Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Vonnis van 7 mei 2014
de besloten vennootschap ARBEIDSKUNDIG PROJEKTBURO [A] BV,
de naamloze vennootschap AEGON NEDERLAND NV,
Het procesverloop
- de dagvaarding van 4 augustus 2009 tegen de eerste rolzitting van 19 augustus 2009 bij de (vroegere) rechtbank Roermond, met de producties 1 t/m 13 van [A] BV;
- de “incidentele vordering houdende onbevoegdheid en verantwoording ex art. 7:403 lid 2 BW” van 28 oktober 2009, met de producties 1 en 2 van Aegon NV;
- de conclusie van antwoord in de twee incidenten van 11 november 2009, met 1 extra productie van [A] BV;
- het tussenvonnis van de rechtbank Roermond van 23 december 2009 in het eerste incident tot onbevoegd verklaring;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van de (rechtbank Roermond van 8 maart 2010;
- de conclusie na enquete van [A] BV van 28 april 2010;
- de “antwoord conclusie na enquete” met de producties 3 t/m 6 van Aegon NV van 26 mei 2010;
- de akte van [A] BV van 30 juni 2010;
- het vonnis in het eerste incident en in de hoofdzaak van de rechtbank Roermond van 15 december 2010, waarbij de rechtbank Roermond de procedure wegens relatieve onbevoegdheid heeft verwezen naar de (vroegere) rechtbank 's-Gravenhage;
- de oproeping na verwijzing van 23 mei 2012 tegen de eerste rolzitting bij de rechtbank ’s-Gravenhage van 6 juni 2012;
- de akte van [A] BV van 1 augustus 2012, met 1 extra productie (akte van cessie);
- de antwoordakte van Aegon NV van 1 augustus 2012;
- het vonnis in het tweede incident en in de hoofdzaak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 3 oktober 2012;
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak van 14 november 2012, met de producties 7 t/m 16 van Aegon NV;
- het comparitievonnis van 12 december 2012 en de beschikking nadere datumbepaling van 21 december 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage;
- de op 1 mei 2013 ter civiele griffie van de (huidige) rechtbank Den Haag ontvangen brief van 26 april 2013 van de advocaat van [A] BV, met de producties 14 t/m 20 van [A] BV;
- het door de rechtbank Den Haag opgemaakte proces-verbaal van de comparitie van partijen van 14 mei 2013;
- de faxbrief van de advocaat van Aegon NV van 22 mei 2013;
- de conclusie van repliek met eiswijziging van 10 juli 2013, met de producties 21 t/m 25 van [A] BV;
- de conclusie van dupliek met antwoordakte op de eiswijziging van 2 oktober 2013;
- de rolbeslissing van deze rechtbank van 30 oktober 2013, waarbij het pleitverzoek van de advocaat van [A] BV is toegestaan en de daartegen gerichte bezwaren van de advocaat van Aegon NV zijn verworpen, met datumbepaling pleidooi;
- de op 17 januari 2014 ter civiele griffie ontvangen akte met de producties 17 en 18 van Aegon NV;
- het door de rechtbank opgemaakte proces-verbaal van het pleidooi van 28 januari 2014, met de schriftelijke pleitnota’s van de advocaten van de twee procespartijen;
- de (zoals ter zitting van 28 januari 2014 verzocht) ter civiele griffie op 4 en 11 februari 2014 ontvangen schriftelijke informatie van beide advocaten over de omvang van de door beide advocaten in 2009 aan de rechtbank Roermond betaalde griffierechten.
De vaststaande feiten
succes feevan de aldus via [C](s BV) bediende opdrachtgevers van [A] (BV) zou afdragen. Aldus hebben [A] (BV) en [C](s BV) vanaf medio 2006 voor meerdere opdrachtgevers van [A] (BV) forse WAO premierestituties van het UWV Eindhoven kunnen incasseren en daarvoor forse
succes feesontvangen en verdeeld, waaronder premierestituties voor Unirobe Groep BV en Meeùs Groep BV - twee dochtervennootschappen van gedaagde Aegon NV - en AXA Verzekeringen NV.
