ECLI:NL:RBDHA:2013:19700
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlening verblijfsvergunning voor vreemdeling die buiten schuld niet uit Nederland kan vertrekken
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning door een vreemdeling van onbekende nationaliteit. De vreemdeling had op 21 september 2010 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken'. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar aantekende. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet tijdig had beslist op het bezwaar, wat leidde tot een gegrondverklaring van het beroep.
De rechtbank concludeerde dat de vreemdeling, na een jaar van bemiddeling door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), niet het gewenste resultaat had behaald. De rechtbank vond het onwenselijk dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning volledig afhankelijk zou zijn van de tijdigheid van de reactie van de Russische autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling op 3 maart 2012 voldeed aan de voorwaarden voor de verblijfsvergunning, omdat hij aantoonbaar had geprobeerd zijn vertrek te realiseren en dat de bemiddeling niet het gewenste resultaat had opgeleverd.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de staatssecretaris en droeg deze op om de vreemdeling met ingang van 3 maart 2012 in het bezit te stellen van de gevraagde verblijfsvergunning. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de vreemdeling. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door de overheid en de rechten van vreemdelingen die buiten hun schuld niet kunnen vertrekken.