ECLI:NL:RBDHA:2015:16428

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2015
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
09-767009-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor uitvoer van hennep en witwassen

Op 10 juli 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 1958 te [geboorteplaats]. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren met aftrek van voorarrest. De zaak betreft de uitvoer van 10 tot 15 kilogram hennep naar het buitenland en het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de uitvoer van hennep in de periode van 27 januari 2014 tot en met 6 februari 2014. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 28 januari 2014 tot en met 29 januari 2014 ongeveer 24 kilogram hennep afgeleverd en vervoerd. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van geldbedragen die afkomstig waren uit deze misdrijven. De rechtbank heeft de verklaringen van medeverdachten en het bewijs dat is verzameld door de politie, waaronder afgeluisterde gesprekken en observaties, als overtuigend beschouwd. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor de herkomst van de grote geldbedragen die op zijn bankrekeningen zijn gestort. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om een gevangenisstraf op te leggen, toegewezen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767009-13
Datum uitspraak: 10 juli 2015
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1958 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 september 2014, 19 november 2014, 6 januari 2015, 22, 23, 25 en 26 juni 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. D.M. Kortekaas en N.J.P. Coenen (hierna: de officier van justitie) en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.A. Huibers, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De officier van justitie heeft verdachte gedagvaard om op de zitting van 29 september 2014 te verschijnen, teneinde terecht te staan ter zake van de navolgende strafbare feiten:
1.
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2014 tot en met 06 februari 2014 te 's-Gravenhage en/of Rijswijk en/of Werkendam elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 15 kilogram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
of
hij in of omstreeks de periode 27 januari 2014 tot en met 06 februari 2014 te 's-Gravenhage en/of Rijswijk en/of Werkendam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 15 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 januari 2014 tot en met 29 januari 2014 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 24 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
3.
hij in of omstreeks de periode van 4 februari 2014 tot en met 12 maart 2014 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 30 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
4.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 1 januari 2013, te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) van (een) voorwerp(en), te weten
  • een of meer geldbedrag(en) van (in totaal) 174.950 euro en/of
  • een personenauto (merk: Audi, type A1) en/of
  • een motorboot,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft hij verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit het misdrijf
- Ter terechtzitting van 25 juni 2015 heeft de officier van justitie de tenlastelegging ten aanzien van feit 4 gewijzigd in:
hij of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 18 juni 2014, te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte) witwassen, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) van (een)
voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) te weten:
- een bedrag van (in totaal) 130.025,00 euro (contante stortingen op de ABN AMRO [rekeningnummer 1] ) en/of
- een bedrag van (in totaal) 9.905,00 euro (contante opnames van de ABN AMRO [rekeningnummer 1] ) en/of
- een bedrag van (in totaal) 43.060,00 euro (contante stortingen op de ING bank [rekeningnummer 2] ) en/of
- een bedrag van (in totaal) 81.650,00 euro (contante opnames van de ING bank [rekeningnummer 2] ) en/of
- een bedrag van (in totaal) 141.606,53 euro (contante stortingen op de ING bank [rekeningnummer 3] ) en/of
- een bedrag van (in totaal) 20.375,00 euro (contante opnames van de ING bank [rekeningnummer 3] )
en/of
een of meerdere personenauto('s):
- een personenauto [kenteken 1] (merk Golf)
- een personenauto [kenteken 2] (merk Audi A6)
- een personenauto [kenteken 3] (merk Touareg)
- een personenauto [kenteken 4] (merk Golf)
- een personenauto [kenteken 5] (merk Audi A1)
en/of
- een gelbedrag van 50.000 euro (contante terugbetaling lening aan [bedrijfsnaam 1] ) en/of
- een geldbedrag van 7.789,79 euro (contante betaling aan [bedrijfsnaam 2] ),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft hij verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had, en/of heeft hij voornoemde voornoemde voorwerpen voorhanden gehad en/of verworven en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruikt gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit het misdrijf;
- De rechtbank is voorts in het bezit van een concept tenlastelegging, waaruit blijkt dat aan verdachte de navolgende feiten worden ten laste gelegd:
1.
(Zaaksdossier [naam 1] )
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2014 tot en met 06 februari 2014 te 's-Gravenhage en/of Rijswijk en/of Werkendam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 15 kilogram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
of
hij in of omstreeks de periode 27 januari 2014 tot en met 06 februari 2014 te 's-Gravenhage en/of Rijswijk en/of Werkendam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 15 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
(Zaaksdossier [naam 2] )
hij in of omstreeks de periode van 28 januari 2014 tot en met 29 januari 2014 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 24 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
3.