“geheimhoudingsverklaring”heeft onder meer de volgende inhoud:
hij/zij in het kader van zijn/haar werkzaamheden gedurende enige tijd ten behoeve van AEGON (…) werkzaamheden zal verrichten;
hij/zij zich er van bewust is dat hij/zij gedurende zijn/haar werkzaamheden mogelijk kennis kan nemen van informatie die door AEGON als vertrouwelijk wordt beschouwd;
hij/zij zich in het kader van de uitoefening van zijn/haar werkzaamheden er tevens van bewust is en dientengevolge erkent dat zijn/haar werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd met inachtneming van de in het maatschappelijk verkeer geldende normen en waarden, in het bijzonder ten aanzien van de in de financiële dienstverlening noodzakelijke integriteit, welke door AEGON wordt uitgedragen: (…)
“Arbeidsdeskundig Projectburo [A]”een retour e-mail gezonden aan [E] op diens e-mail van vrijdag 1 december 2006 (zie hiervoor bij 2.7) met de volgende tekst:
“Arbeidskundig Projectburo [A]”getypte
“no cure no pay contract”voor akkoord ondertekend, overigens zonder daarbij de datum van ondertekening te vermelden. Deze door [A] opgestelde standaard overeenkomst heeft als inhoud onder meer:
HET BURO werkzaam is op het terrein van reïntegratie van arbeidsongeschikten,
OPDRACHTGEVER en HET BURO in het kader van de terugvordering van de korting en vrijstelling van de basispremie afspraken hebben gemaakt welke in deze overeenkomst zijn vastgelegd,
“nota’s”(die twee UWV beschikkingen naar de rechtbank uit productie 15 van [A] BV begrijpt gedateerd op 20 december 2006) ontvangen, waarbij het UWV Eindhoven aan werkgever AEGON NV over de kalenderjaren 2000 en 2001 wegens de toenmalige status van arbeidsgehandicapte van 494 werknemers van Aegon NV een korting en vrijstelling van de basispremie WAO heeft toegekend van in totaal € 784.636,82. Het UWV heeft vervolgens - zo concludeert de rechtbank uit de hierna door haar in de in alinea’s 2.14 en 2.15 vastgestelde feiten - deze toegekende premierestitutie WAO van in totaal € 784.636,82 omstreeks medio januari 2007 aan Aegon NV uitbetaald.
Arbeidskundig Projectburo [A]”een factuur verzonden aan Aegon NV met datum 1 februari 2007, waarbij aan Aegon NV
“25 % van de beslissingen van het UWV zijnde
“betaling binnen 14 dagen na factuurdatum”.
“Advieskundig Projectburo [A] t.a.v. dhr. [A]”onder meer geschreven:
Uw rekening voor verrichte diensten van 1.2.2007 jl. ontvingen wij in goede orde.
“Arbeidskundig Projectburo [A]”aan Aegon NV onder meer geschreven:
De beschikkingen van het UWV op grond van de vrijstelling- en kortingsregeling ex artikel 77 WAO (…) ontvangen door Aegon Nederland N.V., Unirobe Groep B.V. en Meeùs Groep B.V.
Eventuele latere correctiebeschikkingen van het UWV inzake de vrijstelling- en kortingsregeling (…) ontvangen door Aegon Nederland N.V., Unirobe Groep B.V. en Meeùs Groep B.V. (…)
Naar aanleiding van uw (verschillende) brieven van 28 maart jongstleden gericht aan AEGON Nederland N.V., Meeùs Groep B.V. en Unirobe Groep B.V. (…) bericht ik u als volgt. (…)
“ex art. 7:403 lid 2 BW(zal)
veroordelen tot het doen van verantwoording van de wijze waarop hij zich van de uit de Projectovereenkomst voortvloeiende opdracht heeft gekweten”, met proceskostenveroordeling in die twee incidenten. Na conclusie van antwoord in de beide incidenten door [A] BV heeft de rechtbank Roermond bij incidenteel tussenvonnis van 23 december 2009 aan [A] BV bewijs opgedragen van
“feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden dat het forumkeuzebeding(in de projectovereenkomst, zie alinea 2.11)
tussen Arbeidskundig Projectburo [A] BV en Aegon Nederland N.V. is overeengekomen”,en dus niet tussen zoals de advocaat van Aegon NV in zijn primaire eerste incidentele vordering stelde tussen Aegon NV en [A] (in privé of als eenmanszaak). De rechtbank Roermond overwoog daarbij nog in rechtsoverweging 2.6 van haar niet gepubliceerde, incidentele tussenvonnis van 23 december 2009 als volgt:
betrokken is geweest bij de feitelijke uitvoeringshandelingen van de strafbare feiten, begaan door medeverdachte [C]. Verdachte heeft naar eigen zeggen vertrouwd op de integriteit van [C]. Uit de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting valt naar het oordeel van de rechtbank niet af te leiden dat verdachte ten aanzien van de hem verweten strafbare gedragingen strafbaar heeft gehandeld. Hij kende [C] en wist dat [C] tot 2005 teamleider is geweest van de afdeling Polis en Premie te Maastricht, een afdeling die belast was met onder meer de aanvragen in het kader van de K&V regeling. Gelet hierop mocht verdachte uitgaan van de kennis van [C] met betrekking tot de K&V regeling alsook van de juistheid van de door of namens hem opgemaakte K&V aanvragen. Tot dit oordeel komt de rechtbank omdat het dossier geen bewijsmiddelen bevat die aanleiding geven tot een ander oordeel. Omdat niet bewezen kan worden dat verdachte het opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op de door [C] gepleegde valsheid in geschrift en de daarmee samenhangende oplichting, in deze zaak onder 1 en 2 tenlastegelegd, dient hij hiervan te worden vrijgesproken. Voorts mocht hij er van uitgaan dat hetgeen [C] hem heeft verteld over diens toestemming om de systemen binnen het UWV te mogen raadplegen en de betreffende gegevens te mogen gebruiken voor het indienen van aanvragen korting en vrijstelling ten behoeve van diens eigen onderneming. Deze mededeling spoorde met de feitelijke gang van zaken binnen deze UWV-afdeling. Uit het dossier kan niet volgen dat verdachte wist of zelfs maar redelijkerwijs had moeten vermoeden dat [C] strafbare handelingen in of met betrekking tot het geautomatiseerde systeem van het UWV heeft verricht. Uit andere bewijsmiddelen in het strafdossier kan evenmin volgen dat verdachte([A])
(voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het (mede-)plegen van de onder 3 tenlastegelegde computervredebreuk. (…)
“de Vordering”. Die gecedeerde vordering op Aegon NV is in die akte van cessie gedefinieerd als volgt:
met inachtneming van het procedurele feit van de recente overdracht van de vordering van [A] aan [A] BV”. Zie daartoe de inhoud van de publicatie van dat vonnis met kenmerk ECLI:NL:RBSGR:2012:BY0037.
“de vordering (van [A]) uit hoofde van de (…) projectovereenkomst en de op basis hiervan aan AEGON verzonden factuur van 1 februari 2007 met nevenrechten”.
De geschillen van partijen in de hoofdzaak vóór en ná verwijzing
“voor het overige: tot persistit!”.
“grootschalige UWV fraude”strafrechtelijk veroordeelde hulppersoon [C] - van de door de rechtbank in de voorgaande alinea 2.9 vermelde
“integriteitsovereenkomst”en h) een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid van art. 6:248 lid 2 BW.
De beoordeling van de geschillen in de hoofdzaak door de rechtbank
skundig Projectburo [A]
BV. [A] schreef en sprak toen daarentegen telkens over “ik” en/of “Arbeid
sdeskundig Projectburo [A]”, hetgeen duidt op handelen in persoon en/of als eenmanszaak en niet op handelen namens een besloten vennootschap of andere rechtspersoon, terwijl uit de strekking van wetsartikel 2:186 BW volgt dat vermelding van de volledige naam en overige gegevens van een
BVals rechtspersoon nu juist essentieel is in het externe maatschappelijk verkeer. Die eenvoudige maar duidelijke aanduiding van een BV ontbreekt nu juist in (bijna) alle stukken van de zijde van [A] voor, bij en na de contractsluiting met Aegon NV. De enkele vermelding van het KVK nummer in de kleine lettertjes onderaan de factuur van 1 februari 2007 (zie alinea 2.14) legt zonder nadere toelichting – die ontbreekt – onvoldoende tegengewicht in de schaal. De betrokken functionarissen van Aegon NV hebben dus destijds omstreeks vooral december 2006 maar daarna ook in 2007 naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs niet behoeven te begrijpen dat [A] bedoelde te handelen namens [A] BV. Zo hebben zij het destijds kennelijk namens Aegon feitelijk meestal ook niet begrepen, gelet op de inhoud van de alinea’s 2.7 t/m 2.24. Ook de destijds betrokken vertegenwoordigers van Aegon NV schrijven in geen enkel schriftelijk stuk immers over of aan de rechtspersoon [A] BV, maar vooral over “u”, [A]” en “uw cliënt”. Slechts in de laatste alinea van de brief van de heer [G] van 17 april 2008 vér na de contractsluiting duikt ineens de vermelding “uw cliënte” op in plaats van zoals steeds voorheen en ook nog in de voorgaande alinea’s van diezelfde brief “uw cliënt”. Ook dit enkele feit vormt zonder nadere toelichting - die ontbreekt - onvoldoende tegengewicht tegen de vele overige andersluidende aanwijzingen in het griffiedossier dat de betrokken functionarissen van Aegon NV destijds [A] en niet [A] BV als de contractuele wederpartij van Aegon NV beschouwden en/of mochten beschouwen.
