In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Den Haag, vorderde Teva Nederland B.V. en haar zustermaatschappijen (hierna gezamenlijk aangeduid als Teva) de opheffing van een conservatoir bewijsbeslag dat was gelegd door Astrazeneca AB. Het beslag was gelegd in het kader van een geschil over de vermeende inbreuk op het octrooi EP 1 289 506 B1 door de verkoop van de astma-inhalator DuoResp Spiromax door Teva. De rechtbank heeft op 23 september 2015 uitspraak gedaan in dit kort geding, waarbij de voorzieningenrechter oordeelde dat het beslag onrechtmatig was gelegd. Teva stelde dat Astrazeneca niet had voldaan aan de verplichting om hen tijdig op de hoogte te stellen van het beslag, zoals overeengekomen in eerdere afspraken tussen partijen. De rechtbank oordeelde dat Astrazeneca in strijd met deze afspraken had gehandeld en dat het beslag niet in overeenstemming was met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. De voorzieningenrechter heeft het beslag opgeheven en Astrazeneca veroordeeld tot het teruggeven van de in beslag genomen documenten en gegevens. Tevens werd Astrazeneca verplicht om Teva schriftelijk te informeren over het inroepen van andere octrooien in Nederland. De proceskosten werden aan Astrazeneca opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.