van veiligheidsvoorschriften hanteert en dat de eisers op de hoogte waren van deze voorschriften. Echter, de rechtbank oordeelde dat het ontslag op staande voet in de gegeven omstandigheden een te zware sanctie was. De rechtbank nam in overweging dat de eisers een lange staat van dienst hadden, dat de omstandigheden in de productiehal op de dag van het incident ongunstig waren (hoge temperatuur en luchtvochtigheid), en dat er geen eerdere waarschuwingen waren gegeven voor vergelijkbaar gedrag.

De rechtbank concludeerde dat Amcor weliswaar het recht had om disciplinaire maatregelen te nemen, maar dat een minder vergaande sanctie, zoals een waarschuwing, meer op zijn plaats zou zijn geweest. Daarom werd het ontslag op staande voet als niet rechtsgeldig aangemerkt. De vorderingen van de eisers tot wedertewerkstelling en loondoorbetaling werden toegewezen, evenals de wettelijke verhoging over het achterstallige loon. Amcor werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 732846 VV 12-91
vonnis in kort geding d.d. 14 september 2012
inzake
1. [X],
wonende te [woonplaats],
2. [Y],
wonende te [woonplaats],
eisers,
gemachtigde: mr. K. van Overloop, advocaat te Goes,
tegen
de besloten vennootschap AMCOR TOBACCO PACKAGING BRABANT B.V.,
gevestigd te Bergen op Zoom,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J. Roose, advocaat te Tilburg.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk “[X]”, “[Y]” en “Amcor”.
1. Het verloop van het geding
1.1 De procesgang blijkt uit:
a. de aanvraag kort geding van 6 augustus 2012;
b. het faxbericht van mr. Roose van 9 augustus 2012;
c. het daarop gevolgde faxbericht van mr. Van Overloop van 9 augustus 2012;
d. de dagvaarding van 23 augustus 2012 met producties;
e. het faxbericht van mr. Roose van 29 augustus 2012 met producties;
f. de e-mail van mr. Roose van 29 augustus 2012 met de daarin opgenomen “link”.
g. het faxbericht van mr. Van Overloop van 30 augustus 2012 met productie.
1.2 De inhoud van genoemde stukken geldt als hier ingelast.
1.3 Door Amcor is voorts, bij monde van haar gemachtigde, verwezen naar de inhoud van een door haar op 29 augustus 2012 ter griffie van deze rechtbank ingediend voorwaardelijk verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [X]. De inhoud van dat verzoekschrift en de daarbij behorende producties geldt, op verlangen van Amcor en met instemming van [X] en [Y], eveneens als hier ingelast.
1.4 De mondelinge behandeling in kort geding heeft plaatsgevonden op vrijdag 31 augustus 2012. Daarbij zijn de door [X] en [Y] gezamenlijk ingestelde vorderingen tegen Amcor, anders dan Amcor voorstond, uit doelmatigheidsoverwegingen gezamenlijk behandeld, zoals partijen reeds op 13 augustus 2012 schriftelijk is bericht.
1.5 Ter zitting waren aanwezig [X] en [Y] in persoon, bijgestaan door mr. Van Overloop voornoemd, alsmede de heer [Z] (general plant manager) en mevrouw [Q] (hr manager) namens Amcor, bijgestaan door mr. Roose voornoemd. De gemachtigden van partijen hebben ter gelegenheid van de zitting hun pleitnotities overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.
2. Het geschil
2.1 [X] en [Y] vorderen, kort gezegd, hen onmiddellijk te werk te stellen onder doorbetaling van hun loon vanaf respectievelijk 25 juli 2012 en 30 juli 2012 tot aan de dag dat hun (onderscheiden) arbeidsovereenkomsten naar behoren zullen zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over het niet tijdig-betaalde loon, alsmede met een bedrag van € 400,-- aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van Amcor in de (na)kosten van dit geding met rente.
2.2 Amcor concludeert tot afwijzing van de gevorderde voorzieningen.
3. De beoordeling
3.1 Het spoedeisend belang is niet betwist en staat gelet op de aard van de vorderingen voldoende vast.
3.2 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, dan wel blijkens de niet betwiste inhoud van producties, staat in rechte het volgende vast:
• Amcor is een onderneming, die zich bezighoudt met de vervaardiging en distributie van verpakkingsmaterialen van papier en karton. De onderneming te Bergen op Zoom is onderdeel van een wereldwijd concern.
• [X] en [Y] zijn beiden op basis van een arbeidsovereenkomst bij Amcor werkzaam (geweest): [X] vanaf 1 oktober 1996 en [Y] vanaf 16 juni 2008.
• Beiden verrichtten hun werkzaamheden in ploegendienst in de productiehal van Amcor: [X] laatstelijk als rotatiediepdrukker, ook wel “printer” genoemd en [Y] als visueel inspecteur.
• In zijn functie van printer was [X] verantwoordelijk voor de productie van bedrukte verpakkingen voor de sigarettenindustrie. In zijn rol van (eerste) drukker was hij verantwoordelijk voor de functionele aansturing en de begeleiding van de medewerkers aan “zijn” drukpers.
• De drukpers is een productiestraat van ongeveer 50 meter en bestaat uit een invoerdeel, drukpersen, snijmachine en een stapelmachine voor het gereed product. Aan het begin van de productiestraat worden grote rollen papier ingereden door een rollentruck, in het persdeel worden inkten toegevoegd en wordt het papier bedrukt met behulp van drukpersen en aan het einde wordt het papier gesneden en gestapeld op een pallet.
• In haar functie van visueel inspecteur was [Y] belast met de visuele controle van de geproduceerde verpakkingen.
• Het productieproces van Amcor is, mede gelet op de zware chemicaliën waarmee wordt gewerkt, nauwkeurig gedocumenteerd en voorzien van standaard operating procedures (SOP’s).
• Per proces zijn veiligheidsvoorschriften uitgewerkt, die passen binnen het concernbreed veiligheidsbeleid, bestaande uit training en voorlichting, feedback, uniforme markering van veiligheidszones en een uniform veiligheidsbeleid voor persoonlijke beschermingsmiddelen.
• De productiesite van Amcor is verdeeld in veiligheidszones. Elke zone is voorzien van een paneel met daarop de veiligheidsinstructies die verplicht zijn voor die zone.
• Naast een veiligheidsinstructie per zone hanteert Amcor ook aparte veiligheidsinstructies op het niveau van werkzaamheden.
• Jaarlijks wordt minimaal 12 uur per medewerker verplicht aandacht besteedt aan veiligheidstrainingen.
• Op 24 juli 2012 hebben [X] en [Y] hun werkzaamheden enige tijd uitgevoerd zonder werkschoenen.
• Op 25 juli 2012 is [X] om die reden op staande voet ontslagen. [Y] is met ingang van die dag geschorst.
• Het ontslag en de schorsing zijn [X] en [Y] schriftelijk bevestigd bij brieven van 26 juli 2012.
• In de aan [Y] gerichte schorsingsbrief van die datum is [Y] onder meer als volgt bericht: “Wij hebben op woensdag 25 juli 2012 een gesprek gehad over het incident dat u, in de middagdienst van de vorige dag uw veiligheidsschoenen heeft uitgedaan in de productiehal. (...). Wij hebben aangegeven dat dit gedrag onacceptabel is. Om die reden hebben wij u geschorst en hebben wij aangegeven te willen onderzoeken welke consequenties uw gedrag dient te hebben. U bent geschorst met behoud van loon tot het moment dat ons intern onderzoek is afgerond en wij de conclusie ervan met u heb kunnen delen. (…) Wij nodigen u dan ook uit om aanstaande maandag, 30 juli 2012, om 11 uur ten kantore van ondergetekende ([Z], ktr.) aanwezig te zijn voor een gesprek tussen u en mij in het bijzijn van de heer [adres], Productiemanager. Wij zullen u in dat gesprek meedelen welke consequenties ik aan uw gedrag verbindt.”
• Tijdens het daarop gevolgde gesprek van 30 juli 2012 is [Y] (alsnog) op staande voet ontslagen.
• In de ontslagbrief van die datum wordt haar, evenals eerder [X], in essentie verweten, dat zij willens en wetens de binnen Amcor geldende strikte veiligheidsvoorschriften heeft overtreden door tijdens het werk in de productiehal de werkschoenen uit te trekken.
• Zowel [X] als [Y] hebben, bij monde van hun gemachtigde, tegen het ontslag op staande voet geprotesteerd, zich beschikbaar gesteld de overeengekomen werkzaamheden te verrichten en daarbij aanspraak gemaakt op doorbetaling van hun salaris.
