ECLI:NL:RBDHA:2015:15060

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
09/777073-14/09/777199-14 (t.b.g.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan woninginbraak met aanzienlijke schade en emotionele impact op slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die medeplichtig was aan een woninginbraak. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van het verstrekken van informatie aan medeverdachten over een woning in Gouda, waar een aanzienlijk geldbedrag en diverse goederen werden gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de medeverdachten had ingelicht over de aanwezigheid van het geld en de afwezigheid van bewoners, wat leidde tot de inbraak. De rechtbank benadrukte de ernst van woninginbraken, die niet alleen materiële schade veroorzaken, maar ook een grote inbreuk op de privacy en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers met zich meebrengen. De verdachte ontkende zijn betrokkenheid, maar de rechtbank vond de verklaringen van de getuigen en de verzamelde bewijsmiddelen overtuigend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de inbraak, maar niet als medepleger kon worden aangemerkt. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, waarvan 70 uren onvoorwaardelijk en 70 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden en de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers 09/777073; 09/777199/14 (t.b.g.)
Datum uitspraak 26 maart 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998 ,
[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 12 maart 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Bakker en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. G.E.M. Later, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 januari 2014 te Gouda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen geld (ongeveer 95.000 tot 101.300 euro) en/of een of meer videocamera('s) en/of een fotocamera en/of een horloge en/of een telefoon (Iphone) en/of een Ipad, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een raam (van de slaapkamer) te vernielen/forceren, althans door middel van braak/verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 9 januari 2014 te Gouda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan [adres 2] ) heeft weggenomen geld (ongeveer 95.000 tot 101.300 euro) en/of een of meer videocamera('s) en/of een fotocamera en/of een horloge en/of
een telefoon (Iphone) en/of een Ipad, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) en/of aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een raam (van de slaapkamer) te vernielen/forceren, althans door middel van braak/verbreking en/of inklimming, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 9 januari 2014 te Gouda en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door toen en daar opzettelijk
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) te informeren over de vindplaats/aanwezigheid van dat geld en/of die (andere) goederen in die woning en/of
- tezamen met de enig aanwezige bewoner van die woning (te weten [zoon 1 aangever] )
de woning te verlaten en/of
- (vervolgens) die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) te informeren over de situatie dat er geen bewoners in de woning aanwezig waren en/of
- (vervolgens) die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) te informeren dat een van de bewoners (te weten [zoon 1 aangever] ) terug zou keren naar die woning;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
ter berechting gevoegd: 09.777199-14
hij op of omstreeks 11 maart 2014 te Gouda met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een iPad, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Getuige 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van feit 1 [1] : de woninginbraak
3.1
Inleiding
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
Op 9 januari 2014 is in de woning van de heer [slachtoffer 1] (verder: de aangever) aan de [adres 2] een inbraak gepleegd. Het raam van de slaapkamer is geforceerd. Daarbij is een geldbedrag van € 95.000,- tot € 101.300,- weggenomen en zijn goederen weggenomen, te weten videocamera’s, een fotocamera, een horloge, een IPhone en een IPad. [2]
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte een rol heeft gespeeld bij voornoemde woninginbraak en of de rol van de verdachte zodanig is geweest dat sprake is van medeplegen, dan wel medeplichtigheid.
3.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en aldus medeplichtig is geweest aan voornoemde woninginbraak.
3.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten te komen. De verdachte ontkent dat hij betrokken is geweest bij de woninginbraak. Ook van het opzettelijk gelegenheid geven, middelen of inlichtingen verschaffen of behulpzaam zijn is geen sprake. Alle informatie van de zijde van de aangever, zijn partner en zoons is onbetrouwbaar. Men heeft geprobeerd de schuld bij de verdachte neer te leggen. Er zijn geen sporen van de verdachte aangetroffen. De [getuige 2] , die eerst goed bevriend was met de verdachte, maar later met [zoon 1 aangever] (zoon van de aangever), heeft een aantal maanden na de inbraak pas een verklaring afgelegd. De schuld van de verdachte kan niet worden gebaseerd op roddel en achterklap. Gelet op de persoonlijkheid van de verdachte is het ondenkbaar dat hij een verhaal kan verzinnen en meer dan een jaar later nog steeds dat verhaal kan vertellen, wanneer het niet de waarheid zou zijn. De raadsvrouw concludeert tot vrijspraak van de verdachte.
