ECLI:NL:RBDHA:2014:10099
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Bosnische nationaliteit met betrekking tot vestigingsalternatief en medische behandeling in Bosnië-Herzegovina
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2014 uitspraak gedaan in het kader van een asielaanvraag van een eiser van Bosnische nationaliteit. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de aanvraag van de eiser tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op juiste gronden had afgewezen. De eiser had zijn asielaanvraag onderbouwd met het argument dat hij moslim is en afkomstig uit Srebrenica, waar hij in het verleden ernstige discriminatie en geweld had ervaren. De rechtbank volgde de eiser in zijn standpunt dat de staatssecretaris niet op basis van de ontdekking van zijn Facebookpagina een nieuw voornemen had mogen uitbrengen, maar oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag op andere gronden wel terecht was. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende had aangetoond dat er een vestigingsalternatief voor de eiser beschikbaar was in de Moslim-Kroatische Federatie van Bosnië-Herzegovina. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet had onderbouwd dat hij zich daar niet zou kunnen vestigen en dat de door hem benodigde medische behandeling beschikbaar was in Sarajevo. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, omdat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de eiser zich in Bosnië-Herzegovina kon vestigen. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris in de proceskosten van de eiser, die op € 974,-- werden vastgesteld.