• Amcor heeft in beide ontslagen volhard.
3.3 [X] en [Y] leggen aan hun samengevoegde vorderingen tot wedertewerkstelling en loondoorbetaling de nietigheid ten grondslag van het hen op respectievelijk 25 en 30 juli 2012 gegeven ontslag op staande voet. Dit ontslag vormt volgens [X] en [Y] in de gegeven omstandigheden een te zware sanctie, waartoe zij wijzen op hun goede (en voor wat [X] betreft lange) staat van dienst, de slechte werkomstandigheden binnen Amcor, meer in het bijzonder de hitte in de fabriekshal op 24 juli 2012 en persoonlijke omstandigheden, waaronder de (financiële) gevolgen van het ontslag. In de visie van [X] en [Y] dient voorts meegewogen te worden, dat een vergelijkbaar incident binnen Amcor niet tot een ontslag van de betrokken werknemers heeft geleid, dat ook overigens geen eenduidig beleid wordt gevoerd, nu [Y] eerst is geschorst, waar [X] direct op staande voet is ontslagen en dat de door Amcor gestelde potentiële gevaren bij het niet dragen van veiligheidsschoenen (als brandgevaar en/of beknelling van de voeten) zich niet hebben verwezenlijkt en de kans daarop ook niet of nauwelijks aanwezig was.
3.4 Amcor concludeert tot afwijzing van de gevorderde voorzieningen. In de visie van Amcor zijn de beide ontslagen op staande voet tijdig en terecht gegeven, waartoe zij samengevat stelt, dat het in acht nemen van de veiligheidsvoorschriften bij haar van zwaarwegende betekenis is, dat [X] en [Y] aantoonbaar zijn opgeleid in veiligheid en voortdurend zijn geïnformeerd over de noodzaak zich aan de veiligheidsvoorschriften te houden, maar dat zij niettemin bewust hebben besloten om in strijd met die voorschriften hun veiligheidsschoenen in de productiehal uit te trekken. [X] en [Y] hebben daarmee opzettelijk, althans in ieder geval roekeloos, zichzelf en anderen aan ernstig gevaar blootgesteld, nu de veiligheidsschoenen niet alleen (eigen) bescherming bieden tegen onder meer letsel door beknelling of ongewenste aanraking met chemicaliën als inkt, maar ook noodzakelijk zijn om eventuele statische elektriciteit op te heffen. De vonkvorming, die als gevolg van statische elektriciteit kan ontstaan betekent een potentieel gevaar voor alle aanwezigen in de productiehal, waar met vluchtige, zeer brandbare stoffen wordt gewerkt, aldus Amcor.
3.5 Nu [X] en [Y] het ontslag op staande voet onterecht achten om redenen die ten aanzien van beiden gelijk althans nagenoeg gelijk zijn en het verweer daartegen van Amcor eveneens berust op ten aanzien van beide eisers nagenoeg gelijke gronden en stellingen is besloten tot een gezamenlijke behandeling en beslissing van de vorderingen.
3.6 Beoordeeld dient te worden of aannemelijk is dat het door Amcor aan [X] en [Y] gegeven ontslag op staande voet in een bodemprocedure stand zal houden. Daartoe is van belang na te gaan of er voldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken om op voorhand het bestaan van een dringende reden aan te nemen, als bedoeld in de artikelen 7:677 en 7:678 BW.
3.7 Tussen partijen staat niet ter discussie, dat [X] en [Y] op 24 juli 2012 in de productiehal hun veiligheidsschoenen voor enige tijd hebben uitgetrokken. Evenmin is in geschil, dat zij wisten dat dit in strijd was met de bij Amcor geldende veiligheidsvoorschriften. [X] en [Y] kenden het belang dat Amcor hecht aan haar veiligheidsbeleid, althans zij hebben dit belang redelijkerwijs kunnen en moeten begrijpen uit de veiligheidsinstructies, die hen - onweersproken - zijn voorgehouden tijdens onder meer trainingen en feedbackgesprekken en uit de gedragscodes en veiligheidscontracten, waarvoor zij in 2010 en 2012 hebben getekend.
