ECLI:NL:RBDHA:2014:13359

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
AWB - 14 _ 3124
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kinderopvangtoeslag 2010: rechtsgeldigheid van overeenkomsten tussen ouder en gastouderbureau

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2010. Eiseres, die gebruik maakte van gastouderbureau Y, had bezwaar gemaakt tegen de herziening van het voorschot kinderopvangtoeslag dat door de Belastingdienst/Toeslagen was vastgesteld op nihil. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechtsgeldige overeenkomst was gesloten tussen eiseres en het gastouderbureau, omdat eiseres zelf de houder van het bureau was. Dit is in strijd met artikel 52 van de Wet kinderopvang, dat vereist dat de ouder en de houder van het gastouderbureau niet dezelfde persoon mogen zijn. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomsten die eiseres had gesloten met de gastouderbureaus niet voldeden aan de wettelijke eisen, waardoor de Belastingdienst terecht de kinderopvangtoeslag op nihil had vastgesteld.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat de voorwaarden voor toekenning van de kinderopvangtoeslag niet waren vervuld. Eiseres had in 2010 gebruik gemaakt van twee gastouderbureaus, maar de contracten voldeden niet aan de vereisten die zijn gesteld in de Wet kinderopvang en de bijbehorende regeling. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst de kinderopvangtoeslag voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2010 terecht op nihil had gesteld, en dat eiseres geen recht had op kinderopvangtoeslag voor de opvang via gastouderbureau Y vanaf 1 juli 2010. De uitspraak werd gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, in aanwezigheid van griffier mr. F. Andrea, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 14/3124

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2014 in de zaak tussen

[X], wonende te [P], eiseres

(gemachtigde: [A]),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor [Q], verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de herziening voorschot kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2010 van 31 mei 2012 ([nummer]).
Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 12 maart 2014 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.
Verweerder heeft binnen tien dagen vóór de zitting het verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2014 te Den Haag.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde [A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde [B].
Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij het verweerschrift heeft ontvangen en er geen bezwaar tegen te hebben om het bij de gedingstukken te voegen.

Overwegingen

Feiten
1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
2. Eiseres heeft in 2010 gebruik gemaakt van twee gastouderbureaus.
3. Voor de periode 1 januari 2010 tot en met juni 2010 heeft eiseres gebruik gemaakt van Gastouderbureau [Z] B.V. De vader van eiseres was houder van Gastouderbureau [Z] B.V.
4. Gastouderbureau [Z] B.V. is, gedurende de periode hier van belang, geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang.
5. Vanaf 1 juli 2010 heeft eiseres gebruik gemaakt van gastouderbureau [Y]. Gastouderbureau [Y] is een eenmanszaak. Eiseres was houder van gastouderbureau [Y] tot de overname door het Nederlands Gastouderbureau (NGB) in november 2010.
6. De overeenkomst tussen Gastouderbureau [Y] en de vraagouder is getekend door de vader van eiseres namens het gastouderbureau en door eiseres zelf als vraagouder.
7. Met dagtekening 5 december 2009 is aan eiseres voor het berekeningsjaar 2010 een voorschot kinderopvangtoeslag toegekend van € 12.610.
8. Het voorschot kinderopvangtoeslag is achtereenvolgens herzien tot een bedrag van € 18.074 (dagtekening 12 mei 2010), € 21.874 (dagtekening 19 juni 2010), € 21.297 (dagtekening 18 augustus 2010 en 22 oktober 2010) en € 0 (dagtekening 31 mei 2012).
9. Met dagtekening 11 juni 2012 maakt eiseres bezwaar tegen de herziening voorschot tot nihil.
10. Bij beschikking van 1 oktober 2013 heeft verweerder de tegemoetkoming kinderopvangtoeslag definitief berekend op nihil.

Geschil

11. In geschil is of verweerder op juiste gronden de kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2010 definitief berekend heeft op nihil.
12. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij recht heeft op kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2010. De contracten met de gastouderbureaus voldoen volgens haar aan de gestelde eisen.
13. Verweerder neemt het standpunt in dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Verweerder concludeert dat de overeenkomsten die zijn gesloten tussen de gastouderbureaus en eiseres niet aan de wettelijke voorwaarden voldoen. In het contract dat is gesloten tussen eiseres en gastouderbureau [Z] B.V. ontbreken de vereiste gegevens. Het contract tussen eiseres en gastouderbureau [Y] is niet rechtsgeldig, omdat deze niet is getekend door de houder van het gastouderbureau.
14. Aangezien met de definitieve berekening kinderopvangtoeslag van 1 oktober 2013 niet tegemoetgekomen is aan de bezwaren van eiseres, acht de rechtbank, ingevolge het bepaalde in artikel 6:19 lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep mede te zijn gericht tegen de beschikking van 1 oktober 2013.
15. Ingevolge artikel 5, eerste lid Wet Kinderopvang (Wko) heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
16. Ingevolge artikel 52 Wko geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder. Op grond van artikel 11, derde lid, onder c, van de Regeling Wet Kinderopvang (de Regeling) moet die schriftelijke overeenkomst de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur, en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar evenals de duur van de overeenkomst bevatten.
17. De overeenkomst tussen de vraagouder en gastouderbureau [Z] B.V. bevat niet de te betalen prijs per uur, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind en het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar
.Derhalve is niet voldaan aan de ingevolge Wko en de Regeling gestelde eisen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder derhalve de kinderopvangtoeslag voor de periode 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2010 terecht op nihil gesteld.
18. Vanaf 1 juli 2010 maakt eiseres gebruik van gastouderbureau [Y], een eenmanszaak die door eiseres zelf wordt gehouden. De overeenkomst tussen het gastouderbureau en de vraagouder is getekend door vader namens het gastouderbureau en door eiseres als vraagouder. Zoals is bepaald in de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 augustus 2012
(ECLI:NL:RVS:2012:BX3308), kan een persoon als houder van een gastouderbureau, zijnde een eenmanszaak niet los worden gezien van diezelfde persoon als ouder. Er is geen rechtsgeldige overeenkomst in de zin van artikel 52 van de Wko gesloten, wanneer de ouder en de houder van het gastouderbureau één en dezelfde persoon zijn. Daarmee voldoet eiseres niet aan de voorwaarden die worden gesteld aan toekenning van kinderopvangtoeslag. Het feit dat de overeenkomst door de vader van eiseres is getekend namens het gastouderbureau, wat daar ook van zij, doet daar niets aan af.
19. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder juist geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op kinderopvangtoeslag waar het betreft de opvang vanaf 1 juli 2010 via gastouderbureau [Y].
20. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
21. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. Andrea, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2014.