ECLI:NL:RBBRE:2012:BY5493

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
254776 / KG ZA 12-536
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Leijten
  • A. van de Kreeke-Schütz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijheid van meningsuiting versus journalistieke verantwoordelijkheid in kort geding over beschuldigingen aan financiële organisatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Breda is behandeld, staat de vrijheid van meningsuiting centraal in het kader van een kort geding. Eiseres, Dahabshiil Transfer Services Limited, een financiële organisatie met een hoofdkantoor in Londen, heeft gedaagde, een journalist en voorzitter van de Stichting Associated Somali Journalists (ASOJ), aangeklaagd vanwege een aantal publicaties op internet. Deze publicaties beschuldigen Dahabshiil van banden met terrorisme, het aanzetten tot moord en andere strafbare feiten. Dahabshiil vordert rectificatie van deze beschuldigingen en verwijdering van de publicaties, met een dwangsom als drukmiddel.

De voorzieningenrechter heeft in zijn vonnis geoordeeld dat de zaak zich niet leent voor een kort geding, gezien de ernst van de beschuldigingen en de fundamentele rol van vrijheid van meningsuiting. De rechter benadrukt dat er grote terughoudendheid moet worden betracht bij het nemen van beslissingen in kort geding, vooral wanneer het gaat om onderwerpen die van belang zijn voor het publieke debat, zoals terrorismebestrijding en veiligheid in Somalië. De rechter wijst erop dat de publicaties al geruime tijd geleden zijn geplaatst en dat een bodemprocedure meer op zijn plaats zou zijn geweest.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van Dahabshiil afgewezen en de proceskosten aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.176,50. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 29 november 2012, waarbij de rechter de uitvoerbaarheid van de kostenveroordeling bij voorraad heeft verklaard. De zaak illustreert de delicate balans tussen de bescherming van de vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de reputatie van individuen en organisaties in het digitale tijdperk.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 254776 / KG ZA 12-536
Vonnis in kort geding van 29 november 2012
in de zaak van
de rechtspersoon naar het recht van het Verenigd Koninkrijk,
DAHABSHIIL TRANSFER SERVICES LIMITED,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
eiseres,
advocaat mr. O.G. Trojan te Amsterdam,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
2. de stichting
STICHTING ASSOCIATED SOMALI JOURNALISTS,
gevestigd te Breda,
gedaagden,
advocaat mr. M.T.M. Koedooder te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Dahabshiil en [gedaagde 1] resp. ASOJ genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Dahabshiil
- de pleitnota van [gedaagde 1].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. Dahabshiil vordert – kort samengevat – [gedaagde 1] te veroordelen om een rectificatie met inhoud als in de dagvaarding vermeld te versturen aan dezelfde geadresseerden als aan wie hij zijn e-mail van 8 december 2011 heeft verzonden; een rectificatie met inhoud als in de dagvaarding vermeld te plaatsen op door [gedaagde 1] beheerste websites; alsmede een in de dagvaarding vermelde Engelse tekst evenals een Somalische vertaling ervan gedurende 30 dagen te plaatsen op de website www.asoj.org; alsmede een groot aantal in de dagvaarding omschreven artikelen van de in de dagvaarding genoemde websites te verwijderen en verwijderd te houden en [gedaagde 1] te verbieden de in de dagvaarding omschreven onrechtmatige beschuldigingen aan het adres van Dahabshiil te plaatsen op enige website; een en ander op straffe van een dwangsom van EURO 10.000 per dag met een maximum van
EURO 250.000,-- en met veroordeling van [gedaagde 1] in de kosten van het geding.
2.2. [gedaagde 1] voert verweer.
2.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De feiten
3.1. Dahabshiil is een financiële organisatie met wereldwijd 24.000 vestigingen, waarvan het hoofdkantoor van is gevestigd in het Verenigd Koninkrijk.
Het klantenbestand van Dahabshiil bestaat in Nederland voornamelijk uit hier wonende Somaliërs die via Dahabshiil geld overmaken naar familie en vrienden in Somalië.
