Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2013 in de zaak tussen
[eiser], geboren op[geboortedatum], van Afghaanse nationaliteit, eiser,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
6 juni 2012 hebben de Griekse autoriteiten meegedeeld eiser terug te willen nemen op grond van artikel 6, tweede lid, van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (Terugkeerrichtlijn). Zij hebben tevens te kennen gegeven dat eiser in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning op humanitaire gronden, geldig tot 8 augustus 2013.
(Dublin-verordening) toe. Eiser heeft in dit verband gewezen op een zaak van een Bulgaarse vreemdeling, waaruit volgt dat verweerder de Dublin-verordening wel heeft toegepast. Bovendien maakt verweerder een oneigenlijk gebruik van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000. De enige reden waarom verweerder voor deze bepaling kiest is om een route te vinden om de asielaanvraag toch te kunnen afwijzen en een argument te hebben om te kunnen aangeven dat het toch niet in strijd is met het eigen beleid om geen vreemdelingen op basis van de Dublin-verordening over te dragen aan Griekenland (zoals onder meer vermeld in de brief van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel (minister) aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 31 juli 2012).
30 mei 2012 meegedeeld dat eiser in Nederland een asielaanvraag had ingediend en was Griekenland daarvan aldus op de hoogte. Griekenland heeft hierin geen aanleiding gezien zich te verzetten tegen eisers terugkeer op grond van de Terugkeerrichtlijn.
In de eerste plaats heeft eiser daartoe aangevoerd dat hij in Griekenland gediscrimineerd wordt op basis van zijn Afghaanse nationaliteit, mogelijk in combinatie met ras en religie. Eiser heeft zelf ernstige discriminatie meegemaakt, zowel van de zijde van de Griekse burgers als van de zijde van de Griekse autoriteiten (politie). Zijn relaas past in hetgeen in rapporten en in meergenoemde brief van de minister naar voren komt over geweld tegen immigranten.
In de tweede plaats heeft eiser daartoe aangevoerd dat hij slechts in het bezit is van een tijdelijke verblijfsvergunning in Griekenland, terwijl die verblijfsvergunning inmiddels is verlopen. Ten aanzien van Griekenland kan niet worden gezegd dat er voldoende zekerheid bestaat dat Griekenland niet (na afloop van de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning) zal overgaan tot refoulement naar Afghanistan. De Griekse asielprocedure is niet met voldoende waarborgen omkleed. Ter onderbouwing verwijst eiser naar de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 21 januari 2011 inzake M.S.S. tegen België en Griekenland (ECLI:CE:ECHR:2011:BP4356), de uitspraak van de Afdeling van 6 maart 2012 (201007334/1/V3, www.raadvanstate.nl), het beleid weergeven in meergenoemde brief van de minister en artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Bovendien zijn de leefomstandigheden voor statushouders in Griekenland ver onder de maat. Zeker in de huidige economische crises worden immigranten met de nek aangekeken. Er is geen werk, geen inkomen, maar wel een flinke portie discriminatie, die het leven in Griekenland onmogelijk maakt. Dit maakt dat sprake is van een onmenselijke, althans vernederende behandeling. Gezien evenbedoelde uitspraak van het EHRM en het beleid dat verweerder voert, mocht verweerder wat betreft Griekenland niet zonder meer uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verweerder gaat er voorts ten onrechte van uit dat eiser zich bij problemen tot instanties in Griekenland zou kunnen wenden. De Griekse politie is niet de beschermer van mensenrechten, maar de veroorzaker van mensenrechtenschendingen. Deze politie is de reden dat vreemdelingen, althans eiser het land hebben moeten verlaten. Eiser kan in Griekenland niet beschikken over een effectief rechtsmiddel in de zin van artikel 13 van het EVRM. De politie is tegen je en eiser beschikt niet over middelen om rechtsbijstand te kunnen inhuren. Er is niemand in Griekenland die hem hulp verleent.
- een artikel uit de New York Times van 26 januari 2012, “Greece’s Epidemic of Racist Attacks”;
- een rapport van Human Rights Watch (HRW) van juli 2012, “Hate on the streets, xenophonic violence in Greece”;
- een rapport van Pro Asyl van juni 2012, “I came here for peace; the systematic ill-treatment of migrants and refugees by state agents in Patras”;
- een rapportage van Aitima van 14 februari 2012, “Greece: The rights of refugees in times of economic crisis”.
a. het leven en de vrijheid worden niet bedreigd om redenen van ras, religie, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging, en
b. het beginsel van non-refoulement overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag wordt nageleefd, en
c. het verbod op verwijdering in strijd met het recht op vrijwaring tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling, zoals neergelegd in het internationaal recht, wordt nageleefd, en
d. de mogelijkheid bestaat om om de vluchtelingenstatus te verzoeken en, indien hij als vluchteling wordt erkend, bescherming te ontvangen overeenkomstig het Vluchtelingenverdrag.
Dublin-verordening niet over te dragen aan Griekenland en eiser wel.