3.1.3
De beoordeling van de tenlastelegging.
De rechtbank zal hierna bij de beoordeling van de tenlastelegging ingaan op de gevoerde verweren, voor zover het relevante verweren en uitdrukkelijk onderbouwde standpunten betreft. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Aangifte [slachtoffer 1]
De heer [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van een woninginbraak op 9 januari 2014 tussen 20:50 uur en 21:10 uur aan de [adres 2] . Hij zag dat het raam van de slaapkamer op de begane grond opengebroken was. Hij zag meerdere sporen van een breekvoorwerp in de sluitnaad van het raam zitten. Tevens heeft hij gezien dat het hele huis doorzocht was. Alle laden en kasten stonden open en goederen waren verplaatst en overhoop gehaald. Hij zag in zijn slaapkamer dat het bed omgegooid was en dat het geldbedrag van € 95.000,- tot € 100.000,- dat hieronder lag, weg was. Hij zag op het onderlaken van zijn bed een bloedvlek zitten die er eerder niet zat. Uit het dressoir in de woonkamer zijn een geldbedrag van € 1.200,- tot € 1.300,-, een fotocamera, twee videocamera’s en een IPhone weggenomen. [3]
Voorts heeft de aangever verklaard dat de dader van de inbraak moest hebben geweten waar het geld lag. Het geld lag pas twee dagen onder het bed. [4] De zoon van de aangever, [zoon 2 aangever] (verder: [zoon 2 aangever] ), heeft gezien dat aangever het geld onder het bed legde. Hij heeft dit aan zijn vrienden verteld. [5] De aangever heeft zich op 9 januari 2014 rond etenstijd omgekleed en zijn T-shirt over de rugleuning van een fauteuil gelegd. Na de inbraak zat er een bloedvlek op het T-shirt. [6]
Getuigen
[zoon 1 aangever] (verder: [zoon 1 aangever] ) heeft verklaard dat hij [verdachte] belde en dat [verdachte] bij hem thuis kwam om te chillen. Vervolgens gingen zij naar buiten en heeft [verdachte] eerst zijn zus gebeld. Toen zij naar het Atlantis park achter het huis gingen, vroeg [verdachte] of hij met de telefoon van [zoon 1 aangever] mocht bellen, omdat zijn eigen telefoon bijna leeg was en hij geen beltegoed had. [verdachte] belde eerst zijn zus en toen zijn broer. [zoon 1 aangever] kon niet verstaan wat [verdachte] zei, omdat hij in het Marokkaans ging praten. [zoon 1 aangever] zag dat [verdachte] daarna de telefoonnummers ging wissen. [zoon 1 aangever] en [verdachte] waren vervolgens aan het wachten op de broer en zus van [verdachte] , maar die kwamen niet meer. [zoon 1 aangever] zei dat zij terug naar huis gingen. [verdachte] vroeg toen opnieuw of hij nog een keer mocht bellen naar zijn broer. Hij belde en wiste het nummer opnieuw. Toen zij bijna thuis waren, belde de moeder van [zoon 1 aangever] dat het raam van de woning open stond. [7]
[zoon 1 aangever] heeft voorts verklaard dat hij door een anoniem nummer werd gebeld. [verdachte] had toen al één keer gebeld met de telefoon van [zoon 1 aangever] . Vervolgens heeft hij nog driemaal met de telefoon van [zoon 1 aangever] gebeld. [8]
Op 9 januari 2014 heeft [verdachte] alleen met de telefoon van [zoon 1 aangever] gebeld en niet met de huistelefoon. [9] [zoon 1 aangever] heeft nooit gebeld met de broer van [verdachte] . [zoon 1 aangever] weet zeker dat hij, toen er gebeld werd met de huistelefoon op 9 januari 2014 om 20:47 uur en 20:50 uur, al buiten was met [verdachte] . Toen hij om 20:16 uur gebeld werd door een anoniem nummer was hij namelijk al buiten met [verdachte] . [zoon 1 aangever] zag dat [verdachte] met zijn telefoon wegliep toen hij zijn broer of zus ermee aan het bellen was. [10]
[partner van de aangever] ( [partner van de aangever] ) kwam op