“op een door HET BURO zelf te bepalen wijze”wilde en mocht uitvoeren. Dat betekent dus dat [A] daarbij zo nodig of desgewenst en zoals ook gebruikelijk in het maatschappelijk verkeer ook hulppersonen mocht inschakelen, op voorwaarde althans dat die hulppersonen zich ook zouden houden aan de maatschappelijke en nader overeengekomen vereisten van geheimhouding en integriteit. Dat volgt bovendien ook uit de tekst en strekking van artikel 7 van de projectovereenkomst:
“of door HET BURO ingeschakelde derden”.Over de vraag hoe veel of hoe weinig uren of inspanningen moesten worden geleverd door [A] en/of zijn eventuele hulppersonen om recht te hebben op de overeengekomen
succes feevan 25% op basis van
no cure no pay,bevatten de beide samenhangende overeenkomsten en hun in de alinea’s 2.3 t/m 11 vastgestelde totstandkomingsgeschiedenis geen enkele bepaling of voorwaarde. Indien Aegon NV dat anders had gewild, lag het op haar weg om dat destijds contractueel anders te bedingen. In zoverre deelt de rechtbank dus het desbetreffende standpunt van [A] BV en verwerpt zij de andersluidende standpunten van Aegon NV.
projectovereenkomsten de daarbij behorende
integriteitsovereenkomstvoor zover nu van belang en samengevat aldus als hoofdregel in dat [A] op basis van
no cure no payjegens Aegon NV recht heeft op betaling van een
tarief van 25%(plus 19% BTW) voor door [A] en/of zijn eventuele hulppersonen
geleverde diensten, die 25% te berekenen over
de door het UWV op de definitieve beslissingen vermelde teruggavenaan Aegon NV door het UWV van de
te incasserenpremierestituties door de K&V regeling, zulks met inachtneming van de overeengekomen vereisten van integriteit maar overigens op iedere door [A] en/of de door hem ingeschakelde hulppersonen zelf te bepalen wijze.
“met inachtneming van het procedurele feit van de recente overdracht van de vordering van [A] aan [A] BV.”Zie ook alinea 2.37 en zie nader de publicatie met kenmerk ECLI:NL:RBSGR:2012:BY0037, en vooral de inhoud van de alinea’s 2.2, 2.4, en 2.9 van dat tussenvonnis van 3 oktober 2012. Er zijn namens Aegon NV daarna geen goede gronden of nieuwe feiten gesteld die ertoe kunnen leiden dat de rechtbank nog terugkomt op deze bindende eindbeslissing, die per definitie betekent dat [A] BV na die geslaagde cessie als rechtsopvolger van [A] in deze civiele bodemprocedure ontvankelijk is in haar vorderingen tegen Aegon NV. Dit formele verweer van Aegon NV wordt dus verworpen.
een schriftelijke aanmaning of door schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. De Hoge Raad heeft deze streng geformuleerde wettelijke maatstaf echter in meerdere arresten (zie onder meer Hoge Raad 8 oktober 2010, NJ 2010, 545) nader uitgelegd tot de door de rechter te hanteren soepeler maatstaf dat
een stuitingshandeling naar de inhoud en strekking een voldoende duidelijke waarschuwing dient in te houden dat de schuldenaar ook na het verstrijken van de verjaringstermijn er rekening mee moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal, opdat hij zich tegen de alsnog ingestelde vordering van de schuldeiser behoorlijk kan verweren. Voor een voldoende duidelijke waarschuwing is noodzakelijk dat voor de schuldenaar kenbaar is welke vordering is bedoeld, waartoe in elk geval de eis is dat de vordering zodanig is omschreven dat de schuldenaar kan begrijpen welk recht op nakoming wordt voorbehouden en waartegen hij zich eventueel heeft te verweren.”
no cure no payprojectovereenkomst kon verweren.
25% succes fee.
