ECLI:NL:RBDHA:2015:16406

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2015
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
C/09/493022/ KG RK 15-1500
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter in een civiele procedure met betrekking tot onpartijdigheid

In deze zaak, behandeld door de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag, is op 21 september 2015 een verzoek tot wraking ingediend door twee verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. O. Diels, tegen de kantonrechter mr. R.J. ter Kuile. Het wrakingsverzoek volgde op een mondelinge behandeling die op 15 juni 2015 had plaatsgevonden. Tijdens deze zitting had de kantonrechter een mondeling tussenvonnis gewezen en een bewijsopdracht gegeven aan de verzoekers. De verzoekers voerden aan dat de kantonrechter door zijn opmerkingen over de getuigenverhoren de schijn van partijdigheid had gewekt, wat hen deed twijfelen aan zijn onpartijdigheid.

De kantonrechter verdedigde zijn handelen door te stellen dat hij enkel de verzoekers wilde wijzen op de risico's van het niet horen van de getuigen. De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoekers en de kantonrechter zorgvuldig afgewogen. Volgens de wrakingskamer moet een rechter, uit hoofde van zijn aanstelling, worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de opmerkingen van de kantonrechter niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van onpartijdigheid of de schijn daarvan.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet kan worden. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitkomst.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2015/51
zaak-/rekestnummer: 493022 KG RK 15-1500
zaaknummer: 3425651 RL EXPL 14-28353
datum beschikking: 21 september 2015
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:

1.[verzoeker 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. [verzoeker 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen in de hoofdzaak,
thans verzoekers,
hierna te noemen: verzoekers dan wel [verzoeker 1] respectievelijk [verzoeker 2] ,
gemachtigde: mr. O. Diels,
tegen

1.[belanghebbende 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[belanghebbende 2] ,
gevestigd te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in de hoofdzaak,
thans belanghebbende in deze wrakingsprocedure,
hierna te noemen: belanghebbenden dan wel [belanghebbende 1] respectievelijk [belanghebbende 2] ,
strekkende tot wraking van:
mr. R.J. ter Kuile,
kantonrechter in de rechtbank Den Haag,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

Op 15 juni 2015 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van de kantonrechter. Van het verhandelde ter zitting is op 20 juli 2015 door de kantonrechter en de griffier een proces-verbaal opgemaakt.
Op 16 juni 2015 heeft mr. Diels namens verzoekers een schriftelijk voorwaardelijk wrakingsverzoek ingediend, inhoudend dat mr. Diels het wrakingsverzoek zou intrekken indien de kantonrechter in hetgeen door mr. Diels in de brief van 16 juni 2015 naar voren is gebracht, aanleiding zag om zichzelf te verschonen van de zaak.
Per brief van 9 juli 2015 heeft de kantonrechter mr. Diels bericht dat hij geen aanleiding ziet om zich te onttrekken aan de zaak.
Per brief van 21 juli 2015 heeft [belanghebbende 1] namens belanghebbenden op het wrakingsverzoek gereageerd.
Op 30 juli 2015 heeft de kantonrechter schriftelijk zijn zienswijze ten aanzien van het wrakingsverzoek kenbaar gemaakt.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 7 september 2015 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoekers, bijgestaan door hun gemachtigde mr. O. Diels, zijn verschenen. Tevens is verschenen de heer [belanghebbende 1] namens belanghebbenden. De kantonrechter is, met bericht van afwezigheid, niet ter zitting van de wrakingskamer verschenen.
Het wrakingsverzoek is door de gemachtigde van verzoekers toegelicht. De heer [belanghebbende 1] heeft eveneens zijn standpunt naar voren gebracht.

3.Het standpunt van verzoekers

Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter voorgesteld om mondeling tussenvonnis te wijzen en direct aansluitend de vier aanwezige personen, drie partijgetuigen en een derde, in het kader van een bewijsopdracht onder ede als getuigen te horen. De gemachtigde van verzoekers heeft aangegeven daar niet de voorkeur aan te geven in verband met het adequaat kunnen voorbereiden van de getuigenverhoren. De kantonrechter heeft daar vervolgens op geantwoord dat voorbereiding niet veel uitmaakt en dat wel duidelijk is waar het om gaat: als iedereen bij zijn verklaring zou blijven, had het toch niet veel zin, te meer nu het partijgetuigen betreft, althans woorden van gelijke strekking. Op grond van deze prognose van de uitkomst van de getuigenverklaringen is bij verzoekers twijfel ontstaan over de rechterlijke onpartijdigheid. De opmerkingen van de kantonrechter gingen verder dan generieke opmerkingen over de beperkte bewijskracht van een verklaring van een partij-getuige, doordat hij reeds een prognose gaf over de uitkomst van de verhoren. Daarmee is de kantonrechter vooruitgelopen op de resultaten van het getuigenverhoor.

4.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter stelt zich op het standpunt dat hij verzoekers uitsluitend heeft willen wijzen op het financiële risico dat zij zouden lopen door het niet direct horen van de aanwezige getuigen. Voorts heeft de kantonrechter verzoekers willen wijzen op het procesrisico, aangezien zij het bij bewijslevering vooral moesten hebben van partijgetuigen. De kantonrechter betwist dat hij heeft gezegd dat verzoekers het bewijs niet zouden kunnen leveren en dat hij zich aldus partijdig heeft opgesteld.

5.Het standpunt van de belanghebbenden

De belanghebbenden hebben de wrakingskamer verzocht het wrakingsverzoek af te wijzen. Zij stellen zich op het standpunt dat mr. Diels handelt in strijd met zijn eed en dat er sprake is van misbruik van recht. Uit het handelen van de kantonrechter spreekt geen schijn van vooringenomenheid.

6.De beoordeling

6.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
6.3.
De wrakingskamer is van oordeel dat het handelen van de kantonrechter tijdens de comparitie van partijen geen grond oplevert voor wraking. De kantonrechter heeft ter zitting de proceskansen en -risico’s met partijen willen bespreken, in het bijzonder ten aanzien van het horen van partijgetuigen. Het staat de kantonrechter vrij partijen hier op te wijzen. De door verzoekers aangevoerde feiten en omstandigheden, in combinatie met het feit dat de kantonrechter vervolgens mondeling tussenvonnis heeft gewezen en aan verzoekers een bewijsopdracht heeft gegeven, geven derhalve geen grond te vrezen dat het de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van hem de schijn van partijdigheid gewekt. Het verzoek tot wraking van de kantonrechter wordt dan ook afgewezen.

7.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekers p/a hun gemachtigde mr. O. Diels;
• gedaagde partijen in de hoofdzaak;
• de kantonrechter mr. R.J. ter Kuile;
Deze beslissing is gegeven door mrs. O. van der Burg, G.P. Verbeek en R. Cats, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.F. Ritmeijer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2015.