ECLI:NL:RBDHA:2014:5981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2014
Publicatiedatum
15 mei 2014
Zaaknummer
C-09-456909 - KG ZA 14-117
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod tot ontruiming van gekraakte panden op strafrechtelijke gronden

In deze zaak vorderden eisers, aangeduid als '[A] c.s.', in kort geding de Staat der Nederlanden te verbieden om op strafrechtelijke gronden over te gaan tot ontruiming van door hen gekraakte panden. De panden, eigendom van Ycatch Beheer B.V., waren inmiddels verkocht aan een derde partij die verplicht was om de panden ontruimd op te leveren. De voorzieningenrechter heeft in een tussenvonnis de Staat gelast aan te tonen dat aan alle voorwaarden voor sloop is voldaan. De eisers voerden aan dat zij al meer dan acht maanden in de panden verbleven en dat de aankondiging van de ontruiming hen niet voldoende tijd gaf om een alternatieve woonruimte te vinden. De Staat voerde verweer en stelde dat de eisers te laat waren met het indienen van hun vorderingen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit geen gevolgen had voor de procedure. De voorzieningenrechter benadrukte dat de proportionaliteit van de ontruiming moest worden getoetst aan de hand van de omstandigheden van het geval, inclusief de noodzaak van een aanvullende asbestinventarisatie die door de gemeente was vereist voordat met de sloop kon worden begonnen. De Staat werd opgedragen om bewijsstukken aan te leveren die de vervulling van de voorwaarden voor sloop aantonen, waarna de eisers de gelegenheid kregen om hierop te reageren. De beslissing over de verdere procedure werd aangehouden.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/459609 / KG ZA 14-117
Vonnis in kort geding van 14 februari 2014
in de zaak van

1.[A],

2.
[B],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. E. Tamas te Den Haag,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie)
,
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. M.M.C. van Graafeiland te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘[A] c.s.’ en ‘de Staat’.

1.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 12 februari 2014 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1.
[A] c.s. en hun medebewoners bewonen een pand, een perceel en een loods, gelegen aan de [straat] [huisnummer] A, B, C, D, E, F en M te [woonplaats] (hierna: de panden). De panden, bestaande uit een woning en enkele loodsen, zijn eigendom van Ycatch Beheer B.V. te Utrecht (hierna: Ycatch).
1.2.
De officier van justitie heeft bij brief van 28 januari 2014 (hierna: de aankondigingsbrief) aan de personen die wonen of vertoeven in de panden onder meer het navolgende bericht:
“Hierbij kondig ik u aan dat al degenen die thans wonen of vertoeven in dit pand zijn aangemerkt als verdachten van overtreding van (een van de) de artikelen 138, 138a en/of 139 van het Wetboek van Strafrecht. Aan u is inmiddels te kennen gegeven dat de eigenaar voornemens is om op korte termijn het pand te slopen en dat u vóór 19 februari het pand derhalve dient te hebben verlaten.
Bij dezen kondig ik u aan dat indien u niet vrijwillig vóór 19 februari 2014 het pand zult verlaten, het pand zal worden ontruimd. Deze ontruiming zal plaatsvinden op 19 februari 2014.
Als u wilt dat een rechter zal oordelen over de rechtmatigheid van de voorgenomen ontruiming kunt u een kort geding aanhangig maken. Het OM zal, om u in de gelegenheid te stellen een kort geding aan te spannen, de eerste zeven dagen na dagtekening van deze brief niet overgaan tot ontruimen, behoudens bijzondere omstandigheden.”
1.3.
De aankondigingsbrief is op 31 januari 2014 aan de bewoners van de panden uitgereikt.
1.4.
Ycatch heeft terzake de panden een koopovereenkomst gesloten met een derde. Deze derde is voornemens op het terrein een bouwwerk met parkeerplaatsen te realiseren en heeft in dat kader een omgevingsvergunning aangevraagd bij de gemeente Den Haag. Alvorens Ycatch tot levering kan overgaan dient onder meer de grond in bouwrijpe staat te worden gebracht en voormelde vergunning te zijn verkregen. Op grond van de koopovereenkomst dient Ycatch ontruimd op te leveren en moet zij zorgdragen voor de sloop van de op het terrein aanwezige opstallen en de sanering van de grond.
1.5.
Ten behoeve van de totaalsloop van de panden is aan BK Asbest B.V. te IJmuiden opdracht gegeven tot uitvoering van een asbestinventarisatie. Daarbij is asbesthoudend en asbestverdacht materiaal aangetroffen. In de daarvan opgemaakte rapportage d.d. 28 november 2013 is geadviseerd een aanvullende risicobeoordeling uit te laten voeren in de bedrijfshal, ter beoordeling van de blootstellingsrisico’s aan asbest voor de gebruikers van die bedrijfshal. Geadviseerd wordt voorts de sloopwerkzaamheden nog niet aan te vangen, aangezien tijdens het aanvullende onderzoek asbesthoudend materiaal kan worden aangetroffen.
1.6.
Bij brief van 9 januari 2014 heeft de gemeente Den Haag Ycatch meegedeeld dat zij de sloopmelding van de panden op 8 januari 2014 heeft ontvangen en dat zij daaraan, naar aanleiding van de inhoudelijke toets aan het Bouwbesluit 2012, nadere voorwaarden en verplichtingen verbindt. Ten aanzien van de sloopwerkzaamheden vermeldt de gemeente dat volgens het asbestinventarisatierapport van BK groep een aanvullend asbestinventarisatie rapport type A uitgevoerd dient te worden, voordat de sloop aanvangt. De gemeente stelt voorts dat dit rapport vóór de sloop bij de gemeente moet worden ingediend.