3.8 Dat het veiligheidsbeleid bij Amcor hoge prioriteit heeft en dat zij zwaarwegende betekenis toekent aan de naleving van essentiële veiligheidsvoorschriften is, gelet op de belangen die deze voorschriften dienen, waaronder het minimaliseren van (het risico op) gevaarzetting, volledig navolgbaar. Aan Amcor kan ook zonder meer worden toegegeven, dat het niet aan [X] en [Y] is om de door haar gestelde veiligheidseisen, die zij binnen haar onderneming intensief uitdraagt, te bagatelliseren, laat staan te overtreden. Het feit, dat [X] en [Y] tegen de voorschriften in zijn overgegaan tot het in de productiehal uittrekken van hun schoenen, kan hen worden verweten en heeft Amcor kunnen en mogen doen besluiten dit gedrag te sanctioneren. Vraag is evenwel of Amcor niet met een minder vergaande sanctie had moeten volstaan.
3.9 In de veiligheidscontracten, die door [X] en [Y] in oktober 2010 zijn ondertekend, is kenbaar gemaakt welke gevolgen overtredingen van de veiligheidsvoorschriften kunnen hebben. Onder het daarin opgenomen sanctiebeleid is meer expliciet vermeld: “Stap 1. Mondelinge waarschuwing met schriftelijke bevestiging. Stap 2. Schriftelijke waarschuwing Stap 3. Beëindiging/Ontbinding van de arbeidsovereenkomst”, waarna is aangegeven, dat het afhankelijk van de zwaarte van de overtreding mogelijk is om stap 1 en/of stap 2 over te slaan. Hoewel dit beleid niet uitsluit dat bij één overtreding van de veiligheidsvoorschriften een ontslag op staande voet volgt, is ter zitting gebleken, dat in de dagelijkse praktijk bij het niet dragen van (gehoor)beschermingsmiddelen - aanvankelijk - wordt volstaan met het geven van een waarschuwing. Tot dusver zijn niet voldoende feiten en omstandigheden gesteld, althans gebleken, die een afwijking van die praktijk rechtvaardigen voor dit geval, waarin door [X] en [Y] in de productiehal de veiligheidsschoenen voor korte tijd zijn uitgetrokken. Het veiligheidsaspect dat speelt bij de verplichting tot het dragen van die schoenen is evident, maar niet is gebleken dat Amcor voldoende duidelijk heeft uitgedragen dat het belang dat zij aan de naleving van deze verplichting hecht (veel) groter is dan het belang dat wordt gehecht aan het dragen van andere persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals gehoorbescherming en handschoenen, laat staan dat dit een differentiatie in straffen rechtvaardigt. In de symboliek, zoals deze is aangebracht op de binnen Amcor geplaatste bebording met veiligheidsinstructies, neemt het dragen van geleidend schoeisel geen bijzondere plaats in tussen de overige persoonlijke beschermingsmiddelen. In de brief die Amcor in december 2011 heeft laten uitgaan met als onderwerp “testplaat schoenen” is het belang benadrukt dat men zich met juiste, op het afvoeren van statische elektriciteit geteste, schoenen in de productiehal begeeft, maar niet meer of anders dan dat. Andere documenten, die (wel) op een bijzondere positie van de veiligheidsschoen zouden kunnen duiden, althans waaruit [X] en [Y] deze hadden kunnen afleiden, zijn niet bij de gedingstukken aangetroffen.
3.10 Voor zover Amcor heeft gewezen op door haar in het geding gebrachte documentatie en informatie inzake statische elektriciteit en het, gelet daarop, grote(re) veiligheidsbelang dat zij aan het dragen van werkschoenen hecht, valt met dit veiligheidsbelang moeilijk te rijmen, de gebleken omstandigheid, dat door haar geen, althans onvoldoende hand wordt gehouden aan de sterke schommelingen in temperatuur en luchtvochtigheid in de productiehal. Temeer nu uit de overgelegde documentatie kan worden gedestilleerd, dat het gememoreerde elektrostatische risico aanzienlijk toeneemt bij een luchtvochtigheid van < 40%.