(Zaaksdossier Witwassen)
hij of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 18 juni 2014, te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte) witwassen, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) van (een)
voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) te weten:
- een bedrag van (in totaal) 130.025,00 euro (contante stortingen op de ABN AMRO [rekeningnummer 1] ) en/of
- een bedrag van (in totaal) 9.905,00 euro (contante opnames van de ABN AMRO [rekeningnummer 1] ) en/of
- een bedrag van (in totaal) 43.060,00 euro (contante stortingen op de ING bank [rekeningnummer 2] ) en/of
- een bedrag van (in totaal) 81.650,00 euro (contante opnames van de ING bank [rekeningnummer 2] ) en/of
- een bedrag van (in totaal) 141.606,53 euro (contante stortingen op de ING bank [rekeningnummer 3] ) en/of
- een bedrag van (in totaal) 20.375,00 euro (contante opnames van de ING bank [rekeningnummer 3] )
en/of
een of meerdere personenauto('s):
- een personenauto [kenteken 1] (merk Golf)
- een personenauto [kenteken 2] (merk Audi A6)
- een personenauto [kenteken 3] (merk Touareg)
- een personenauto [kenteken 4] (merk Golf)
- een personenauto [kenteken 5] (merk Audi A1)
en/of
- een gelbedrag van 50.000 euro (contante terugbetaling lening aan [bedrijfsnaam 1] ) en/of
- een geldbedrag van 7.789,79 euro (contante betaling aan [bedrijfsnaam 2] ),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft hij verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit het misdrijf;
4.
(Zaaksdossier [naam 3] )
hij op of omstreeks 18 juni 2014 te 's-Gravenhage (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een luchtdrukwapen (merk GSG), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
5.
(Zaaksdossier [naam 3] )
hij op of omstreeks 18 juni 2014 te 's-Gravenhage een gasbusje (merk Eurogas), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Niet is gebleken dat deze tenlastelegging op een bij de wet voorgeschreven wijze aan de verdachte is betekend, dan wel dat de tenlastelegging ter zitting naar voornoemde tekst is gewijzigd.
De rechtbank zal bij haar beoordeling uitgaan van de – ten aanzien van feit 4 gewijzigde – tenlastelegging zoals dat vermeld stond in de dagvaarding van 29 september 2014. De rechtbank zal derhalve de feiten met betrekking tot het zaakdossier [naam 3] buiten beschouwing laten. Ook zal de rechtbank feit 3 zoals die op de dagvaarding van 29 september 2014 vermeld staat, buiten beschouwing laten, nu dit feit niet door de officier van justitie is voorgedragen en met betrekking tot dit feit is gerekwireerd.
3. Bewijsoverwegingen [1]
3.1
Inleiding
Bij de Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid Haaglanden (hierna: RCIE Haaglanden) is in juli 2012 via een informant de navolgende informatie binnengekomen:
‘ [verdachte] zit in de hennep-, cocaïne-, heroïne- en speedhandel. Hij doet zaken met verschillende personen uit Nederland en Engeland. De rol van [verdachte] in de drugshandel is dat hij het transport regelt voor klanten in Nederland naar hun afnemers in Engeland’.
Voorts is bij de RCIE Haaglanden in de maanden juni tot en met september 2012 via een informant de navolgende informatie binnengekomen:
‘ [verdachte] is eigenaar van een camping aan de Brielse Maas. Als [verdachte] veel drugs voorradig heeft, bewaart hij deze op zijn camping. [verdachte] heeft een boot van 1,2 miljoen euro gekocht. Deze boot gebruikt hij om hasj en XTC te vervoeren van de Rotterdamse haven naar de camping’.
Na onderzoek is gebleken dat met [verdachte] wordt bedoeld: [verdachte] . [2]
Naar aanleiding hiervan is een grootschalig onderzoek naar mogelijk door [verdachte] gepleegde strafbare feiten gestart. Gedurende dit onderzoek zijn onder andere diverse mobiele telefoons afgeluisterd, observaties verricht, historische gegevens opgevraagd, diverse vertrouwelijke gesprekken afgeluisterd en diverse getuigen gehoord.
Op grond van dit onderzoek is de verdenking ontstaan dat [verdachte] , samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , in de periode 27 januari 2014 tot en met 6 februari 2014 zich zou hebben beziggehouden met de handel in en de uitvoer van hennep.
Verder is op grond van het onderzoek de verdenking jegens verdachte gerezen dat hij samen met [medeverdachte 5] op 28 januari 201 bijna 24 kilogram hennep vervoerd en afgegeven heeft.
Uit voornoemd onderzoek is ook het vermoeden ontstaan dat [verdachte] zich schuldig zou hebben gemaakt aan witwassen. Aangezien [verdachte] gehuwd is met [medeverdachte 4] ontstond ook het vermoeden jegens haar dat zij zich samen met [verdachte] zou hebben schuldig gemaakt aan witwassen.
De vraag die de rechtbank ter beantwoording voorligt, is of verdachte, al dan niet samen met anderen, zich heeft schuldig gemaakt aan de uitvoer van 15 kilo hennep, of het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben van 15 kilo hennep (feit 1 eerste en tweede alternatief).
Voorts wordt verdachte ervan verdacht dat hij, al dan niet samen met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben van 24 kilo hennep (feit 2).
Ten slotte wordt verdachte ervan verdacht dat hij, al dan niet samen met anderen, zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen (feit 4).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – zoals verwoord in haar schriftelijke requisitoir – de onder 1 eerste alternatief, 2 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen geacht.
Ten aanzien van het onder 1 eerste alternatief ten laste gelegde heeft zij verwezen naar de afgeluisterde telefoongesprekken, de verstuurde sms-berichten tussen de verdachten, de verrichte observaties en de verklaring van [medeverdachte 1] .
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde acht de officier van justitie de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Hiertoe heeft zij onder meer aangevoerd dat [verdachte] op 28 januari 2014 in Rotterdam een partij hennep ophaalt en deze vervolgens door [medeverdachte 5] in de loods aan de Haverstraat laten uitladen. Op 29 januari 2014 wordt in de loods in sporttassen een partij van 24 kilogram hennep aangetroffen. Op de hengsels van die tassen wordt DNA van [medeverdachte 5] aangetroffen.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 4 op het standpunt gesteld dat verdachte door de storting van de ten laste gelegde geldbedragen op zijn bankrekeningen de herkomst van het geld heeft verhuld en verborgen. Vervolgens heeft verdachte contante en girale betalingen met dat geld gedaan zodat het oorspronkelijke bedrag niet meer is terug te vinden. Ook de gang van zaken met betrekking tot de lening van [bedrijfsnaam 1] is zij van mening dat verdachte hiermee de herkomst van het geldbedrag heeft proberen te verhullen en te verbergen.
Zij acht het witwassen van de ten laste gelegde Touareg niet wettig en overtuigend bewezen, nu niet is gebleken dat verdachte deze met geld heeft betaald. Het witwassen van de overige auto’s acht zij wel wettig en overtuigend bewezen.
Zij acht voorts – gelet op de schriftelijke verklaring van de broer van verdachte – het witwassen van de contante betaling aan Cuvo niet wettig en overtuigend bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – zoals verwoord in zijn pleitnotitie – vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit.
Ten aanzien van het onder 1 eerste en tweede alternatief ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [medeverdachte 1] onbetrouwbaar zijn en derhalve niet tot het bewijs mogen worden gebezigd. Voorts wordt zijn verklaringen onvoldoende ondersteund door ander bewijsmateriaal.
Ten aanzien van feit 2 is de raadsman van mening dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs tegen verdachte aanwezig is.
De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat – kort samengevat – verdachte met betrekking tot de ten laste gelegde voorwerpen een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk aan te merken verklaring afgegeven en dat de officier van justitie deze verklaring onvoldoende heeft onderzocht. Vrijspraak dient derhalve te volgen.
Subsidiair heeft de raadsman, indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte onvoldoende heeft aangetoond dat de ten laste gelegde voorwerpen een legale herkomst hebben, heropening en aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting verzocht, teneinde verdachte in de gelegenheid te stellen dit alsnog te doen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1 eerste en tweede alternatief (zaaksdossier [naam 1] )
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – de uitvoer van hennep zijn de navolgende bewijsmiddelen van belang.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 23 januari 2014 bij een eetgelegenheid te Maassluis een ontmoeting had met [verdachte] en twee andere personen. Tijdens deze ontmoeting heeft [verdachte] aan [medeverdachte 1] gevraagd of hij wiet naar de overkant kon vervoeren. [3] Volgens [verdachte] zou het gaan om een hoeveelheid van 10 tot 15 kilo. [4] [medeverdachte 1] interpreteerde de “overkant” als Engeland. [5] [verdachte] vroeg of [medeverdachte 1] mogelijkheden daarvoor had. [medeverdachte 1] zou daarmee € 2.000,- kunnen verdienen. [medeverdachte 1] zei tegen [verdachte] dat hij dat zou navragen en informatie zou inwinnen. [medeverdachte 1] heeft vervolgens telefonisch contact opgenomen met [medeverdachte 2] . Hij heeft daarna een ontmoeting met [medeverdachte 2] gehad bij het benzinestation bij Zwijndrecht op de A16. [medeverdachte 1] heeft de vraag van [verdachte] met [medeverdachte 2] besproken. [medeverdachte 2] zei dat hij een oplossing voor het transport had. Hij vertelde over een vervoerder en een vrieskist. De vervoerder zou een kist om die vrieskist heen timmeren en zo zou het vervoerd worden. De wiet zou in de vrieskist gaan en daar ging dan de andere kist omheen.
[medeverdachte 1] heeft dit vervolgens teruggekoppeld aan [verdachte] tijdens een ontmoeting bij de Kentucky Fried Chicken in Wateringen. [verdachte] ging hiermee akkoord. [medeverdachte 1] heeft met [medeverdachte 2] een datum afgesproken en op die datum is [verdachte] in zijn bestelbus de partij wiet komen brengen in Werkendam. [medeverdachte 1] heeft met [verdachte] bij een tankstation afgesproken en [medeverdachte 1] is met de witte bestelbus van [verdachte] naar een loods gereden. De deur van de loods werd door [medeverdachte 3] opengedaan. [medeverdachte 1] had van [medeverdachte 2] de instructies gekregen wat hij moest doen. Nadat hij de bestelbus in de loods had gereden, is [medeverdachte 1] in het kantoor koffie gaan drinken.
[medeverdachte 1] schoof de lamellen in het kantoor opzij en zag toen dat [medeverdachte 3] de partij uit de achterbak van de bestelbus haalde en in de kist deed. Hij zag voorts dat het doorzichtige plastic zakken met groene inhoud waren. Die zakken gingen in een houten krat waar een vriezer in stond. Hij zag dat [medeverdachte 2] later ook naar de loods kwam.
[medeverdachte 1] is vervolgens weggegaan en heeft de bestelbus teruggebracht aan [verdachte] . [medeverdachte 2] zou [medeverdachte 1] op de hoogte houden van het transport en [medeverdachte 1] zou [verdachte] weer op de hoogte houden.
Volgens [medeverdachte 1] ging er vervolgens van alles fout met het transport en de partij. Volgens [medeverdachte 2] zou de partij aangekomen zijn aan de overkant maar de partij was zoek. Vervolgens is er op 3 februari 2014 een ontmoeting geweest tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bij delicatessenzaak Vermeyden in Rotterdam. [medeverdachte 3] zei dat het allemaal vertraagd was.
Op 4 februari 2014 had [medeverdachte 1] weer een ontmoeting met [verdachte] bij de Van der Valk te Rotterdam omdat [medeverdachte 1] door [verdachte] verantwoordelijk werd gehouden voor het zoekraken van de partij.
Op 5 februari 2014 was de partij uiteindelijk terecht en heeft [medeverdachte 1] het geld gekregen van [verdachte] . [6] [medeverdachte 1] heeft € 2.000,- ontvangen, [medeverdachte 2] € 400,- en [medeverdachte 3] € 3.000,-. Het geld had [medeverdachte 1] van [verdachte] in ontvangst genomen bij voetbalvereniging DUNO te Den Haag. [7]
Anders dan de raadsman heeft de rechtbank geen enkel aanleiding te twijfelen aan bovenstaande verklaringen van [medeverdachte 1] . Zijn verklaring is gedetailleerd en in grote lijnen consistent en wordt in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank verwijst daarbij met name naar de hieronder genoemde observaties, afgeluisterde telefoongesprekken en verstuurde sms-berichten tussen de verdachten.
