In deze zaak hebben eisers, bestaande uit drie personen, schadevergoeding gevorderd van de Staat der Nederlanden naar aanleiding van vertragingen bij hun vluchten. Eiser 1 had een vlucht geboekt van Rio de Janeiro naar Amsterdam met een tussenstop in Lissabon, terwijl eisers 2 en 3 een vlucht van Amsterdam naar Sydney via Hong Kong hadden geboekt. Door vertragingen op hun respectieve vluchten arriveerden zij met aanzienlijke vertraging op hun eindbestemmingen. De eisers hadden eerder procedures aangespannen tegen de luchtvaartmaatschappijen, maar deze vorderingen waren afgewezen door de kantonrechter in Haarlem. De eisers stelden dat de kantonrechter Haarlem het unierecht onjuist had toegepast, wat hen schade had berokkend, en dat de Staat daarom aansprakelijk was voor deze schade. De kantonrechter in Den Haag heeft de vorderingen van de eisers afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de kantonrechter Haarlem niet als hoogste rechter kon worden beschouwd in deze zaken, omdat de eisers cassatie hadden kunnen instellen. De kantonrechter in Den Haag concludeerde dat er geen sprake was van een kennelijke schending van het unierecht door de kantonrechter Haarlem. De vorderingen van de eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.