3.11 Uit de door [X] en [Y] overgelegde passages uit een logboek, waarin het personeel melding kan doen van relevante zaken, blijkt dat de temperatuur in de productiehal regelmatig tot grote hoogte stijgt, dat het personeel daarover regelmatig bij Amcor heeft geklaagd en dat op 25 juli 2012 door de ochtendploeg melding is gemaakt van een hoge temperatuur in de hal van 31.3 C bij een luchtvochtigheid van 36,6 procent. Die hoge temperatuur in de productiehal deed zich -onweersproken- ook voor op 24 juli 2012. Niet is betwist, dat [X] en [Y], die beiden al gezondheidsklachten hadden, tijdens hun werkzaamheden die dag zijn bevangen door de warmte en dat zij, om die reden en om erger te voorkomen, hebben besloten tot het gedurende korte tijd uittrekken van hun schoenen. Hoewel ook op een andere manier verkoeling had kunnen worden gezocht en gevonden en de ervaren hitte in de productiehal [X] en [Y] niet ontslaat van de verplichting zich aan de gestelde veiligheidseisen te houden, neemt dit niet weg, dat een en ander relevant is bij de beantwoording van de in het geding zijnde vraag.
3.12 Dit laatste geldt ook voor wat betreft het feit, dat [X] een zeer lange en goede staat van dienst heeft binnen Amcor en dat hij niet eerder veiligheidsovertredingen heeft begaan, althans ter zake nimmer aantoonbaar is gewaarschuwd. Het feit, dat het functioneren van [Y] evenmin ter discussie staat dient in zoverre evenzeer te worden meegewogen.
3.13 Gelet op al het vorenstaande, luidt de voorlopige slotsom dat Amcor in de gegeven omstandigheden wel heeft kunnen en mogen besluiten aan [X] en [Y] een disciplinaire maatregel op te leggen, maar dat had moeten worden volstaan met een minder vergaande sanctie. Het geven van een ontslag op staande voet was, met andere woorden, niet gerechtvaardigd. Dit betekent dat het aan [X] en [Y] gegeven ontslag reeds daarom voorshands als niet rechtsgeldig dient te worden aangemerkt, waarbij in dit verband in het midden kan blijven of Amcor een eenduidig (sanctie)beleid voert en of ten aanzien van het aan [Y] gegeven ontslag is voldaan aan het onverwijldheidsvereiste.
3.14 Het vorenstaande brengt met zich, dat de vorderingen van [X] en [Y] tot wedertewerkstelling en loondoorbetaling toewijsbaar zijn. In dit verband dient voor wat betreft de wedertewerkstelling nog te worden opgemerkt, dat het voorwaardelijk ontbindingsverzoek, dat tegen [X] is ingesteld, nog niet is behandeld. Er is dan ook geen rekening gehouden met een in die procedure te nemen beslissing. (Andere) feiten en omstandigheden, die aan een wedertewerkstelling in de weg staan zijn niet gesteld of gebleken. Integendeel. Uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen is voldoende gebleken, dat Amcor het ontslag van [X] en [Y] zeer betreurde en enkel in hun overtreding van de veiligheidsvoorschriften aanleiding heeft gezien over te gaan tot het ontslag.
3.15 De vordering met betrekking tot de wettelijke verhoging is wegens de te late betaling van het loon eveneens toewijsbaar als gevorderd.
3.16 De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu [X] en [Y] hebben nagelaten een omschrijving te geven van de voor hun rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. De kosten waarvan zij vergoeding vorderen moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
3.17Amcor zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, met dien verstande dat de gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen indien en voor zover zij de proceskosten niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis zal hebben voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat Amcor, indien zij door de betekening van het vonnis kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De gevorderde nakosten zullen worden afgewezen nu niet, althans onvoldoende is gesteld of onderbouwd dat na het vonnis kosten zullen worden gemaakt, anders dan de eventuele kosten van tenuitvoerlegging van dit vonnis.
4. De beslissing in kort geding
De kantonrechter:
veroordeelt Amcor om [X] en [Y] onmiddellijk te werk te stellen inhoudende dat zij hen in staat stelt de bedongen arbeid te verrichten;
veroordeelt Amcor aan [X] (door) te betalen het hem toekomende loon vanaf 25 juli 2012 tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst naar behoren zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van maximaal 50% over de achterstallige loonbedragen;
veroordeelt Amcor aan [Y] (door) te betalen het haar toekomende loon vanaf 30 juli 2012 tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst naar behoren zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van maximaal 50% over de achterstallige loonbedragen;
veroordeelt Amcor in de kosten van dit geding aan de zijde van [X] en [Y] tot op heden begroot op € 708,64, daarin begrepen een bedrag van € 400,-- als salaris voor de gemachtigde van [X] en [Y], te vermeerderen met de wettelijke rente over (het totaal van) de proceskosten vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort, en in het openbaar uitgesproken op vrijdag 14 september 2012.