ECLI:NL:RBDHA:2014:3570

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
24 maart 2014
Zaaknummer
C-09-456550 - JE RK 13-3130
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in gesloten jeugdzorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2014 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren uit een ontbonden huwelijk. Het verzoekschrift, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, betrof de minderjarige die op dat moment feitelijk verbleef in een justitiële inrichting. De kinderrechter had eerder, op 23 december 2013, de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld en machtiging verleend voor crisisopvang. Tijdens de zitting op 11 maart 2014 werd het verzoek tot ondertoezichtstelling voor een jaar en uithuisplaatsing voor zes maanden behandeld. De ouders stemden in met het verzoek, waarbij zij de voorkeur gaven aan een gesloten jeugdzorg accommodatie boven een penitentiaire inrichting. De rechtbank oordeelde dat de minderjarige ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen had, die zijn ontwikkeling belemmerden. De rechtbank besloot de minderjarige onder toezicht te stellen van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland en machtigde deze stichting om de minderjarige op te nemen in een gesloten jeugdzorg accommodatie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: JE RK 13-3130
Zaaknummer: C/09/456550
Datum beschikking: 11 maart 2014
Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg
Beschikkingop het op 13 december 2013 en het op 3 maart 2014 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden (verder: de Raad),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats],
kind uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van:
[X],
de vader,
wonende te[woonplaats],
en
[Y],
de moeder,
wonende te[woonplaats],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarige verblijft feitelijk strafrechtelijk in de [J.J.I. A] te[woonplaats].

Procedure

Bij beschikking d.d. 23 december 2013, waarvan de inhoud als hier overgenomen dient te worden beschouwd, heeft de kinderrechter in deze rechtbank de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld van 27 december 2013 tot 13 maart 2014 alsmede voor dezelfde duur aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland machtiging verleend de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor crisisopvang en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot een nader te bepalen zitting vóór 13 maart 2014.
De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft tevens kennisgenomen van:
- de verzoekschriften met bijlage(n) met daarin vervat de verklaring van Bureau Jeugdzorg
dat een situatie als bedoeld in artikel 29b, derde lid, van de Wet op de Jeugdzorg zich
voordoet;
- de instemmingsverklaring d.d. 6 maart 2014 van een gedragswetenschapper als bedoeld in
artikel 29b, vijfde lid, van de Wet op de Jeugdzorg, die de jeugdige met het oog daarop
kort tevoren heeft onderzocht;
- het indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg d.d. 3 maart 2014.
Op 11 maart 2014 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank gecombineerd met een vordering tot gevangenhouding met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
- mevrouw [A], namens de Raad;
- de heer[B], namens de Jeugdreclassering;
- de vader en de moeder;
- de minderjarige, bijgestaan door mr. E.J.P. Nolet te Den Haag, kantoorgenoot van zijn
advocaat, mr. P. Drenth.
Tevens is ter terechtzitting aanwezig mr. D.M. Kortekaas, officier van justitie.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt thans tot ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de periode van één jaar en tot machtiging de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de periode van zes maanden.
De vader en de moeder hebben ingestemd met het verzochte. Zij menen dat de minderjarige beter op zijn plek zit in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg waar hij wel behandeling krijgt voor zijn problematiek, dan in een penitentiaire inrichting.
De minderjarige heeft, mede via mr. Nolet, ingestemd met het verzochte.

Beoordeling

De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlenen als verzocht.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de minderjarige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt de minderjarige van 13 maart 2014 tot 13 december 2014 onder toezicht van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, zijnde een stichting zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg en verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en
machtigt de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland de minderjarige te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg zoals bedoeld in artikel 29b, eerste lid, van de Wet op de Jeugdzorg van 12 maart 2014 tot 12 september 2014, zulks ter effectuering van het aangehechte indicatiebesluit d.d. 3 maart 2014;
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.M.D. de Jong, kinderrechter, voorzitter,
J.M. Ghrib en J.M.C. Louwinger-Rijk, kinderrechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2014, in tegenwoordigheid van A.U. Hatuina als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.