Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Vonnis van 20 november 2013
De procedure
- de dagvaarding van 10 augustus 2011, met producties;
- het herstelexploot van 9 september 2011, met betekening van een kopie dagvaarding en met aanzegging van de nieuwe eerste rolzitting van 28 september 2011;
- de conclusie van antwoord van 9 november 2011, met producties;
- het tussenvonnis van 23 november 2011 en het instructieformulier van 24 januari 2012;
- het proces-verbaal van de eerste comparitie van partijen van 22 maart 2012, met de daarin genoemde akten met extra producties van eisers en gedaagde;
- de beschikkingen van 27 juni 2012, 26 september 2012, en 2 en 4 oktober 2012;
- het proces-verbaal van de tweede comparitie van partijen van 19 december 2012, met de daarin genoemde brieven met extra producties van eisers en gedaagde;
- het tussenvonnis van 27 maart 2013;
- de akte van depot van de griffier van de rechtbank van 24 juni 2013, met het daarbij door mr. Maat gedeponeerde originele taxatierapport met twee CD-Roms met daarop digitaal fotomateriaal van de taxateur Joldersma;
- de akte na tussenvonnis van mr. Maat van 26 juni 2013, met zijn producties 1 t/m 4 na tussenvonnis;
- de akte na tussenvonnis en tevens antwoordakte van mr. Van der Heijden van 24 juli 2013, met zijn producties 1 t/m 21 na tussenvonnis, waaronder als productie 10 een akte van boedelbeschrijving van 9 juli 2013 van boedelnotaris [notaris] met bijlagen;
- de antwoordakte met rectificatie en met de extra producties 5 t/m 9 van 21 augustus 2013 van mr. Maat.
De verdere beoordeling na het tussenvonnis van 27 maart 2013
activamet de waarde per de peildatum 10 augustus 2010 neemt de rechtbank alles afwegende de hierna volgende
vetgedrukte bedragenin aanmerking, waarbij de rechtbank al rekening houdt met het feit dat er sprake was van gemeenschappelijk vermogen van [E] en [D], waartoe ieder voor 50% gerechtigd was.
€ 120.000,-, dat is 50% van de marktwaarde van € 240.000,- van het registergoed op [1] (de bedrijfsruimte van de pizzeria) zoals getaxeerd door Heus in februari 2011. Gelet op het door [eisers ABC] in hun eerste vordering voor dit registergoed aldus gemaximeerde bedrag staat het de rechtbank niet vrij een eventuele hogere marktwaarde per augustus 2010 te schatten en in aanmerking te nemen.
€ 105.000,-dat is 50% van de marktwaarde van € 210.000,- van het registergoed op [2] (de eigen bovenwoning) zoals getaxeerd door Heus in februari 2011. Ook hier staat het de rechtbank gelet op het ter zake gevorderde maximum bedrag niet vrij een eventuele hogere marktwaarde in augustus 2010 in aanmerking te nemen.
€ 80.000,-, dat is 50% van de door de rechtbank aan de hand van de beschikbare gegevens zoals WOZ-waarden en inhoud in kubieke meters geschatte marktwaarde van € 160.000,- van het registergoed op nummer 10 (de verhuurde tweede bovenwoning).
€ 51.710,-, dat is 50% van de door taxateur Joldersma getaxeerde verzekeringswaarden van in totaal € 103.420,- van alle roerende zaken, inclusief de inventaris en voorraden van de pizzeria “going concern”;
€ 59.773,-, dat is de fictieve verkrijging van 50% van de wegens levensverzekeringen na het overlijden uitgekeerde bedragen van € 12.908,- AMEV, € 38.571,- REAAL en
€ 68.067,- Nationale Nederlanden, in totaal dus € 119.546,-.
€ 399,-, dat is 50% van de gezamenlijke banksaldi van € 798,- op de peildatum.
passivamet de waarde per de peildatum 10 augustus 2010 neemt de rechtbank alles afwegende de hierna volgende
vetgedrukte bedragenin aanmerking, waarbij de rechtbank al rekening houdt met het feit dat er sprake was van een gemeenschappelijke onderlinge draagplicht van [E] en [D], ieder voor 50% van de gemeenschappelijke schulden.
- € 34.033,50, dat is 50% van de gezamenlijke hypotheekschuld van afgerond € 68.067,- aan ING Bank voor (onder meer) het registergoed op [1] (de bedrijfsruimte).
- € 35.735,-, dat is 50% van de gezamenlijke hypotheekschuld van afgerond € 71.470,- aan REAAL voor het registergoed op [2] (de eigen bovenwoning).
- € 56.223,-, dat is 50% van de gezamenlijke hypotheekschuld van € 112.446,- aan Quion voor het registergoed op nummer 10 (de verhuurde bovenwoning).
- € 6.346,50, dat is 50% van de gezamenlijke schuld van afgerond € 12.693,- aan ING Bank voor het bankkrediet van de pizzeria.
- € 3.405,-, dat is het afgeronde saldo van alle begrafeniskosten minus de uitkering van de uitvaartverzekering.
+ € 281.139,-bedraagt. Andere activa of passiva dan de hiervoor door de rechtbank in aanmerking genomen bedragen, zijn in deze procedure door beide advocaten onvoldoende gesteld of gebleken. Het (nog) niet opeisbare legaat aan ieder van de [eisers ABC] in het testament van hun moeder bedraagt “het versterferfdeel in mijn nalatenschap als ware ik gehuwd”, dat is dus ieder 1/4de deel van € 281.139,- =
ieder € 70.284,75 in hoofdsom, vermeerderd met de enkelvoudige testamentaire rente daarover met ingang van 10 augustus 2010 zoals nader bepaald onder II.B.3 in het testament van [E].