In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, vordert eiser, [eiser], schadevergoeding van gedaagden, [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3], naar aanleiding van een mishandeling die op 18 juni 2013 heeft plaatsgevonden. Eiser stelt dat hij door de gedaagden onrechtmatig is behandeld en vordert een verklaring voor recht, alsook schadevergoeding die nader moet worden vastgesteld. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij onder andere een dagvaarding, conclusie van antwoord en een tussenvonnis zijn ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden deel uitmaakten van een groep die eiser heeft mishandeld, maar dat zij ontkennen persoonlijk geweld te hebben gebruikt. De rechtbank heeft artikel 6:166 BW toegepast, dat groepsaansprakelijkheid regelt, en geconcludeerd dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade die eiser heeft geleden.
De rechtbank heeft de schade van eiser begroot op basis van de door hem ingediende schadeposten, waaronder ziekenhuis- en ambulancekosten. De rechtbank heeft echter geen rekening gehouden met gederfde inkomsten en verhuiskosten, omdat eiser deze niet voldoende heeft onderbouwd. Uiteindelijk heeft de rechtbank een schadevergoeding van € 1.685,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding en de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 26 augustus 2015 door mr. A.M. Brakel.