9 januari 2014 rond 21:10 uur thuis. Zij zag het slaapkamerraam op de begane grond open staan en kreeg de voordeur moeilijk open met de sleutel. [partner van de aangever] zag vervolgens spullen in de gang staan. Zij heeft [zoon 1 aangever] en [zoon 2 aangever] gebeld met de vraag of zij het slaapkamerraam open hadden laten staan. Toen werd duidelijk dat er was ingebroken heeft [partner van de aangever] de politie gebeld. [11]
[zoon 2 aangever] heeft op 14 januari 2014 verklaard dat hij zijn vader een of twee maanden eerder op zijn knieën naast het bed zag zitten en geld zag liggen op het bed. [zoon 2 aangever] gaat veel om met [verdachte] en heeft aan hem verteld dat hij het geld had gezien. Hij heeft alleen gezegd dat er geld onder zijn vaders bed lag. [12]
[getuige] heeft verklaard dat [Medeverdachte 1] (verder: [Medeverdachte 1] , broer van de verdachte en medeverdachte) op 9 januari 2014 bij haar thuis was. Hij deed zenuwachtig en was constant aan het bellen. Rond 18:00 uur ging hij weg en rond 22:00 uur was hij terug. [getuige] zag dat [Medeverdachte 1] een geldbedrag van totaal € 15.000,- tevoorschijn haalde uit zijn kleding. Zij hoorde [Medeverdachte 1] zeggen dat hij in totaal € 20.000,- had geregeld. [Medeverdachte 1] wilde het geld niet achterlaten bij [getuige] , omdat hij bang was dat de politie dan ook bij haar thuis zou komen. [getuige] hoorde [Medeverdachte 1] zeggen dat hij het geld bij een oom in Zoetermeer zou bewaren. [Medeverdachte 1] heeft mevrouw [getuige] in vertrouwen genomen en aan haar verteld dat hij samen met [medeverdachte 2] (naar de rechtbank begrijpt de medeverdachte [medeverdachte 2] , verder: [medeverdachte 2] ) had ingebroken in een huis in de wijk Bloemendaal. Zij zouden via een raam dat moest worden opengebroken naar binnen zijn geklommen. Het geld lag onder het bed in een grote slaapkamer. Mevrouw [getuige] heeft [Medeverdachte 1] een zwarte sporttas met hengsel geleend. Zij hoorde dat [Medeverdachte 1] vertelde dat deze zwarte sporttas bij de woninginbraak is gebruikt en is achtergelaten in het huis. [Medeverdachte 1] vertelde dat hij te horen had gekregen dat de politie bloedsporen in de woning had aangetroffen. [Medeverdachte 1] had zich kort voor de inbraak gesneden en was bang dat zijn bloed gevonden was. [13]
Mevrouw [getuige] hoorde [Medeverdachte 1] zeggen dat hij de informatie over het geld in het huis van zijn broertje [verdachte] had gekregen. [verdachte] kwam heel vaak bij [zoon 1 aangever] en [zoon 2 aangever] thuis. Ook hoorde zij [Medeverdachte 1] vertellen dat [verdachte] al de hele week tegen hem zeurde dat hij moest gaan inbreken bij [zoon 2 aangever] en [zoon 1 aangever] , omdat er zoveel geld binnen lag. Volgens [Medeverdachte 1] was afgesproken dat [verdachte] de jongens [zoon 2 aangever] en [zoon 1 aangever] zou afleiden, zodat [Medeverdachte 1] kon inbreken. [verdachte] heeft naar [Medeverdachte 1] gebeld dat “ze” niet thuis waren. Toen hebben [Medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de inbraak gepleegd. [14]
Mevrouw [getuige] verklaarde voorts dat [Medeverdachte 1] sinds de inbraak een nieuw nummer had. Tijdens de inbraak had hij zijn Samsung telefoon aan laten staan met het nummer [telefoonnummer] . Deze telefoon heeft [Medeverdachte 1] na de inbraak weggegooid. [15]
