3.Eiseres heeft een beroep gedaan op de volgende stukken:
a. een notitie van Vluchtelingenwerk Nederland over Italië – Dublin, van 28 oktober 2013;
b. het rapport “Gutachten zum Beweisbeschluss des VG Braunschweig vom 28.09.2012” van Borderline-Europe van december 2012;
c. het rapport “National Country Report – Italy” van Asylum Information Database (AIDA) van mei 2013;
d. het rapport “Italien: Aufnahmebedingungen – Aktuelle Situation von Asylsuchenden und Schutzberechtigden, insbesondere Dublin-Rückkehrenden” van de Schweizerische Flüchtlingshilfe, van 1 oktober 2013;
e. het bericht “UNHCR urges Italy to improve facilities on Lampedusa as boat tragedy death toll rises” van 9 oktober 2013;
f. de UNHCR “Recommendations on Important Aspects of Refugee Protection in Italy”, van juli 2013;
g. een bericht van ECRE Weekly Bulletin van 18 januari 2013 over detentieomstandigheden in Italië;
h. een uitspraak van het Verwaltungsgericht Braunschweig van 21 februari 2013;
i. een uitspraak van het Oberverwaltungsgericht Rheinland-Pfalz van 19 juni 2013;
j. een uitspraak van het Oberverwaltungsgericht Nordrhein-Westfalen van 25 juni 2013;
k. een uitspraak van het Verwaltungsgericht Frankfurt am Main van 9 juli 2013;
l. vijf interim measures van het EHRM inzake uitzettingen vanuit Denemarken naar Italië.
4.1De rechtbank stelt vast dat de gestelde feiten en de genoemde rapporten dateren van na het laatste afwijzende besluit van 17 januari 2012.
4.2De rechtbank stelt verder vast dat de Afdeling in drie uitspraken van 26 februari 2014, met nummers 201310669/1, 201310166/1 en 201309818/1, (www.raadvanstate.nl), onder verwijzing naar onder meer het arrest van het EHRM inzake S. Mohammed Hussein e.a. tegen Nederland van 2 april 2013 met nummer 27725/10 (www.ehcr.coe.int) en eerdergenoemd arrest N. Mohammed Hassan e.a. tegen Nederland en Italië, heeft geoordeeld dat er in Italië geen aan het systeem gerelateerde tekortkomingen zijn waar het gaat om opvang voor asielzoekers, toegang tot de asielprocedure en het verschaffen van ondersteuning en faciliteiten aan asielzoekers, zoals aan de orde in de zaak M.S.S. tegen Griekenland en België, zodat overdracht aan Italië geen schending van artikel 3 van het EVRM oplevert. Verder heeft de Afdeling in deze uitspraken geoordeeld dat, hoewel in Italië de algemene situatie en leefomstandigheden van asielzoekers bepaalde tekortkomingen kennen, het door de vreemdelingen aangevoerde, waaronder ook de in rechtsoverweging 3 onder b, c, d, f, h, i, j en k vermelde stukken waar eiseres zich op heeft beroepen, geen grond biedt voor het oordeel dat de situatie van asielzoekers wezenlijk is verslechterd ten opzichte van de situatie in de periode die in voormelde uitspraken van de Afdeling en beslissingen van het EHRM aan de orde was, of dat zich aan het systeem gerelateerde tekortkomingen voordoen. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat op voorhand is uitgesloten dat deze stukken kunnen afdoen aan het eerdere besluit, zodat deze stukken geen nova zijn in de in rechtsoverweging 1.4 bedoelde zin. Daaraan doet niet af, zoals eiseres heeft betoogd, dat zij alleenstaande moeder is met twee kinderen en dat haar situatie in zoverre afwijkt van de zaken waarover de Afdeling heeft beslist. Uit de door haar overgelegde stukken blijkt immers niet dat voor Dublin-terugkeerders in een vergelijkbare situatie als de hare wel een risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM.
4.3 De berichten, genoemd in rechtsoverweging 3 onder e en g kunnen ook niet afdoen aan het eerdere besluit omdat deze gaan over de situatie op Lampedusa, respectievelijk de detentieomstandigheden, en niet is gebleken dat eiseres in vergelijkbare omstandigheden terecht zal komen. Hetzelfde geldt voor de notitie, genoemd in rechtsoverweging 3. onder a, nu deze slechts een weergave van de overige genoemde stukken bevat. De rechtbank is tot slot van oordeel dat de interim measures, genoemd in rechtsoverweging 3 onder l onvoldoende grond bieden voor een ander oordeel, omdat deze niet gemotiveerd zijn en eiseres niet heeft onderbouwd waarom in haar geval sprake zou zijn van een gelijke situatie.