7.3Het oordeel van de rechtbank
Grondslag van de vordering
Allereerst heeft de verdediging betoogd dat de grondslag van de vordering onvoldoende duidelijk is. Uit het voegingsformulier en de begeleidende brief blijkt dat de vordering is gericht tegen verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte]. De rechtbank begrijpt, mede gelet op de door de benadeelde partij gevorderde hoofdelijke veroordeling en het aan verdachte ten laste gelegde medeplegen, dat de vordering primair gebaseerd is op onrechtmatig handelen in het kader van groepsaansprakelijkheid en subsidiair op een onrechtmatige daad van ieder van de verdachten afzonderlijk. Uit hetgeen in de pleitnota is opgenomen blijkt dat de raadsman de grondslag van de vordering ook zo heeft begrepen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van groepsaansprakelijkheid ex artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek, nu uit de bewezenverklaring van medeplegen volgt dat verdachte in groepsverband onrechtmatig jegens de benadeelde partij heeft gehandeld.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van een vordering die is gebaseerd op groepsaansprakelijkheid ex artikel 6:166 BW op zichzelf geen onevenredige belasting van het strafgeding op. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding de verdediging in de gelegenheid te stellen zich nader over dit ‘ingewikkelde civielrechtelijk leerstuk’ uit te laten.
Beschadigde goederen, reiskosten en overig
De onderdelen van de vordering ‘beschadigde goederen’, ‘reiskosten’ en ‘overig’ zijn door verdachte niet betwist en de ter zake van deze posten gevorderde schade is voldoende onderbouwd. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat deze schade rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit is veroorzaakt, komen de bedragen van
€ 597,60 (‘beschadigde goederen’), € 130,00 (‘reiskosten’) en € 212,00 (‘overig’) voor toewijzing in aanmerking.
Medische kosten
Door de benadeelde partij is een bedrag van € 9.000,00 gevorderd in verband met vier nog te ondergane operaties ten behoeve van littekencorrectie. Door de verdediging is gesteld dat de overgelegde offerte onvoldoende onderbouwing daarvoor vormt, omdat facturen noch betalingsbewijzen worden overgelegd. De rechtbank merkt op dat dit laatste echter niet is vereist. Door de benadeelde partij is immers toekomstige schade gevorderd. Niet betwist is de noodzaak van deze operaties en evenmin de in de offerte genoemde bedragen. De rechtbank zal de gevorderde toekomstige schade dan ook toewijzen.
Ten aanzien van de gevorderde kosten betreffende Therapie EMDR van € 1.218,75 is door de verdediging gesteld dat deze kosten niet als schade door de benadeelde partij zijn geleden. De rechtbank volgt dit verweer niet. Uit de als bijlage 3 overgelegde facturen van respectievelijk 31 maart 2013 en 29 april 2013 blijkt dat deze aan de benadeelde partij zijn gericht.
Dit ligt anders voor het gevorderde bedrag van € 1.028,50 betreffende de factuur van ‘Breng de Vreugt in je leven’. Deze factuur is, zoals de verdediging met juistheid heeft gesteld, gericht aan TK Hockey Equipment. Niet gesteld of gebleken is dat deze factuur c.q. dit bedrag door de benadeelde partij (privé) is voldaan, zodat dit gedeelte van de vordering niet kan worden toegewezen.
Voor het overige zijn de gevorderde medische kosten niet betwist. Deze schade ad (€ 164,00 + € 36,40 =) € 200,40 is bovendien voldoende onderbouwd.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de medische kosten rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit zijn veroorzaakt, komt een bedrag van
(€ 9.000,00 + € 1.218,75 + € 200,40 =) € 10.419,15 voor toewijzing in aanmerking.
Inkomstenderving
Door de verdediging is er terecht op gewezen dat de gevorderde gederfde inkomsten
(‘4 geboekte clinics à € 750,00’ en ‘inzet “de Vreugt” in je leven’) schade betreft die geleden is door de vennootschap TK Hockey Equipment B.V.. Deze vennootschap kan in de onderhavige procedure geen schade eisen. Dit deel van de vordering komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
Smartengeld
Voorts is de hoogte van het gevorderde smartengeld door de verdediging betwist.
De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag van € 13.000,00 toewijzen, welk bedrag betrekking heeft op zowel de ontsiering van het gelaat als de psychische schade. Daarbij heeft de rechtbank gelet op in vergelijkbare gevallen opgelegde bedragen aan smartengeld.
De vordering
De rechtbank zal gelet op het vorengaande de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 24.358,75, te weten de som van € 939,60 (‘beschadigde goederen’, ‘reiskosten’, ‘overig’), € 10.419,15 (‘medische kosten’) en € 13.000,00 (‘smartengeld’).
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen:
- ten aanzien van de onderdelen ‘beschadigde goederen’ en ‘smartengeld’ (totaal:
- ten aanzien van de overige onderdelen (totaal: € 10.761,15) vanaf het moment dat deze kosten zijn gevorderd, te weten 14 januari 2014.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de vordering grotendeels wordt toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat verdachte, indien en voor zover een mededader de benadeelde partij betaalt, in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting is bevrijd.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte voor het primair bewezenverklaarde feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan verdachte, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 24.358,75 vermeerderd met de wettelijke rente (over een bedrag van € 13.597,60 vanaf 29 januari 2013 en over een bedrag van € 10.761,15 vanaf 14 januari 2014, beide tot aan de dag van de algehele voldoening).