7.3.Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde A]:[benadeelde A], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.050,-. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade voor een bedrag groot € 250,- en uit immateriële schade voor een bedrag groot
€ 800,-.
De rechtbank acht de vordering van € 250,- ten aanzien van de materiële schade toewijsbaar, omdat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit en de omvang van de gevorderde materiële schade overigens niet is betwist.
De rechtbank zal ten aanzien van de immateriële schade naar billijkheid een bedrag van
€ 500,- toewijzen. Hierbij houdt de rechtbank rekening met bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend en de door de benadeelde partij gestelde gevolgen van het bewezenverklaarde feit voor hem. .
De rechtbank zal voor het overige de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 750,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 18 november 2013 is ontstaan.
Nu de vordering van de benadeelde partij grotendeels wordt toegewezen, dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 750,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 18 november 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde A].
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde B]:[benadeelde B], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 840,-. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade voor een bedrag groot € 250,- en uit immateriële schade voor een bedrag groot
€ 590,-.
De rechtbank acht de vordering ten aanzien van de materiële schade toewijsbaar, omdat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit en de omvang van de gevorderde materiële schade overigens niet is betwist..
De rechtbank zal ten aanzien van de immateriële schade naar billijkheid een bedrag van
€ 500,- toewijzen. Hierbij houdt de rechtbank rekening met bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend en de door de benadeelde partij gestelde gevolgen voor hem van het bewezenverklaarde feit
De rechtbank zal voor het overige de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 750,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 18 november 2013 is ontstaan.
Nu de vordering grotendeels wordt toegewezen, dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 750,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 18 november 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd Sanders.