ECLI:NL:RBDHA:2015:14138
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsontneming van asielzoeker en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een asielzoeker, eiser, die in Detentiecentrum Zeist verbleef. De maatregel was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser had op 11 november 2015 beroep ingesteld tegen deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de maatregel ten onrechte aan eiser was tegengeworpen, omdat hij niet binnen vier weken Nederland had verlaten en niet naar de verantwoordelijke lidstaat zou vertrekken. Dit was in strijd met eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die had geoordeeld dat de Dublinverordening een eigen systeem bevat voor de overdracht van asielzoekers en dat de verantwoordelijkheid voor de overdracht primair op de autoriteiten van de verzoekende lidstaat rust. De rechtbank concludeerde dat de gronden die verweerder had aangevoerd om de maatregel te rechtvaardigen, niet konden worden aanvaard. Daarnaast werd de grond dat eiser niet over voldoende middelen van bestaan beschikte, ook niet aan de maatregel ten grondslag gelegd, omdat deze niet voldoende was gemotiveerd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel en kende eiser een schadevergoeding toe van € 1.200,- voor de 15 dagen die hij in detentie had doorgebracht. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 980,- werden vastgesteld.