25% succes feeop basis van
no cure no payis hoe veel of hoe weinig uren, werkzaamheden en/of onderzoeken door [A] en/of zijn hulppersonen
“op een door HET BURO zelf te bepalen wijze”met een eventueel voor Aegon NV geslaagde incasso WAO premierestitutie gemoeid zouden zijn. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat van de hiervoor in alinea 4.23 samengevatte tweede en derde door Aegon NV gestelde maar door [A] BV betwiste wanprestaties van [A] en/of zijn hulppersoon [C] geen sprake is. Deze twee verweren van Aegon NV tegen de vorderingen van [A] BV moeten dus worden verworpen.
integeris nader gedefinieerd in de integriteitsovereenkomst als
met inachtneming en onder eerbiediging van de in het maatschappelijk verkeer geldende normen en waarden, in het bijzonder ten aanzien van de in de financiële dienstverlening noodzakelijke (normen van) integriteit welke door AEGON wordt (worden) uitgedragen.Dit houdt vanzelfsprekend in dat contractuele wezenlijk voor Aegon NV was dat [A] en/of zijn eventuele hulppersonen bij de uitvoering van de projectovereenkomst geen strafbare feiten zou plegen ter incasso van de WAO premierestitutie ingevolge de K&V regeling.
grootschalige fraude”dan ten aanzien van 2 volgens de strafrechter ten onrechte als arbeidsgehandicapt aangemerkte werknemers van Aegon NV is immers in de strafzaak tegen [C] niet tenlastegelegd en dus niet bewezen verklaard.
een frauduleuze reuk”zodat er in zoverre volgens het subsidiaire standpunt van [A] BV geen sprake is van wanprestatie die
“(gehele) ontbinding”van de projectovereenkomst zou rechtvaardigen, waardoor [A] BV jegens Aegon NV in ieder geval recht heeft op
de contractuele feeberekend over deze door AEGON NV behouden premierestitutie van
€ 503.131,54, aldus het subsidiaire standpunt van [A] BV.
de ernst van de UWV fraudebij de K&V aanvragen door [C] en ook [A] te blijven benadrukken met alle negatieve gevolgen voor Aegon NV van dien. Zulks rechtvaardigt volgens Aegon NV algehele ontbinding van de overeenkomst, zelfs als er maar met betrekking tot 2 van haar 494 onderhavige werknemers sprake zou zijn van schending van de overeengekomen integriteit. Ook moet worden geoordeeld dat niet alleen [C], maar ook [A] niet te goeder trouw is geweest hetgeen een algehele ontbinding van de projectovereenkomst rechtvaardigt, aldus Aegon NV. Aegon NV neemt in haar eigen stellingen voorts tot uitgangspunt - en heeft desgevraagd door de rechtbank bij pleidooizitting nog eens bevestigd dat Aegon NV er van uit gaat - dat de correctiebeslissingen door het UWV Amsterdam na hercontrole van de K&V aanvrage door dit overheidsorgaan op goede gronden na behoorlijk onderzoek zijn genomen, dat Aegon NV dus materieel gezien wel degelijk recht heeft op de door haar behouden premierestitutie van € 503.131,54 en dat er dus in zoverre geen sprake was van relevante strafbare feiten en/of handelen in strijd met de integriteit. Dit geldt volgens Aegon NV niet voor de aanvankelijke premierestitutie van
€ 784.636,82, waarbij naar het uitgangspunt van Aegon NV wél sprake was van strafbare feiten en dus in zoverre een op niet integere wijze en materieel ten onrechte door Aegon NV verkregen WAO premierestitutie.
in het maatschappelijk verkeer geldende normen en waarden, in het bijzonder ten aanzien van de in de financiële dienstverlening noodzakelijke integriteit.Aldus is er naar het eindoordeel van de rechtbank sprake van een in dit geval zeer specifieke wanprestatie onder de projectovereenkomst, die geen algehele ontbinding daarvan rechtvaardigt maar wel partiële ontbinding in zoverre, dat [A] en na cessie zijn rechtsopvolger [A] BV jegens Aegon NV in dit geval recht behoudt op de overeengekomen succes fee van 25% berekend over € 503.131,54 en niet over € 784.636,82. In zoverre slaagt dus het verweer van Aegon NV, maar ook het subsidiaire en impliciete beroep door [A] BV op slechts partiële ontbinding.
€ 149.681,63 uit hoofde van nakoming van de in zoverre rechtens in stand te laten projectovereenkomst moet worden toegewezen.
