In deze bodemzaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2014, staat de aansprakelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) tegenover de besloten vennootschap Veluwese Vastgoedcombinatie II B.V. (VVC) centraal. De zaak betreft een schadevergoeding na een tussenvonnis waarin de kantonrechter had geoordeeld dat het COA aansprakelijk was voor de schade die VVC had geleden door het niet nakomen van een huurovereenkomst voor de locatie Groot Bartje in Zorgvlied. Het COA had in een tussenvonnis de mogelijkheid gekregen om hoger beroep aan te tekenen, wat zij ook deed. Het gerechtshof bekrachtigde het tussenvonnis en verwees de zaak terug naar de kantonrechter voor verdere beoordeling.
De kantonrechter oordeelde dat VVC recht had op schadevergoeding, maar dat deze schade mede het gevolg was van omstandigheden die aan VVC konden worden toegerekend. De schadevordering bestond uit twee delen: de schade die VVC had geleden door een schadevergoeding aan Interparcs en de gederfde winst. De kantonrechter oordeelde dat het COA gehouden was tot betaling van een bedrag van € 54.072,= aan VVC, alsook een bedrag van € 9.613,50 voor gederfde winst, beide te vermeerderen met wettelijke rente.
De kantonrechter wees de reconventionele vordering van het COA af en veroordeelde het COA in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in een huurovereenkomst en de gevolgen van het niet nakomen van afspraken, evenals de rol van eigen schuld in de schadevergoeding.