ECLI:NL:RBDHA:2014:13184

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
14/11872
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtskracht van terugkeerbesluit in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2014 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure met zaaknummer AWB 14/11872. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de op 5 april 2014 opgelegde maatregel van bewaring en heeft verzocht om schadevergoeding. De zitting vond plaats op 28 mei 2014, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. S. de Schutter, en verweerder werd vertegenwoordigd door drs. P.E.G. Heijdanus Meershoek.

De rechtbank heeft overwogen dat er niet in geschil is dat de uitzetting van eiser vanaf 13 mei 2013 gericht was op Marokko, en dat er vanaf die datum een terugkeerbesluit vereist was om eiser in bewaring te kunnen houden. De kern van het geschil was of het terugkeerbesluit van 28 april 2013 rechtskracht had op 13 mei 2013. De rechtbank concludeert dat het terugkeerbesluit zijn rechtskracht niet heeft verloren op het moment dat verweerder een onderzoek startte naar het verblijfsrecht van eiser in België.

De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat een terugkeerbesluit geen rechtskracht kan hebben als verweerder alleen beoogt eiser uit te zetten naar een land binnen de Europese Unie. In dit geval was er echter een gelijktijdig onderzoek naar de mogelijkheid van uitzetting naar België, terwijl het terugkeerbesluit zijn rechtskracht behield. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: AWB 14/11872,[nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2014 in de zaak tussen
[eiser]
gemachtigde: mr. S. de Schutter,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde: drs. P.E.G. Heijdanus Meershoek.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de op 5 april 2014 aan hem opgelegde maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2014. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Niet in geschil is dat vanaf de datum waarop het claimverzoek voor België is afgewezen, 13 mei 2013, de uitzetting van eiser was gericht op Marokko en dat mitsdien vanaf 13 mei 2014 een terugkeerbesluit was vereist om eiser in bewaring te kunnen houden.
In geschil is of het terugkeerbesluit van 28 april 2013 (het terugkeerbesluit) rechtskracht had op 13 mei 2013.
2.
De beroepsgrond dat het terugkeerbesluit zijn rechtskracht verloor op de datum waarop verweerder een onderzoek startte naar het gestelde verblijfsrecht in België, althans uiterlijk op 13 mei 2013, faalt.
2.1.
Naar voor de rechtbank volgt uit de door eiser aangehaalde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:518, kan een terugkeerbesluit geen rechtskracht hebben indien en zolang verweerder alleen beoogt eiser uit te zetten naar een land binnen de Europese Unie. In dat geval is verweerder ook niet bevoegd een terugkeerbesluit nemen. In het geval verweerder eerder bevoegd een terugkeerbesluit heeft genomen, behoudt dat terugkeerbesluit zijn rechtskracht, zo volgt voor de rechtbank uit de uitspraak van de Afdeling 27 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ2799, als verweerder tegelijkertijd met een beoogde uitzetting naar een land buiten de Europese Unie, onderzoekt of uitzetting mogelijk is binnen de Europese Unie. Eerst als wordt bevestigd dat uitzetting mogelijk is binnen de Europese Unie, moet verweerder het terugkeerbesluit intrekken.
2.2.
Partijen zijn het erover eens dat verweerder bevoegd was het terugkeerbesluit te nemen. Dat terugkeerbesluit behield zijn rechtskracht. Tegelijkertijd met de aan dat terugkeerbesluit verbonden beoogde terugkeer naar Marokko, vond het onderzoek plaats naar uitzetting naar België. De reden dat uit de voortgangsrapportage niet expliciet volgt dat verweerder tegelijkertijd met dat onderzoek uitzetting beoogde naar Marokko, is logischerwijs dat alleen het boeken van een vlucht nog ontbrak aan uitzetting naar Marokko en het verrichten van die handeling het onderzoek naar de primair door eiser gewenste uitzetting naar België zinloos zou kunnen maken. Het onderzoek heeft niet bevestigd dat uitzetting mogelijk is binnen de Europese Unie.
3.
Het beroep is ongegrond. Het verzoek tot schadevergoeding wordt afgewezen.
4.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Klomp, rechter, in aanwezigheid van
mr. C. van Baaren, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.