ECLI:NL:RBDHA:2013:19694
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake aanvraag machtiging tot verblijf voor gezinshereniging met aandacht voor tolkkwaliteit en miscommunicatie
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 30 mei 2013, wordt de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot verblijf (mvv) in het kader van gezinshereniging beoordeeld. Eiseres, van Chinese nationaliteit, had op 24 maart 2011 een aanvraag ingediend, die op 31 januari 2012 door de minister van Buitenlandse Zaken was afgewezen. Het bezwaar hiertegen werd op 16 november 2012 ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat er sprake was van een gezinsband met haar referent, haar echtgenoot, die op 1 september 2010 een verblijfsvergunning had verkregen. De rechtbank constateert dat er tijdens het gehoor op 14 september 2011, waar eiseres en referent simultaan werden gehoord, geen gebruik is gemaakt van een beëdigde tolk, wat heeft geleid tot miscommunicatie. Dit is in strijd met de interne richtlijnen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De rechtbank oordeelt dat de beslismedewerker zich niet voldoende heeft vergewist van de zorgvuldigheid van het gehoor, wat de rechtspositie van eiseres heeft geschaad. De rechtbank wijst erop dat de tegengeworpen tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiseres en referent onvoldoende zijn gemotiveerd door verweerder. De rechtbank besluit dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en geeft verweerder de gelegenheid om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de geconstateerde gebreken. De termijn voor dit nieuwe besluit is vastgesteld op twee weken na verzending van de tussenuitspraak.