[getuige 2] heeft verklaard dat zij na school omging met [verdachte] . Zij waren beste vrienden. [getuige 2] verklaarde dat [verdachte] op de dag van de inbraak bij [zoon 1 aangever] tijdens de tekenles tegen haar heeft gezegd dat zijn broer de volgende dag zou gaan inbreken bij [zoon 1 aangever] . [getuige 2] dacht dat dit een leugen was, tot zij de volgende dag hoorde dat er was ingebroken bij [zoon 1 aangever] . Zij moest van [verdachte] zweren dat zij het niet zou doorvertellen. [getuige 2] hoorde van [verdachte] dat er veel geld lag bij [zoon 1 aangever] thuis. [verdachte] wist ook waar het geld lag. [16]
[getuige 2] verklaarde vervolgens dat [verdachte] intern was geschorst en apart zat. Zij ging naar hem toe en hoorde dat [verdachte] zei dat hij € 3.000,- had gevonden in een envelop bij de ING in Bloemendaal. Daarvan had hij € 2.000,- aan zijn moeder gegeven. [17]
[getuige 2] hoorde dat [verdachte] vertelde dat hij de helft zou krijgen van wat ze zouden stelen. [18]
Bevindingen politie
Onderzoek door de politie heeft de volgende bevindingen opgeleverd.
Uit onderzoek naar de zwarte sporttas, die werd aangetroffen in de woning aan de [adres 2] en die in beslag werd genomen door de forensische opsporing, is gebleken dat getuige [getuige] op 18 januari 2014 heeft verklaard dat dit de sporttas betrof die zij had uitgeleend aan [Medeverdachte 1] . [19]
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de vaste telefoonaansluiting van de woning aan de [adres 2] met nummer [telefoonnummer 2] over de periode van 20 augustus 2013 tot en met 20 februari 2014 is gebleken dat driemaal is gebeld naar het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij [Medeverdachte 1] . De telefooncontacten hebben plaatsgevonden op 8 januari 2014 te 19:33 uur, op 9 januari 2014 te 20:47 uur en op 9 januari 2014 te 20:50 uur. [20]
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers van de verdachte, de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de getuige [zoon 1 aangever] op 9 januari 2014 van 19:44 uur tot en met 22:19 uur is het volgende gebleken:
  • het telefoonnummer van de verdachte ontvangt om 20:01 uur een sms-bericht van het telefoonnummer van [medeverdachte 2] ;
  • het telefoonnummer van [zoon 1 aangever] heeft om 20:04, 20:05 en 20:07 uur gebeld naar het telefoonnummer van [medeverdachte 2] . Deze oproepen zijn gewist uit de telefoonlijst van [zoon 1 aangever] ;
  • het telefoonnummer van [Medeverdachte 1] heeft tussen 20:24 uur en 20:56 uur elf keer geprobeerd te bellen naar het telefoonnummer van [verdachte] ;
  • het telefoonnummer van [Medeverdachte 1] heeft om 20:49 uur en 20:53 uur ge-sms’t naar het telefoonnummer van [verdachte] ;
  • de vaste huistelefoon van [zoon 1 aangever] heeft om 20:47 uur gebeld met het telefoonnummer van [Medeverdachte 1] , het gesprek duurde 90 seconden;
  • de vaste huistelefoon van [zoon 1 aangever] heeft om 20:50 uur gebeld met telefoonnummer van [Medeverdachte 1] , het gesprek duurde 36 seconden;
  • het telefoonnummer van [zoon 1 aangever] heeft om 20:55 uur gebeld en heeft om 20:56 uur tweemaal geprobeerd te bellen naar het telefoonnummer van [Medeverdachte 1] ;
  • het telefoonnummer van [Medeverdachte 1] heeft om 20:59 uur gebeld naar het telefoonnummer van [zoon 1 aangever] , het gesprek duurde 22 seconden;
  • het telefoonnummer van [zoon 1 aangever] heeft om 21:13 en 21:22 uur gebeld naar het telefoonnummer van [Medeverdachte 1] , het gesprek duurde 54 seconden;
  • het telefoonnummer van [partner van de aangever] heeft om 21:28 uur en om 21:29 uur gebeld naar telefoonnummer van [zoon 1 aangever] ;
  • het telefoonnummer van [zoon 1 aangever] heeft om 21:52 uur gebeld naar het telefoonnummer van [moeder verdachte] , het gesprek duurde 54 seconden.
