Uitspraak
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG
1.[verzoeker 1] ,
1.[belanghebbende 1] ,
[belanghebbende 2] ,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag, is op 21 september 2015 een verzoek tot wraking ingediend door twee verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. O. Diels, tegen de kantonrechter mr. R.J. ter Kuile. Het wrakingsverzoek volgde op een mondelinge behandeling die op 15 juni 2015 had plaatsgevonden. Tijdens deze zitting had de kantonrechter een mondeling tussenvonnis gewezen en een bewijsopdracht gegeven aan de verzoekers. De verzoekers voerden aan dat de kantonrechter door zijn opmerkingen over de getuigenverhoren de schijn van partijdigheid had gewekt, wat hen deed twijfelen aan zijn onpartijdigheid.
De kantonrechter verdedigde zijn handelen door te stellen dat hij enkel de verzoekers wilde wijzen op de risico's van het niet horen van de getuigen. De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoekers en de kantonrechter zorgvuldig afgewogen. Volgens de wrakingskamer moet een rechter, uit hoofde van zijn aanstelling, worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de opmerkingen van de kantonrechter niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van onpartijdigheid of de schijn daarvan.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet kan worden. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitkomst.