In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, tevens in de hoofdzaak, betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Verzoeker, een Iraanse nationaliteit, had op 28 januari 2014 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris had op 1 juli 2014 het verzoek afgewezen en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Verzoeker stelde dat hij vanwege zijn oppositionele activiteiten tegen het Iraanse regime, waaronder publicaties op sociale media, gevaar loopt bij terugkeer naar Iran. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bestreden besluit onvoldoende blijk gaf van een zorgvuldige beoordeling van verzoekers activiteiten en de risico's die hij loopt. De voorzieningenrechter concludeerde dat er sprake was van nieuwe feiten die een herbeoordeling van de aanvraag rechtvaardigen. Het bestreden besluit werd vernietigd en de staatssecretaris werd opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werd het opgelegde inreisverbod vernietigd en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker.