ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2362

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
440039 FA RK 13-2446
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering en voorlopige voogdij in het kader van crossborder mediation

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2013, betreft het een verzoek tot terugkeer van twee minderjarigen naar Bulgarije in het kader van internationale kinderontvoering. De vader heeft verzocht om de onmiddellijke terugkeer van de kinderen, die zonder zijn toestemming naar Nederland zijn overgebracht door de moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], hun gewone verblijfplaats in Bulgarije hadden vóór hun overbrenging naar Nederland in september 2012. De vader had zijn gezag over de kinderen niet ingetrokken en had niet ingestemd met de verhuizing naar Nederland. De rechtbank heeft de relevante bepalingen van het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen in overweging genomen, dat de onmiddellijke terugkeer van kinderen beoogt die ongeoorloofd zijn overgebracht.

Tijdens de regiezitting op 18 april 2013 waren de vader en zijn advocaat aanwezig, terwijl de moeder en haar advocaat niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenden en dat de overbrenging in strijd was met het gezagsrecht van de vader. De rechtbank heeft de terugkeer van de kinderen naar Bulgarije gelast, met de voorwaarde dat de moeder de kinderen uiterlijk op 1 juli 2013 terugbrengt. De rechtbank heeft ook de voorlopige voogdij van Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant over de kinderen verlengd tot dezelfde datum, met de bepaling dat de kinderen niet uit huis worden geplaatst zonder instemming van de rechtbank.

De rechtbank heeft de verzoeken van de vader toegewezen en de moeder opgedragen om de kinderen terug te brengen naar Bulgarije, waarbij de rechtbank de voorwaarden voor de terugkeer heeft vastgesteld. De beschikking is gegeven door de rechters, die ook kinderrechters zijn, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 13-2446
Zaaknummer: C/09/440039
Datum beschikking: 17 mei 2013
Internationale kinderontvoering en voorlopige voogdij
Beschikking op het op 28 maart 2013 ingekomen verzoek van:
[de vader],
de vader,
wonende te [woonplaats] (Bulgarije),
advocaat: mr. A. van Toorn te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder],
de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. Z.M. Alaca te Eindhoven.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief met bijlagen d.d. 8 april 2013 van de zijde van de vader;
- het faxbericht d.d. 24 april 2013 van Bureau Jeugdzorg Helmond;
- het faxbericht met bijlagen d.d. 26 april 2013 van de zijde van de vader.
Op 18 april 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader en zijn advocaat. De vader werd tevens bijgestaan door mevrouw E.N. van Ringelesteijn, tolk in de Bulgaarse taal. Het betrof hier een regiezitting in het kader van crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter, mr. J. Brandt. De moeder en haar advocaat zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de regiezitting verschenen.
Blijkens het proces-verbaal van de regiezitting, is de vader ter zitting telefonisch met mevrouw [naam], als vertegenwoordigster van moeder, overeengekomen dat de minderjarigen bij de vader zullen zijn:
- donderdag 18 april 2013 van 16.00 uur tot 18.30 uur;
- van vrijdag 19 april 2013 16.00 uur tot zaterdag 20 april 2013 18.00 uur,
waarbij de vader de minderjarigen zal ophalen op het adres [adres] en mevrouw [vertegenwoordigster van moeder] de minderjarigen zal afgeven aan de vader.
Bij beschikking van [datum] 2013 van deze rechtbank is Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, vestiging [plaats], belast met de voorlopige voogdij over na te noemen minderjarigen. Hierbij zijn alle bevoegdheden ten aanzien van de persoon en het vermogen van de minderjarigen aan de benoemde voogdijinstelling toegekend onder de voorwaarde dat de minderjarigen niet uit huis worden geplaatst dan na instemming van de kinderrechter.
De geplande behandeling ter terechtzitting van de meervoudige kamer op 26 april 2013 is niet doorgegaan omdat de vader en de moeder blijkens voormeld faxbericht d.d. 26 april 2013 van de zijde van de vader overeenstemming hebben bereikt over de terugkeer van de minderjarigen naar Bulgarije uiterlijk op 1 juli 2013.
De vader heeft zijn verzoek niet ingetrokken.
Verzoek en verweer
De vader heeft de rechtbank verzocht:
- de onmiddellijke terugkeer te bevelen van na te noemen minderjarigen naar Bulgarije, dan wel terugkeer op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, waarbij de moeder de minderjarigen zal terugbrengen naar Bulgarije, danwel, indien zij dit nalaat, zij de minderjarigen met de benodigde reisdocumenten zal afgeven aan de vader opdat hij de minderjarigen kan meenemen naar Bulgarije;
- met onmiddellijke ingang een stichting die een bureau jeugdzorg in stand houdt te belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarigen.
De moeder heeft geen verweer gevoerd.
Feiten
- Partijen zijn gehuwd op [datum huwelijk] 2003 te [plaats huwelijk] (Bulgarije).
- Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen:
* [minderjarige 1], op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Bulgarije);
* [minderjarige 2] op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Bulgarije).
- Op 6 oktober 2011 heeft de vader in een notariële verklaring toestemming aan de moeder verleend om met de minderjarigen Bulgarije te verlaten en herhaaldelijk te reizen overal in het buitenland voor onbepaalde tijd.
- Op 10 september 2012 heeft de vader deze toestemming in een notariële verklaring ingetrokken.
- De moeder heeft in 2012 bij de rechtbank te [plaats] (Bulgarije) een echtscheidingsprocedure [dossiernummer] aanhangig gemaakt.
- De moeder is op 6 september 2012 met de minderjarigen naar Nederland gereisd, alwaar de ouders van de moeder wonen.
- Partijen en de minderjarigen hebben de Bulgaarse nationaliteit.
- Op 17 april 2013 hebben de ouders in Bulgarije een echtscheidingsconvenant gesloten, waarin zij - onder meer - zijn overeengekomen:
* dat het ouderlijk gezag na de echtscheiding wordt toegekend aan de moeder;
* dat de kinderen dienen te worden opgevoed op het grondgebied van de republiek Bulgarije;
* dat de vader recht heeft op persoonlijke contacten met de kinderen;
* dat het woonadres van de kinderen in Bulgarije zal zijn op een plaats gekozen door de moeder;
* dat de moeder verplicht is om de kinderen naar Bulgarije te brengen niet later dan 1 juli 2013.
Beoordeling
Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Het verzoek van de vader is gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Nederland en Bulgarije zijn partij bij het Verdrag.
Het Verdrag heeft - voor zover hier van belang - tot doel de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht of worden vastgehouden in een Verdragsluitende staat. Het Verdrag beoogt hiermee een zo snel mogelijk herstel van de situatie waarin het kind zich bevond direct voorafgaand aan de ontvoering of vasthouding. Een snel herstel van de aan de ontvoering of vasthouding voorafgaande situatie wordt geacht de schadelijke gevolgen hiervan voor het kind te beperken.
Er is sprake van ongeoorloofde overbrenging of ongeoorloofde achterhouding in de zin van het Verdrag, wanneer de overbrenging of het niet doen terugkeren, geschiedt in strijd met een gezagsrecht ingevolge het recht van de staat waarin het kind onmiddellijk voor zijn overbrenging of vasthouding zijn gewone verblijfplaats had en dit recht alleen of
gezamenlijk werd uitgeoefend op het tijdstip van het overbrengen of niet doen terugkeren, dan wel zou zijn uitgeoefend indien een zodanige gebeurtenis niet had plaatsgevonden (artikel 3 van het Verdrag).
Ongeoorloofd overbrengen in de zin van artikel 3 van het Verdrag
Allereerst dient de rechtbank te beoordelen of [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ten tijde van de door de vader gestelde overbrenging hun gewone verblijfplaats in Bulgarije hadden. De rechtbank merkt hierbij op dat het begrip "gewone verblijfplaats" als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag een feitelijk begrip is waaraan inhoud wordt gegeven door de feiten en omstandigheden van het concrete geval.
Onweersproken is gebleven dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vanaf hun geboorte tot aan hun overbrenging naar Nederland in september 2012 in Bulgarije hebben gewoond. Gelet hierop staat genoegzaam vast dat de gewone verblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onmiddellijk vóór hun overbrenging in Bulgarije was.
Nu [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ten tijde van hun overbrenging naar Nederland hun gewone verblijfplaats in Bulgarije hadden, moet, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 en sub a van het Verdrag, beoordeeld worden of de overbrenging al dan niet heeft plaatsgevonden in strijd met het Bulgaarse gezagsrecht.
Op grond van artikel 122 van het Familiewetboek van de Republiek Bulgarije wordt de ouderlijke verantwoordelijkheid respectievelijk de ouderlijke verplichtingen ten opzichte van kinderen onder 18 jaar gedragen door elk van de ouders, terwijl beide ouders, al dan niet met elkaar gehuwd, gelijke rechten en plichten hebben. Op grond van artikel 123 lid 2 van genoemd Familiewetboek geschiedt het uitoefenen van de ouderlijke verantwoordelijkheid in onderlinge toestemming van de ouders. Onweersproken is dat de ouders ten tijde van de overbrenging naar Nederland in september 2012 gezamenlijk het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hadden.
Nu de vader zijn gezag vóór de overbrenging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar Nederland daadwerkelijk uitoefende en hij niet heeft ingestemd met de overbrenging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar Nederland met het doel daar permanent te blijven, is de overbrenging geschied in strijd met het gezagsrecht van de vader. De overbrenging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar Nederland dient derhalve als ongeoorloofd te worden beschouwd in de zin van artikel 3 van het Verdrag.
Nu er minder dan één jaar is verstreken tussen de overbrenging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar Nederland en het tijdstip van indiening van het verzoek en nu gesteld noch gebleken is dat er sprake is van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 van het Verdrag althans van een andere weigeringsgrond, dient ingevolge artikel 12 van het Verdrag in beginsel de onmiddellijke terugkeer van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te volgen.
Nu de ouders zijn overeengekomen dat de moeder de minderjarigen uiterlijk op 1 juli 2013 zal terugbrengen naar Bulgarije zodat de minderjarigen hun schooljaar in Nederland kunnen afmaken, zal de rechtbank de terugkeer van de minderjarigen naar Bulgarije gelasten waarbij primair wordt bepaald dat de moeder de minderjarigen uiterlijk op 1 juli 2013 dient terug te brengen naar Bulgarije.
Voorlopige voogdij
Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant is thans belast met de voorlopige voogdij over de minderjarigen van [datum] 2013 tot [datum] 2013.
In verband met het voorgaande zal de rechtbank deze maatregel verlengen tot en met 1 juli 2013.
De rechtbank overweegt hierbij wellicht ten overvloede dat deze maatregel haar kracht verliest zodra de minderjarigen naar Bulgarije zijn vertrokken.
Beslissing
De rechtbank:
gelast de terugkeer van de minderjarigen:
- [minderjarige 1], op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Bulgarije);
- [minderjarige 2] op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Bulgarije),
naar Bulgarije uiterlijk op 1 juli 2013, waartoe de moeder de minderjarigen dient terug te brengen naar Bulgarije en beveelt, indien de moeder nalaat de minderjarigen terug te brengen naar Bulgarije, dat de moeder de minderjarigen met de benodigde geldige reisdocumenten aan de vader zal afgeven uiterlijk op 1 juli 2013, opdat de vader de minderjarigen zelf mee terug kan nemen naar Bulgarije;
verlengt de voorlopige voogdij van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, vestiging [plaats], over voornoemde minderjarigen tot en met 1 juli 2013;
stelt vast dat alle bevoegdheden ten aanzien van de persoon en het vermogen van de minderjarigen tot en met 1 juli 2013 aan Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant worden toegekend, onder de voorwaarde dat de minderjarigen niet uit huis worden geplaatst dan na instemming van de rechtbank;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.C. Olland, M. Dam en H.M. Boone, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. A.W. Spee als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 mei 2013.