[gedaagde 1], die in 2007 uit Somalië is gevlucht en als erkend vluchteling in Nederland verblijft, is voorzitter van Asoj en journalistiek verantwoordelijk voor de plaatsing op diverse websites, waaronder de website www.waagacusub.com, van diverse publicaties waarin Dahabshiil wordt beschuldigd van banden met terrorisme, het aanzetten tot moord en het aanzetten tot het plegen van strafbare feiten. [gedaagde 1] heeft geen gehoor gegeven aan diverse sommaties van Dahabshiil om beschuldigende publicaties van de websites te verwijderen.
4. De beoordeling
4.1. In deze zaak gaat het over een groot aantal publicaties op internet, waarvoor [gedaagde 1], respectievelijk Stichting ASOJ, journalistieke verantwoordelijkheid erkent.
De publicaties betreffen onderwerpen van belang voor het publieke debat in en over Somalië : terrorismebestrijding, veiligheid, opheldering van belangenposities en beëindiging van geweld in Somalië. In het bijzonder gaat het om beschuldigingen aan Dahabshiil van terrorisme, aanzetten tot moord en aanzetten tot andere strafbare feiten. Dit zijn zeer ernstige beschuldigingen, die buitengewoon diffamerend zijn. Echter, het gaat dus ook om uitlatingen die vallen onder de meest essentiële vorm van vrijheid van meningsuiting en waarop een beperking niet snel gerechtvaardigd is in de zin van artikel 10 lid 2 EVRM.
4.2. [gedaagde 1] verdedigt de juistheid en voldoende gegrondheid van deze berichtgeving. Dahabshiil betwist deze. Dahabshiil stelt dat [gedaagde 1] zijn stellingen moet bewijzen en dat hij dit niet doet en niet kan. [gedaagde 1] stelt dat het kort geding zich niet leent voor dit debat. Beide partijen stellen een veelheid van feiten en leggen elk vele schriftelijke stukken over ter verdediging van hun respectieve standpunten.
4.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het kort geding zich niet leent voor de beoordeling van de verweten publicaties. Aangezien het hier gaat om fundamentele vormen van vrijheid van meningsuiting is grote terughoudendheid op zijn plaats om beslissingen te baseren op een summiere behandeling in kort geding.
Voor de zorgvuldige beoordeling van de zaak is bewijsvoering nodig, waarvoor dit kort geding zich niet leent. Daar komt bij dat het voor een groot deel gaat om publicaties die al in 2009, 2010 en 2011 zijn geplaatst, zodat een bodemprocedure daarover reeds lang had kunnen zijn gestart. Het is juist dat in dit kort geding is gebleken dat [gedaagde 1] in het eerdere kort geding opzettelijk in strijd met de waarheid heeft ontkend verantwoordelijk te zijn voor een groot aantal publicaties. Dat verweer hoefde Dahabshiil echter niet ervan te weerhouden de bodemprocedure te beginnen en die ontkenning daarin te weerleggen. Hoezeer zijn genoemde onwaarachtigheid de geloofwaardigheid van [gedaagde 1] in algemene zin ook schaadt, het is niet voldoende om zonder verder onderzoek zijn verweer ten aanzien van de inhoud van de berichtgeving in alle opzichten ongeloofwaardig te oordelen.
Tenslotte weegt mee dat blijkens een door Dahabshiil zelf overgelegd rapport de Somalische journalistiek geen enkel gezag geniet. Dit relativeert het spoedeisend belang bij een correctie.
5. De kostenveroordeling
5.1. Dahabshiil zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] worden begroot op:
- griffierecht EURO 360,50 (EURO 73,00 + EURO 287,50)
- salaris advocaat EUR 816,00
Totaal EURO 1.176,50
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
6.1. wijst de vorderingen af,
6.2. veroordeelt Dahabshiil in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op EURO 1.176,50;
6.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Leijten en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 29 november 2012 in aanwezigheid van mr. Van de Kreeke-Schütz.