De gesprekken van het telefoonnummer van [zoon 1 aangever] naar het telefoonnummer van [Medeverdachte 1] zijn gewist uit de oproepenlijst van [zoon 1 aangever] . [21]
Telefoontap
Tijdens de voorlopige hechtenis van de medeverdachte [medeverdachte 1] werden middels telefoontaps gesprekken afgeluisterd tussen [medeverdachte 1] en de getuige [getuige] . Uit diverse gesprekken op 30 januari 2014 is gebleken dat [getuige] door [medeverdachte 1] onder druk wordt gezet om haar getuigenverklaring ten aanzien van de woninginbraak in te trekken en te verklaren dat zij alles gelogen heeft. [22] Uit een gesprek op 1 februari 2014 is gebleken dat [getuige] aan [medeverdachte 1] vraagt wat zij tegen de politie moet zeggen als wordt gevraagd van wie die tas is (naar de rechtbank begrijpt: de zwarte sporttas die is aangetroffen in de woning van de familie [slachtoffer 1] ). [medeverdachte 1] geeft aan dat [getuige] moet zeggen dat zij buiten heeft gehoord dat die tas daar is achtergelaten en dat zij alles op hem heeft afgeschoven. [23]
Op 3 februari 2014 is een proces-verbaal opgemaakt waaruit blijkt dat de getuige [getuige] verklaart dat haar eerdere verklaring over de betrokkenheid van [medeverdachte 1] bij de woninginbraak gelogen is. [24]
Sporenonderzoek
In de woning aan de [adres 2] werd een bloedspoor aangetroffen op het voorpand van een T-shirt. [25] [26]
Dit spoor is door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderworpen aan een DNA-onderzoek. Het uit het bloedspoor verkregen DNA-profiel is vergeleken met de in de Nederlandse DNA-databank aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is één match gevonden. Uit de conclusies van het NFI blijkt dat het DNA in het sporenmateriaal afkomstig kan zijn van [medeverdachte 2] . De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard. [27]
Voorts werd aan de binnenzijde van een kozijn in de woning een inklimspoor in de vorm van een vingerafdruk veiliggesteld. [28]
De sporen zijn door de politie onderworpen aan een dactyloscopisch onderzoek. Uit de conclusies blijkt dat het onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd onder Havank ten name van [medeverdachte 2] . Uit het onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen. Deze bevindingen liggen geheel in lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein. [29]
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 9 januari 2014 rond 20:30/20:45 uur samen met [zoon 1 aangever] in de woning van [zoon 1 aangever] is geweest en dat zij vervolgens naar buiten gingen. De verdachte heeft verklaard dat hij zijn zus heeft gebeld met de telefoon van [zoon 1 aangever] en dat hij het nummer van zijn zus heeft gewist, omdat dit privé is en hij niet wilde dat [zoon 1 aangever] dit nummer in zijn bezit heeft. De verdachte heeft zijn broer [medeverdachte 1] niet gebeld met de telefoon van [zoon 1 aangever] die avond. Hij heeft eenmaal naar zijn zus gebeld en eenmaal naar zijn moeder. Mogelijk heeft [zoon 1 aangever] gebeld naar [medeverdachte 1] . [zoon 1 aangever] en de verdachte hebben in het park gewacht op de zus van de verdachte. Toen de moeder van [zoon 1 aangever] belde dat er was ingebroken, zijn [zoon 1 aangever] en de verdachte naar het huis van [zoon 1 aangever] gerend. De verdachte heeft van [zoon 2 aangever] gehoord dat zijn vader veel geld in huis heeft. Iedereen weet dat, omdat [zoon 2 aangever] hierover heeft opgeschept. Hij heeft daarover ook een bericht op Twitter geplaatst. De verdachte heeft ontkend dat hij € 3.000,- heeft gekregen en dat hij iets te maken heeft met de inbraak.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank is, anders dan de raadvrouw, van oordeel dat de verklaringen van de aangever, de partner van de aangever ( [partner van de aangever] ) en de zoons van de aangever (getuigen [zoon 1 aangever] en [zoon 2 aangever] ) betrouwbaar zijn. De verklaringen zijn gelijkluidend en worden in belangrijke mate ondersteund door de verklaring van de getuigen [getuige] en [getuige 2] en de bevindingen van de politie.
