Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
23 december 2010 tegen het besluit van verweerder van 23 november 2010 (AWB 12/8207).
Voorts heeft eiser beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn bezwaar van 18 januari 2011 tegen het besluit van verweerder van 22 december 2010 (AWB 12/8209).
Bij besluit van 18 september 2012 heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen de besluiten van 23 november 2010 en 22 december 2010 ongegrond verklaard.
Eiser kan zich niet vinden in dit besluit (AWB 12/10057).
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd.
De beroepen zijn op 23 mei 2013 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. R.J. Ruiter als zijn raadsman.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts is verschenen [A], directeur van de Dienst Geestelijke Verzorging (DGV) bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).
Overwegingen
1.1 Eiser is met ingang van 1 januari 2008 aangesteld in de functie van islamitisch geestelijk verzorger (IGV) bij de DGV van de DJI. Met eiser is afgesproken dat hij nog dient te voldoen aan de “taaleis”. Indien eiser beschikt over het NT2 diploma, heeft hij hieraan voldaan. Het behalen van het NT2 diploma is een vereiste voor de functie en zal ertoe leiden dat eiser uiteindelijk wordt aangesteld in vaste dienst. Bij besluit van
1.2 Bij besluit van 23 november 2010 is eiser, wegens het vermoeden dat eiser op grond van artikel 91, eerste lid, sub c, van het ARAR met onmiddellijke ingang geschorst in het belang van de dienst. De schorsing blijft van kracht gedurende de duur van het onderzoek en de daarop volgende formele besluitvorming. Eiser behoudt zijn aanspraak op bezoldiging.
Eiser heeft bij brief van 23 december 2010 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.3 Bij besluit van 22 december 2010 is eiser medegedeeld dat aannemelijk is dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim. Voorts wordt het onmogelijk geacht dat eiser op 31 december 2010 aan alle gestelde opleidings- en taaleisen voor IGV zal voldoen, waarvoor hij de (verlengde) tijdelijke aanstelling van 1 januari 2008 tot uiterlijk 31 december 2010 heeft ontvangen. Besloten is om eisers tijdelijke aanstelling met onmiddellijke ingang eerder te beëindigen, te weten met ingang van 23 december 2010. De bezoldiging wordt doorbetaald tot eisers tijdelijke aanstelling van rechtswege eindigt per
1.4 Eiser is op 7 juli 2011 gehoord in het kader van zijn bezwaren van
Op 9 augustus 2011 heeft de Adviescommissie bezwaarschriften Algemene wet bestuursrecht inzake personele aangelegenheden ministerie van Veiligheid en Justitie (hierna: de commissie) verweerder van advies gediend. Dit advies strekt tot herroeping van het besluit van 23 november 2010, gedeeltelijke herroeping van het besluit van
22 december 2010, voor zover eisers tijdelijke aanstelling tussentijds is beëindigd, en handhaving van het besluit van 22 december 2010, voor zover eiser is medegedeeld dat zijn aanstelling per 1 januari 2011 van rechtswege eindigt.
1.5.1 Bij uitspraak ex artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van
23 december 2010 gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiser van
Hiertegen zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
1.5.2 Bij uitspraak ex artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van
18 januari 2011 gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiser van
Hiertegen zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
1.5.3 Eiser heeft verweerder bij brieven van 5 april 2012 in gebreke gesteld ter zake van het uitblijven van een besluit op het bezwaar van 23 december 2010 en een besluit op het bezwaar van 18 januari 2011. Bij brieven van 23 juli 2012 heeft eiser, na diverse schriftelijke herinneringen te hebben verzonden aan verweerder, verweerder medegedeeld dat verweerder per 23 juli 2012 per zaak het maximum van € 15.000,-- aan dwangsommen heeft verbeurd. Eiser stelt evenmin de door de rechtbank per zaak toegewezen bedragen van € 1.260,-- (eerder verbeurde dwangsommen), € 109,25 (proceskosten) en
€ 152,-- (griffierecht) te hebben ontvangen, derhalve is verweerder in totaal 2x € 16.521,25 verschuldigd.
1.6 Bij brieven gedateerd 24 oktober 2011, ontvangen bij deze rechtbank op
18 januari 2011 (AWB 12/8209).
Bij brief van 17 september 2012 in de zaak AWB 12/8207 heeft verweerder de rechtbank medegedeeld dat de beslistermijn ruimschoots is overschreden. Verweerder meent dat een dwangsom van €1.260,-- is verbeurd.
Ter zake van de brief van de rechtbank van 2 november 2012 in de zaak AWB 12/8209, waarbij verweerder een rappel is verzonden ter zake van de brief van de rechtbank van
1.7 Bij besluit van 18 september 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiser van
Eiser heeft bij brief van 29 oktober 2012 beroep ingesteld tegen dit besluit.
De rechtbank heeft de beroepen met zaaknummers AWB 12/8207 en AWB 12/8209 geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 18 september 2012. Het beroep tegen het besluit van 18 september 2012 word om administratieve redenen voortgezet onder zaaknummer AWB 12/10057.
AWB 12/8207 en AWB 12/8209
Voorts is van belang dat eiser niet aannemelijk heeft kunnen maken dat hij heeft voldaan aan het vereiste van het NT2 Nederlandse taal diploma. Verweerder heeft eiser sinds de aanvang van zijn tijdelijke aanstelling voor bepaalde tijd meerdere malen medegedeeld dat hij diende te voldoen aan dit vereiste.Het standpunt van eiser dat hij een door zijn leidinggevende goedgekeurde taalcursus heeft gevolgd vindt daarentegen geen steun in de gedingstukken. Verweerder heeft zich op grond hiervan terecht bevoegd geacht om de aanstelling van eiser na afloop van de gestelde termijn niet te verlengen of om te zetten in een vaste aanstelling. Niet kan worden gezegd dat verweerder niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd kan niet leiden tot een ander oordeel.