2.Het geschil

2.1.
[A] c.s. vorderen – zakelijk weergegeven – de Staat te verbieden om voor 1 april 2014 op strafrechtelijke gronden tot feitelijke ontruiming van [A] c.s. en hun medebewoners over te gaan, waaronder begrepen het verlenen van medewerking aan het overhandigen van de panden aan derden, dan wel het niet optreden tegen huisvredebreuk jegens [A] c.s. en hun medebewoners gedurende hun afwezigheid;
en bij wijze van incidentele vordering:
de Staat te verbieden op strafrechtelijke gronden tot feitelijke ontruiming van de panden over te gaan totdat de voorzieningenrechter in deze procedure uitspraak heeft gedaan alsmede om de Staat te bevelen het huisrecht van [A] c.s. en hun medebewoners te beschermen tegen de inbreuken door derden totdat de voorzieningenrechter in deze procedure heeft beslist.
2.2.
Daartoe voeren [A] c.s. het volgende aan.
[A] c.s. verblijven al meer dan acht maanden in de panden en hebben sindsdien het ongestoord huisrecht. De aankondiging van de Staat om vóór 19 februari 2014 te vertrekken is zodanig kort voor de fatale termijn van 19 februari 2014 gedaan, dat [A] c.s. niet in staat zijn in de tussenliggende periode in een ander onderkomen te voorzien. De Staat heeft niet aangetoond dat de sloopwerkzaamheden daadwerkelijk op 19 februari 2014 zullen aanvangen, maar zelfs als dat wel het geval zou zijn, dan is het nog steeds mogelijk om [A] c.s. een redelijke termijn te gunnen om hun huisrecht te beëindigen en andere woonruimte te vinden.
2.3.
De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

