De rechtbank Den Haag heeft op 28 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige en het bezit van kinderporno en dierenporno. De verdachte, geboren op [geboortedatum] en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman mr. R.H. Dormeier. Tijdens de terechtzitting op 14 augustus 2013 werd de verdachte gehoord, evenals de benadeelde partij, [slachtoffer], die een schadevergoeding van € 830,83 vorderde. De officier van justitie, mr. B.J. Berton, eiste een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een contactverbod met het slachtoffer.
De tenlastelegging omvatte onder andere het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer], die op het moment van de feiten nog geen 4 jaar oud was, en het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, omdat niet alle afbeeldingen voldoende feitelijk waren omschreven. Dit leidde tot een partiële nietigheid van de tenlastelegging.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele handelingen, maar achtte het bewezen dat hij ontuchtige handelingen had gepleegd door het naar beneden trekken van de maillot en het onderbroekje van het slachtoffer. Ook werd bewezen verklaard dat de verdachte in bezit was van kinderpornografisch materiaal en dierenporno. De rechtbank overwoog dat de verdachte door zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer had geschonden en dat dit ook grote maatschappelijke verontrusting teweegbracht.
De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 40 uur opgelegd en werd de verdachte verplicht tot reclasseringscontact en behandeling. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat niet was komen vast te staan dat het slachtoffer rechtstreeks schade had geleden door het bewezen verklaarde feit.