Getuige [getuige] heeft zeer gedetailleerd verklaard hoe en door wie de woninginbraak is gepleegd. Deze informatie over de woninginbraak heeft zij gekregen van haar (ex-)verloofde en medeverdachte [medeverdachte 1] . Hij heeft aan [getuige] verteld dat de verdachte een tip heeft gegeven over het geld in de woning van [zoon 1 aangever] en [zoon 2 aangever] . De afspraak was dat de verdachte de jongens [zoon 1 aangever] en [zoon 2 aangever] zou afleiden, zodat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] konden inbreken. De verdachte zou [medeverdachte 1] gebeld hebben op het moment dat de woning verlaten was. Op dat moment hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de woninginbraak gepleegd.
Dat de verklaring van [getuige] zou zijn gelogen, zoals zij later heeft verklaard, acht de rechtbank niet aannemelijk. Blijkens de inhoud van de gesprekken uit de telefoontaps is [getuige] door [medeverdachte 1] onder druk gezet om haar verklaring in te trekken en een andere verklaring af te leggen over de zwarte sporttas die in de woning van de familie [slachtoffer 1] is aangetroffen.
De aangifte wordt voorts ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 2] waarin zij aangeeft dat de verdachte een dag voor de inbraak tegen haar heeft gezegd dat zijn broer zou gaan inbreken bij [zoon 1 aangever] . Daarbij zou de verdachte ook hebben aangegeven dat hij wist dat er veel geld in de woning lag en dat hij wist waar het geld lag.
Daarnaast is uit de historische telefoongegevens tussen de telefoonnummers van de verdachte, de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de getuige [zoon 1 aangever] het volgende gebleken. Vast staat dat de verdachte de telefoon van [zoon 1 aangever] heeft gebruikt om te bellen. De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte met de medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gebeld tussen 20:04 uur en 20:07 uur op het moment dat hij de woning met [zoon 1 aangever] had verlaten. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft meermalen geprobeerd in contact te komen met de verdachte tussen 20:24 uur en 20:56 uur. De batterij van zijn telefoon was echter leeg.. Voorts stelt de rechtbank vast dat met de vaste huistelefoon van de familie [slachtoffer 1] tijdens de inbraak tweemaal is gebeld naar het nummer van de medeverdachte [medeverdachte 1] , mogelijk door de medeverdachte [medeverdachte 2] die toen al in de woning aanwezig was. Vervolgens heeft de verdachte met de telefoon van [zoon 1 aangever] gebeld naar de medeverdachte [medeverdachte 1] om 21:13 uur en om 21:22 uur, op het moment dat [zoon 1 aangever] en de verdachte terugliepen naar de woning. Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de telefoon van [zoon 1 aangever] is gebleken dat de verdachte de telefoonnummers van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft gewist uit de telefoonlijst van [zoon 1 aangever] .
De aangifte wordt ten slotte ondersteund door de bevindingen van de politie, inhoudende dat de zwarte sporttas, die [getuige] heeft uitgeleend aan [medeverdachte 1] , is aangetroffen in de woning van de familie [slachtoffer 1] , en het sporenonderzoek, waaruit is gebleken dat [medeverdachte 2] in de woning aanwezig was.
De verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij niet naar [medeverdachte 1] heeft gebeld, maar dat [zoon 1 aangever] dit gedaan zal hebben, acht de rechtbank – gelet op voornoemde bevindingen en gelet op de omstandigheid dat [zoon 1 aangever] en medeverdachte [medeverdachte 1] elkaar niet kennen – niet aannemelijk.
De rechtbank is van oordeel dat hiermee voldoende is komen vast te staan dat de verdachte betrokken is geweest bij de woninginbraak.
De rechtbank stelt echter vast dat uit de bewijsmiddelen onvoldoende is gebleken dat sprake is van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking dat de rol van de verdachte bij de woninginbraak kan worden aangeduid als medeplegen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan wel worden vastgesteld dat de verdachte, met het verschaffen van inlichtingen over en het behulpzaam zijn bij de woninginbraak medeplichtig is aan voornoemde woninginbraak. Het verschaffen van inlichtingen bestond uit het voorafgaand aan de inbraak verschaffen van informatie over het geldbedrag en de vindplaats daarvan in de woning van de familie [slachtoffer 1] . Door het informeren van zijn broer [medeverdachte 1] dat verdachte en [zoon 1 aangever] de woning verlieten en door hem vervolgens te informeren over de terugkeer van [zoon 1 aangever] en zichzelf naar de woning, is de verdachte tijdens de inbraak behulpzaam geweest bij het plegen van dit misdrijf.
De rechtbank is gelet op vorenstaande bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang en verband bezien – van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het behulpzaam zijn bij en het verschaffen van inlichtingen tot het plegen van de inbraak in de woning aan de [adres 2] .
Ten aanzien van feit 2
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken.
3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens vrijspraak van feit 2 bepleit, aangezien onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden is om tot een veroordeling te kunnen komen.
3.2.3
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om verdachte voor dit feit te kunnen veroordelen en zal hem hiervoor vrijspreken. Gelet op de standpunten van zowel de officier van justitie als de verdediging, behoeft dit geen nadere motivering
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 9 januari 2014 te Gouda tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan [adres 2] ) hebben weggenomen geld (ongeveer 95.000 tot 101.300 euro) en videocamera's en een fotocamera en een horloge en een telefoon (Iphone) en een Ipad, toebehorende aan [slachtoffer 1] , zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik te hebben gebracht door een raam van de slaapkamer te forceren, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot en met 9 januari 2014 te Gouda opzettelijk inlichtingen heeft verschaft en behulpzaam is geweest door toen en daar opzettelijk
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te informeren over de vindplaats/aanwezigheid van dat geld en/of die (andere) goederen in die woning en
- tezamen met de enig aanwezige bewoner van die woning (te weten [zoon 1 aangever] ) de woning te verlaten en
- vervolgens die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te informeren over de situatie dat er geen bewoners in de woning aanwezig waren en
- vervolgens die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te informeren dat een van de bewoners (te weten [zoon 1 aangever] ) terug zou keren naar die woning;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen jeugddetentie, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, niet expliciet uitgelaten over de strafmaat.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in acht genomen.
De verdachte is medeplichtig geweest aan een woningbraak. Uit de woning is een groot geldbedrag en een aantal goederen weggenomen. De verdachte heeft de medeverdachten ingelicht over het geldbedrag in de woning en heeft de medeverdachten geïnformeerd dat er niemand in de woning was en ook dat er weer mensen aankwamen. Woninginbraken zijn ernstige feiten. Zij veroorzaken niet alleen de nodige materiële en emotionele schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de slachtoffers. Het is voor hen bijzonder onaangenaam en beangstigend om te leven met de wetenschap dat vreemden in die woning zijn geweest en persoonlijke bezittingen hebben doorzocht en weggenomen. Het handelen van de verdachte en zijn mededaders draagt dan ook bij aan het toenemen van de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Daarbij rekent de rechtbank het de verdachte zwaar aan dat hij de woninginbraak door zijn broer en een ander heeft laten plegen bij het gezin van zijn vriend, waar de verdachte (bijna) dagelijks aanwezig was. Ondanks de objectief vaststaande feiten heeft de verdachte zijn betrokkenheid bij de inbraak ontkend, hetgeen hij ook ter zitting volhoudt. Hij heeft misbruik gemaakt van de gastvrijheid van de familie [slachtoffer 1] en hij heeft het vertrouwen van deze mensen ernstig geschaad.