3.De beoordeling van het geschil

3.1.
De Staat heeft allereerst betoogd dat [A] c.s. te laat zijn met het uitbrengen van de inleidende dagvaarding en de vorderingen van [A] c.s. reeds op die grond niet voor toewijzing in aanmerking komen.
3.2.
Dit betoog treft geen doel. Het College van procureurs-generaal heeft op 30 november 2010 een beleidsbrief opgesteld over het voorlopig te volgen beleid bij voorgenomen strafrechtelijke ontruimingen. Deze beleidsbrief is gepubliceerd op 2 december 2010 in de Staatcourant (Stcrt. 2010, nr. 19500). In de beleidsbrief is onder meer vermeld dat een ontruiming door of namens het Openbaar Ministerie schriftelijk bij de bewoners van het te ontruimen pand wordt aangekondigd, tenzij sprake is van de in de brief genoemde uitzonderingsgevallen. In de aankondiging wordt vermeld dat de ontruiming zal plaatsvinden binnen acht weken na de aankondiging (eventueel met vermelding van de voorgenomen ontruimingsdatum), maar niet binnen de eerste zeven dagen van die termijn, teneinde de krakers in de gelegenheid te stellen binnen die zeven dagen een kort geding aanhangig te maken door middel van het uitbrengen van een kort geding dagvaarding. De Hoge Raad heeft deze beleidsregels in zijn arrest van 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ9880, getoetst en akkoord bevonden. In dat arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat indien (tijdig) van de mogelijkheid tot het indienen van een kort geding dagvaarding gebruik wordt gemaakt, het vonnis van de voorzieningenrechter zal worden afgewacht. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt echter noch uit de beleidsregels noch uit het arrest van de Hoge Raad af te leiden dat na ommekomst van de termijn van zeven dagen niet meer opgekomen zou kunnen worden tegen de aangekondigde ontruiming. Nu de voorzieningenrechter er naar streeft vóór 19 februari 2014 een vonnis te wijzen, heeft het feit dat [A] c.s. niet aan de termijn van zeven dagen zou hebben voldaan, voor zover dit standpunt al juist is, geen consequenties voor de onderhavige procedure. De stelling van de Staat dat [A] c.s. te laat waren met het uitbrengen van de inleidende dagvaarding wordt daarom gepasseerd.
3.3.
[A] c.s. erkennen dat zij de panden dienen te ontruimen. Zij zijn daartoe ook bereid, maar verzetten zich tegen de in hun visie veel te korte termijn waarop dit dient te gebeuren. Het in artikel 8 tweede lid van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) besloten proportionaliteitsvereiste brengt mee, zoals de Staat heeft gesteld, dat de voorzieningenrechter, naast de wederrechtelijkheid van het verblijf in het pand, tevens heeft te toetsen of de op zichzelf beschouwd door de wetgever gegeven voorrang van het belang van de openbare orde, het beëindigen van strafbare feiten en de bescherming van de rechten van derden boven het huisrecht van de kraker, in de concrete omstandigheden van het geval, de proportionaliteitstoets kan doorstaan. [A] c.s. hebben in dat kader betoogd dat geenszins vaststaat dat op 19 februari 2014 daadwerkelijk met de sloopwerkzaamheden zal worden aangevangen, nu niet is gebleken dat er aanvullend onderzoek is verricht naar asbesthoudend materiaal, terwijl de gemeente Den Haag dit wel als voorwaarde heeft gesteld om tot slopen over te mogen gaan.
3.4.
De Staat heeft ter terechtzitting, bij monde van de heer [projectontwikkelaar], projectontwikkelaar, aangevoerd dat er inmiddels een aanvullende asbestinventarisatie heeft plaatsgevonden en dat alle voorwaarden om tot slopen over te kunnen gaan zijn vervuld, alsmede dat er instemming van de gemeente Den Haag is verkregen om tot slopen over te kunnen gaan op 19 februari 2014. Gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [A] c.s. ligt het op de weg van de Staat om haar standpunt in deze te onderbouwen en op dat punt nadere stukken in het geding te brengen waaruit duidelijk wordt dat de door de gemeente gestelde voorwaarde is vervuld en zo niet, wanneer dat wel het geval zal zijn. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de Staat daartoe, op zeer korte termijn, in de gelegenheid te stellen. [A] c.s. zullen daarop, eveneens op zeer korte termijn, kunnen reageren.
3.5.
Elke verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- gelast de Staat de onder 3.4 bedoelde stukken uiterlijk op maandag 17 februari 2014 te 12.00 uur per fax aan de voorzieningenrechter en de advocaat van [A] c.s. toe te zenden;
- stelt [A] c.s. in de gelegenheid daarop te reageren uiterlijk op dinsdag 18 februari 2013 te 12.00 uur;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en is bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2014.
hf