ECLI:NL:RBDHA:2015:15987

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2015
Publicatiedatum
9 maart 2016
Zaaknummer
AWB 15/8982 en AWB 15/8981
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verblijfsvergunning asiel op basis van onjuiste gegevens en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aan eisers, die claimen uit Syrië te komen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verblijfsvergunning terecht is geweigerd. Eisers, een gezin met vier minderjarige kinderen, hebben een aanvraag ingediend voor asiel, maar de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft deze aanvraag afgewezen en de eerder verleende verblijfsvergunning van de echtgenote ingetrokken. Dit gebeurde met terugwerkende kracht tot 12 april 2013.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers sinds 2012 in het bezit zijn van Armeense paspoorten en de Armeense nationaliteit bezitten. Dit blijkt uit een ambtsbericht, waaruit ook blijkt dat de in Nederland opgegeven personalia niet overeenkomen met de gegevens in de Armeense paspoorten. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft gesteld dat eisers onjuiste gegevens hebben verstrekt of juiste gegevens hebben verzwegen. De rechtbank heeft geoordeeld dat eisers geen concrete aanknopingspunten hebben aangetoond om aan de juistheid van het ambtsbericht te twijfelen.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat, aangezien eisers bescherming kunnen zoeken in Armenië, de argumenten met betrekking tot Syrië niet verder besproken hoeven te worden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen grond is om de weigering van de verblijfsvergunning asiel niet in stand te houden, en dat de intrekking van de verblijfsvergunning van de echtgenote ook terecht is gebeurd. De beroepen van eisers zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 15/8982 en AWB 15/8981

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] (eiser),
geboren op [geboortedatum 1] 1962,
[eiseres] (eiseres),
geboren op [geboortedatum 2] 1975,
mede namens hun minderjarige kinderen,
[naam 1] , geboren op [geboortedatum 3] 1996,
[naam 2] , geboren op [geboortedatum 4] 1998,
[naam 3] , geboren op [geboortedatum 5] 2004,
[naam 4] , geboren op [geboortedatum 6] 2008,
allen van gesteld Syrische nationaliteit,
V-nummers [nummers],
(gemachtigde: mr. P.M. van der Roest),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
(gemachtigde: mr. C. Cöplu).

Procesverloop

Bij besluiten van 2 april 2015 (bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen en de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van eiseres ingetrokken, met terugwerkende kracht tot 12 april 2013.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2015. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Blijkens de gronden van beroep en het verhandelde ter zitting is in geschil de vraag of de weigering aan eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) te verlenen, in stand kan blijven. Voorts is in geschil de vraag of verweerder terecht de aan eiseres verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingetrokken.
2. Voor zover thans van belang heeft verweerder zich in de bestreden besluiten op het standpunt gesteld dat eisers onjuiste gegevens hebben verstrekt dan wel juiste gegevens hebben verzwegen. Uit het individueel ambtsbericht van 2 oktober 2014 (kenmerk DCM/MA-U140210.0014) blijkt dat aan eisers en hun minderjarige kinderen op respectievelijk 2 mei 2012, 20 en 22 oktober 2012 Armeense paspoorten zijn verstrekt. Eisers bezitten derhalve de Armeense nationaliteit. Voorts komen de in Nederland opgegeven personalia niet overeen met de gegevens in de Armeense paspoorten.
3. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) dient een ambtsbericht als een deskundigenbericht te worden opgevat en mag verweerder van de juistheid van de daarin neergelegde informatie uitgaan tenzij concrete aanknopingspunten bestaan dat aan de juistheid of de volledigheid daarvan moet worden getwijfeld. Blijkens de uitspraak van de Afdeling van 11 oktober 2002 (ECLI:NL:RVS:2002:AH8813) geldt dit ook ten aanzien van individuele ambtsberichten.
4. Eisers hebben, naar het oordeel van de rechtbank, dergelijke concrete aanknopingspunten niet aangetoond.
Dat eisers de nummering van de paspoorten niet logisch vinden acht de rechtbank daartoe onvoldoende. Uit de omstandigheid dat de kinderen van eisers in Syrië zouden zijn ingeschreven en uit de overgelegde nota’s blijkt niet dat eisers en hun kinderen niet de Armeense nationaliteit hebben. Dit blijkt ook niet uit het overgelegde stuk met betrekking tot de studievoortgang en de uittreksels uit het geboorteregister, die kennelijk zijn verstrekt voor gebruik in het buitenland. Daarbij tekent de rechtbank aan, dat deze stukken ook niet uitsluiten dat het mogelijk is geweest de paspoorten, bijvoorbeeld in het buitenland, aan te vragen. De veronderstelling dat een derde de aanvragen voor de paspoorten zou kunnen hebben gedaan is niet nader onderbouwd, komt niet overeen met informatie uit het algemene ambtsbericht inzake Armenië uit oktober 2013 en maakt niet dat de paspoorten niet zijn verstrekt. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding te twijfelen aan de stelling van verweerder ter zitting dat de beruchte vertrouwenspersoon, waar eisers naar verwijzen, geruime tijd geleden is overleden.
De rechtbank ziet ook in hetgeen overigens van de zijde van eisers naar voren is gebracht geen aanleiding verdere gegevens rondom het individueel ambtsbericht op de vragen.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank op grond van het individueel ambtsbericht op het standpunt kunnen stellen dat eisers de Armeense nationaliteit bezitten en derhalve onjuiste gegevens hebben verstrekt dan wel juiste gegevens hebben verzwegen.
5. Aangezien eisers voor bescherming terecht kunnen in Armenië behoeft hetgeen eisers hebben aangevoerd met betrekking tot Syrië geen bespreking.
6. Er is daarom geen grond voor het oordeel dat de weigering eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000 te verlenen niet in stand kan blijven. Tevens bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder de verblijfsvergunning van eiseres niet heeft kunnen intrekken. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de omstandigheid dat eisers familie hebben in Nederland niet dusdanig bijzonder is dat dit tot een ander besluit dient te leiden.
7. De beroepen zijn daarom ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Hardonk-Prins, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Korporaal-Wisman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.