De rechtbank weegt mee dat de verdachte in het verleden niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) d.d. 1 mei 2014. Uit dit rapport volgt dat de Raad zorgen ziet bij de verdachte op verschillende leefgebieden, namelijk school, relaties, vrije tijd, attitude en vaardigheden. De verdachte is van school verwijderd en heeft geen zinvolle dagbesteding. Hij heeft al enige tijd last van sombere gevoelens. De Raad vindt het zorgelijk dat de verdachte omgaat met anti-sociale jongeren en deelt uitmaakt van een hanggroep die bekend is bij de politie.
De Raad heeft geadviseerd een deels onvoorwaardelijke en deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf, met als bijzondere voorwaarde begeleiding van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt deelname aan behandeling en/of een persoonlijkheidsonderzoek.
Ter terechtzitting is namens de Raad in aanvulling op het rapport naar voren gebracht dat bij de verdachte sprake is van een beneden gemiddelde intelligentie. Hij heeft onvoldoende vaardigheden om de gevolgen van zijn handelen in te schatten. Het gaat beter met de verdachte nu hij regulier onderwijs volgt op het VMBO. De Raad heeft het eerder gegeven advies gehandhaafd.
Namens de jeugdreclassering is ter terechtzitting verklaard dat onderzoek door het Palmhuis, eventueel in het ambulante kader, van belang kan zijn. De begeleiding van de jeugdreclassering is daarbij van belang.
De rechtbank neemt het strafadvies van de Raad over, met dien verstande dat geen bijzondere voorwaarde zal worden opgelegd in het kader van toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank ziet onvoldoende noodzaak tot toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, omdat onderzoek en behandeling bij het Palmhuis ook in het vrijwillig kader kan worden verricht en voor het overige geen gronden voor toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering naar voren zijn gekomen.
Na te noemen straf acht de rechtbank passend en geboden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
48, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 1 primair ten laste gelegde feit en het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
MEDEPLICHTIG AAN HET PLEGEN VAN DIEFSTAL, WAARBIJ DE DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF IS VERKREGEN DOOR MIDDEL VAN BRAAK, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid voor de tijd van
140 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
70 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
60 URENniet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft ophet opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Koekman, kinderrechter, voorzitter,
mr. R.G.C. Veneman, kinderrechter,
en mr. A. Tukker, kinderrechter plv.,
in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 maart 2015.
Mr. Tukker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1620-2014008648, doorgenummerd blz. 1 t/m 1230.
2.Proces-verbaal van aangifte, blz. 51 en 52
3.Proces-verbaal van aangifte, blz. 51 en 52
4.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 183, achtste alinea
5.Proces-verbaal verhoor aangever, blz. 305, onder het kopje “GELD”
6.Proces-verbaal verhoor aangever, blz. 306, alinea 2
7.Proces-verbaal verhoor getuige [zoon 1 aangever] , blz. 79
8.Proces-verbaal verhoor getuige [zoon 1 aangever] , blz. 198
9.Proces-verbaal verhoor getuige [zoon 1 aangever] , blz. 393, laatste alinea
10.Proces-verbaal verhoor getuige [zoon 1 aangever] , blz. 394 en blz. 395, eerste alinea
11.Proces-verbaal verhoor getuige [partner van de aangever] , blz. 185, laatste alinea en blz. 186, eerste alinea
12.Proces-verbaal verhoor getuige [zoon 2 aangever] , blz. 188 en 189
13.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , blz. 82, 83 en 84
14.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , blz. 84, laatste alinea en blz. 85 eerste en tweede alinea
15.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , blz. 85, alinea 6, 7 en 8
16.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , blz. 585, alinea 8 en verder
17.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , blz. 586, eerste alinea
18.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , blz. 586, vijfde alinea
19.Proces-verbaal bevindingen, blz. 87
20.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 387
21.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 398
22.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 225 t/m 231
23.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 263 en 264
24.Proces-verbaal van verhoor getuige, blz. 223 en 224
25.Proces-verbaal Sporenonderzoek, blz. 303, SIN AAGN2762NL
26.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 1159, eerste gedachtestreepje
27.Rapport NFI d.d. 17 februari 2014, blz. 1094 en bijlage op blz. 1096
28.Proces-verbaal Sporenonderzoek, blz. 302, SIN AAGN2765NL
29.Rapport dactyloscopisch onderzoek, blz. 1098