Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
(van minimaal € 60.000,--) ineens wordt voldaan.
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
mag, maar ook
moetworden ten uitvoer gelegd en wel zo spoedig mogelijk. Dat geldt ook voor de executie van een opgelegde schadevergoedingsmaatregel, met dien verstande dat uitstel van betaling kan worden verleend, dan wel betaling in termijnen kan worden toegestaan.
Staatscourant2014, 37617), hierna aan te duiden als 'de Aanwijzing'. In de Aanwijzing is opgenomen dat het CJIB in beginsel geen betalingsregeling treft en dat alleen op grond van bijzondere omstandigheden een verzoek daartoe kan worden gehonoreerd, zij het dat daarop ook weer uitzonderingen mogelijk zijn, bijvoorbeeld indien (i) in een eerdere zaak (minder dan een jaar geleden) een betalingsregeling verwijtbaar niet is nagekomen, (ii) de vervaldatum van een tweede aanmaning is verstreken en (iii) een waarschuwing arrestatiebevel, dan wel een arrestatiebevel is uitgevaardigd. De termijn waarbinnen volledige betaling moet zijn gerealiseerd is in beginsel maximaal 12 maanden. In bijzondere gevallen kan de termijn worden verlengd tot hoogstens 36 maanden, doch alleen indien binnen de afgesproken termijn betaling van de gehele vordering aannemelijk is. Slechts in uitzonderingsgevallen kan van de maximale termijn van 36 maanden worden afgeweken. In dat geval wordt maatwerk toegepast in het individuele geval, maar ook dan moet de regeling er wel toe leiden dat het (totaal) verschuldigde bedrag binnen een redelijke termijn volledig wordt voldaan. Aan het CJIB is een ruime beleidsvrijheid toegekend, wat meebrengt mee dat de beslissingen van het CJIB in beginsel slechts marginaal kunnen worden getoetst in een procedure als de onderhavige.
kanvoldoen. Uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid dat zulks door de wetgever onder ogen is gezien (zie o.a. ook RHR 20 juni 2000, NJ 2000, 634). Daar komt bij dat ingevolge vaste jurisprudentie het gebrek aan draagkracht onder omstandigheden reden kan zijn voor de strafrechter om af te zien van het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel terwijl de situatie zich daarvoor in beginsel wel leent (zie o.a. HR 19-6-2007, LJN:AZ8788). Hiervan uitgaande lag het op de weg van [eiser] om daarop in de strafzaak een beroep te doen. Dat hij destijds in de strafzaak verstek heeft laten gaan - en zich daarop dus niet heeft beroepen - komt, ongeacht de oorzaak van het niet-verschijnen, geheel voor zijn risico. Bovendien moet worden aangenomen dat [eiser] een rechtsmiddel had kunnen instellen tegen het strafvonnis, hetgeen hij heeft nagelaten.