25% succes feeplus 19% BTW voor verleende diensten berekend over de door haar behouden premierestitutie van € 503.131,42 aan [A] BV als rechtsopvolger van [A] zou moeten betalen. De overeengekomen
no cure no payhoudt als tegenpool daarvan immers vanzelfsprekend ook in
cure = pay,althans op voorwaarde dat voldoende vaststaat dat de incasso heeft plaatsgevonden op integere wijze zoals nader bepaald in de bij de projectovereenkomst behorende integriteitsovereenkomst. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank – strikt genomen ten overvloede - eens te meer nu het initiatief tot de in beginsel vooral voor Aegon NV (met 75% winst) lucratieve projectovereenkomst op de valreep voor 1 januari 2007 van Aegon NV zelf is uitgegaan en niet van [A] (met 25% of 10% winst), zoals volgt uit de inhoud van de alinea’s 2.5 en 2.6.
“het parkeren van de afgesproken fee tegen de wettelijke rente voor handelstransacties”door [A] in zijn brief van 11 juli 2007 is daartoe onvoldoende, zulks afgewogen tegen de meerdere andere latere aanknopingspunten dat [A] jegens Aegon NV aanspraak bleef maken op de contractuele rente, maar in diezelfde brief ook al op de rente
“conform de afspraken in ons contract”.
“1% per maand, tenzij de wettelijke rente hoger is in welk geval de wettelijke rente geldt”. Pas bij pleitnota heeft de advocaat van Aegon NV (alinea 2.8 daarvan) nog een beroep gedaan op de niet toepasselijkheid of vernietigbaarheid van deze bepaling uit de algemene voorwaarden. De advocaat van [A] BV heeft zich daar ter pleitzitting vervolgens mondeling formeel tegen verzet omdat hij dat beroep tardief en in strijd met de goede procesorde acht en er dus in eerste aanleg niet meer op kan en/of wil reageren. Reeds daarom zal de rechtbank dit zonder goede redenen (anders de advocaat van Aegon NV nog mondeling stelde) nieuwe verweer van Aegon NV passeren als zijnde gelet op het uitvoerige procesverloop tardief en in strijd met de goede procesorde. Ook inhoudelijk valt zonder nadere toelichting – die ontbreekt – overigens niet in te zien dat en waarom Aegon Nv destijds niet heeft beschikt of kon beschikken over die algemene voorwaarden, gelet op met name de inhoud van artikel 8 (zie alinea 2.11) van de door Aegon NV voor akkoord ondertekende projectovereenkomst.
“voor het overige: tot persistit!”blijkbaar bedoeld om de bij dagvaarding nog expliciet in de hoofdvordering begrepen buitengerechtelijke incassokosten (zie alinea 3.1) bij repliek niet prijs te geven, hoewel die incassokosten bij repliek formeel niet meer onderdeel uitmaken van die gewijzigde hoofdvorderingen en ook niet zijn geformuleerd als een expliciete nevenvordering. De rechtbank leidt dit af uit de inhoud van alinea 7.3 van die conclusie van repliek. Blijkbaar heeft de advocaat van Aegon NV dat bij dupliek ook zo opgevat, gelet op de inhoud van de alinea’s 8.1 t/m 8.4 van die conclusie van dupliek.
€ 149.681,63, naar boven of beneden afgerond op zoals in 2009 wettelijk bepaald € 5,-, dat is dus) € 3.295,-. Dit in beginsel voor betaald griffierecht aan [A] BV toewijsbare deelbedrag moet echter nog worden verminderd met het aldus gelet op het verloop en de uitkomst van deze procedure nodeloos door Aegon NV aan de rechtbank Roermond teveel betaalde gedeelte van het griffierecht van (het toenmalige maximum van € 4.938,- minus de voormelde € 3.295,- = ) € 1.643,-. Per saldo betekent deze rekensom dat Aegon NV nog
(€ 3.295,- minus € 1.643,- =) € 1.652,- voor de door [A] BV aan de rechtbank Roermond betaalde griffierechten moet terugbetalen. Dit alles brengt de rechtbank tot de slotsom dat Aegon NV aan [A] BV voor de proceskosten (€ 7.105,- + € 85,87 +
€ 1.652,- =) € 8.842,87 moet betalen. Aldus zal worden beslist.
De beslissingen
€ 149.681,63(inclusief 19% BTW) in hoofdsom, te vermeerderen met de
contractuele rentevan 1% per maand (tenzij de wettelijke rente hoger is in welk geval contractueel die hogere wettelijke rente geldt) over € 149.681,63 met ingang van
15 februari 2007;
€ 2.842,-voor incassokosten plus in totaal
€ 8.842,87voor de proceskosten;