ECLI:NL:RBDHA:2014:10263
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toegangsweigering en vrijheidsontneming van een Syrische asielzoeker
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2014 uitspraak gedaan in een beroep van een Syrische asielzoeker die op 14 mei 2014 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland was geweigerd. De weigering was gebaseerd op het ontbreken van een visum en onvoldoende middelen om in de kosten van verblijf te voorzien. Tevens was er een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. De eiser heeft op 23 mei 2014 beroep ingesteld tegen zowel de toegangsweigering als de vrijheidsontnemende maatregel. Op 25 mei 2014 werd aan de eiser een asielvergunning verleend en werd de maatregel opgeheven. Ondanks deze ontwikkelingen handhaafde de raadsman van de eiser de beroepen, met als enige beroepsgrond dat Nederland geen grensprocedure kent, wat volgens hem in strijd zou zijn met artikel 35 van de Procedurerichtlijn.
De rechtbank overwoog dat de raadsman bekend was met eerdere uitspraken van de rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin was geoordeeld dat de weigering van verdere toegang en de oplegging van de maatregel niet in strijd zijn met het Unierecht. De rechtbank vond het onduidelijk waarom de raadsman het beroep handhaafde, gezien de verleende vergunning en de eerdere uitspraken. De rechtbank concludeerde dat de beroepen kansloos waren en verklaarde deze ongegrond, waarbij ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.