In deze zaak vorderde eiser, wonende in België, schadevergoeding van de Staat der Nederlanden wegens de onrechtmatige inbeslagname van zijn tractor. De rechtbank Den Haag oordeelde dat de inbeslagname rechtmatig was, omdat er een redelijk vermoeden van schuld bestond. Eiser had de tractor gekocht zonder duidelijke herkomst en kon geen bewijs van eigendom overleggen. De rechtbank stelde vast dat de politie op basis van de melding dat de tractor als gestolen was gesignaleerd, gerechtvaardigd was om tot inbeslagname over te gaan. Eiser had ook geen bewijs geleverd dat de inbeslagname onterecht was, ondanks de vrijspraak in een eerdere strafzaak. De rechtbank oordeelde dat de Staat niet aansprakelijk was voor de schade die eiser had geleden door de inbeslagname, omdat er geen schending van de zorgplicht was aangetoond. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder de Staat aansprakelijk kan worden gesteld voor schade door strafvorderlijke dwangmiddelen.