ECLI:NL:RBDHA:2014:10327
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel in het kader van asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2014 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduring van een vrijheidsontnemende maatregel. Eiser, een Chinese nationaliteit, was op 11 april 2014 in bewaring gesteld na het indienen van een asielaanvraag. De rechtbank had eerder een beroep tegen de oplegging van de maatregel ongegrond verklaard. Eiser heeft op 27 mei 2014 beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om de vrijheidsontnemende maatregel voort te zetten. Hij vorderde opheffing van de maatregel en schadevergoeding.
Tijdens de behandeling van de zaak op 11 juni 2014 heeft eiser aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, omdat er 21 dagen verstreken waren tussen de afwijzing van zijn asielaanvraag op 1 mei 2014 en het indienen van de laissez-passeraanvraag bij de Chinese autoriteiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het tijdsverloop, gezien de noodzaak van vertaling van de aanvraag, geen inbreuk vormt op de vereiste voortvarendheid. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de Raad van State, waarin werd gesteld dat een termijn van 14 dagen voor het indienen van een laissez-passeraanvraag niet als onredelijk wordt beschouwd.
Eiser voerde verder aan dat er geen zicht op uitzetting naar China was, omdat hij nooit over documenten heeft beschikt en eerdere pogingen om een laissez passer te verkrijgen niet succesvol waren. De rechtbank heeft deze stelling verworpen, verwijzend naar eerdere uitspraken waarin werd geoordeeld dat er in het algemeen zicht op uitzetting bestaat, ook al zijn er in het verleden problemen geweest met het verkrijgen van laissez passers.
De rechtbank concludeerde dat de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel niet in strijd is met de wet en dat deze gerechtvaardigd is. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. de Rooij, rechter, en is openbaar uitgesproken op 16 juni 2014.