Door het observatieteam is waargenomen dat [verdachte] op 23 januari 2014 een ontmoeting met [medeverdachte 1] en twee andere personen in het restaurant Lunch en Zo te Maassluis had. [8]
Op 3 februari 2014 werd door het observatieteam waargenomen dat [verdachte] een ontmoeting met [medeverdachte 1] had in Rotterdam. Vervolgens hebben ze bij broodjeszaak Vermeyden een ontmoeting met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [9]
Uit sms-contacten op 4 februari 2014 blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] elkaar gaan ontmoeten bij het Van der Valk hotel te Rotterdam. [10] Deze ontmoeting is ook waargenomen door het observatieteam. [11]
Na deze ontmoeting ontstaat er veelvuldig sms-verkeer tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . Hieruit blijkt dat [verdachte] [medeverdachte 1] ter verantwoording roept waarop [medeverdachte 1] aangeeft dat hij ook over de zeik is en een hartig woordje gaat spreken. [12] Dit ‘woordje spreken’ wordt vervolgens waargenomen door het observatieteam bij het Novotel te Rotterdam. Om 18:45 uur ontmoeten [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] elkaar en om 20:00 uur verlaten ze het hotel. [13]
Op 5 februari 2014 zendt [medeverdachte 1] een aantal sms’jes naar [verdachte] waarin hij aangeeft dat het net klaar is dat ze vanavond gezellig kunnen eten. [14] [medeverdachte 1] geeft aan dat [verdachte] zijn mensen kan informeren. [medeverdachte 1] biedt zijn excuus aan voor alle ellende. [15]
Vervolgens heeft [medeverdachte 1] ook sms-verkeer met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] geeft aan [medeverdachte 1] door dat ‘Opa’ vraagt wanneer hij de papieren krijgt. [medeverdachte 1] antwoordt dat Opa niet opeens de zenuwen moet krijgen en dat het goed komt en dat [medeverdachte 2] zo hoort [16] .
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat met “papieren” geld wordt bedoeld en dat hij denkt dat met ‘Opa’ [medeverdachte 3] wordt bedoeld. [17]
Door het observatieteam wordt waargenomen dat [verdachte] diezelfde dag om 16.23 uur in Amsterdam een ontmoeting heeft met een persoon genaamd [medeverdachte 6] . Zij staan naast de auto van [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] opent de kofferbak en gaat met zijn handen in de bak. Vervolgens nemen ze afscheid en rijden afzonderlijk weg. [18]
Vervolgens stuurt [medeverdachte 1] sms-berichten naar [verdachte] met de vraag of het vanavond wordt of morgen. Om 16.37 uur zendt [verdachte] een sms naar [medeverdachte 1] dat hij ‘alles heeft nu’. [verdachte] en [medeverdachte 1] spreken af elkaar omstreeks 17.30 uur te ontmoeten bij voetbalvereniging DUNO aan de Mgr. Nolanslaan 9 te Den Haag. Om 17.09 uur sms’t [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] dat hij nu de papieren aan het halen is en dat hij het zo laat weten. [19]
Op 5 februari 2014 te 17.33 uur werd door het observatieteam waargenomen dat [verdachte] op het terrein van voetbalvereniging DUNO te Den Haag een ontmoeting heeft met [medeverdachte 1] . Beiden lopen tijdens de ontmoeting richting het kantinecomplex van de voetbalvereniging. [20]
Om 17.47 uur zendt [medeverdachte 1] een sms-bericht naar [medeverdachte 2] dat hij tegen Opa kan zeggen dat hij de papieren heeft en vraagt of hij hem en Opa morgen kan ontmoeten. [medeverdachte 2] vraagt hierop aan [medeverdachte 1] of ze gaan ‘pompen’? Waarop [medeverdachte 1] antwoordt: “Zo is het maatje!” [21]
Op 6 februari 2014 hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] contact via de sms kennelijk over de verdeling van het geld. In de sms-berichten wordt gesproken over aandelen en door hoeveel het gedeeld moet worden. [22]
Door het observatieteam werd op 6 februari 2014 omstreeks 11.49 uur waargenomen dat [medeverdachte 1] eerst een ontmoeting had met [verdachte] , waarop hij te 16.12 uur bij broodjeszaak Vermeyden te Rotterdam een ontmoeting had met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . [23]
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met anderen, betrokken is geweest bij de uitvoer van 10 tot 15 kilo hennep. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat met “de overkant” een andere bestemming dan Engeland wordt bedoeld. Daarbij heeft de rechtbank mede in overweging genomen dat uit het dossier is gebleken dat het transportbedrijf van [medeverdachte 3] zich bezig heeft gehouden met het vervoeren van kofferdiepvrieskisten naar Engeland van het bedrijf [bedrijfsnaam 3] met de naam van dit bedrijf zijn aangetroffen in de loods van het bedrijf van [medeverdachte 3] . Indertijd heeft de Belgische politie contact opgenomen met [bedrijfsnaam 3] . dat er een verdenking bestond dat de vrieskisten werden gebruikt voor het vervoeren van hennep naar Groot-Brittannië. In oktober 2012 is in Engeland in een van de vrieskisten ruim 26 kilogram hennep aangetroffen. De eventuele betrokkenheid van [medeverdachte 3] is indertijd niet verder onderzocht. [24] Bovendien valt de complexe gang van zaken en de betrokkenheid van het grote aantal personen bij het transport, niet goed te verklaren indien het slechts het binnenlandse vervoer van verdovende middelen zou betreffen. Ook ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat, gezien de verklaringen van [medeverdachte 1] , de plastic zakken waarover [medeverdachte 1] heeft verklaard, een andere inhoud dan hennep heeft gehad. Dat de partij hennep daadwerkelijk Engeland heeft bereikt, vindt steun in de omstandigheid dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] door [verdachte] , nadat [medeverdachte 1] de bevestiging heeft gekregen dat alles in orde was, zijn betaald voor hun diensten.
De rechtbank acht het onder 1 eerste alternatief ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Uit het onderzoek naar verdachte is het volgende naar voren gekomen,
28 januari 2014
Op 28 januari 2014 heeft de politie [verdachte] onder observatie. Het observatieteam neemt het volgende waar: [25]
12.56
uur
De Peugeot (
Rb: dit betreft een Peugeot Bipper met het [kenteken 6] in gebruik bij [verdachte]) stopt op Gustoweg in Rotterdam.
14.47
uur
Peugeot wordt naar binnengereden aan voorzijde [adres 2] te Rotterdam.
14.57
uur
Peugeot met [verdachte] als bestuurder vertrekt.
15.43
uur
Peugeot stopt op Venneperweg in Nieuw-Vennep.
15.44
uur
[medeverdachte 5] (
Rb: eerst als [naam 4] herkend; pas in tweede instantie als [medeverdachte 5]) loopt over parkeerterrein met een bos sleutels.
15.45
uur
[verdachte] en [medeverdachte 5] staan achter Peugeot met elkaar te praten, waarna tijdelijk geen waarnemingen.
15.47
uur
Peugeot vertrekt met een onbekend persoon als bestuurder, niet zijnde [verdachte] . Tijdelijk geen waarnemingen op [verdachte] .
15.51
uur
Peugeot wordt met achterzijde tegen roldeur geparkeerd, links van het bedrijf “ [bedrijfsnaam 4] ” gevestigd aan [adres 3] Kort hierop wordt de roldeur geopend. Waarna tijdelijk geen waarnemingen.
15.54
uur
Peugeot rijdt over Haverstraat.
16.03
uur
Peugeot stop op parkeerterrein Venneperweg nabij Hoofdweg Nieuw-Vennep. [medeverdachte 5] stapt uit, kijkt om zich heen en maakt gebruik van mobiele telefoon. Loopt richting Schoolstraat.
16.05
uur
[medeverdachte 5] gaat snackbar “Family Nieuw Vennep” (Schoolstraat 1 Nieuw Vennep) binnen alwaar hij contact heeft met [verdachte] die aan tafel zit.
16.17
uur
[medeverdachte 5] en [verdachte] verlaten cafetaria en in lopen richting Peugeot.
16.21
uur
[verdachte] stapt in Peugeot en vertrekt. [medeverdachte 5] vertrekt in Citroën type C1 ( [kenteken 7] ).
16.37
uur
Politiecontrole Peugeot ter hoogte van afrit Hoogmade.
29 januari 2014
Naar aanleiding van afgeschermde informatie over de mogelijke aanwezigheid van een partij verdovende middelen [26] vindt op 29 januari 2014 tussen 20.00 uur en 21.50 uur een doorzoeking plaats in de loods aan de [adres 3] in Nieuw-Vennep. Tijdens deze doorzoeking zijn de volgende goederen aangetroffen en in beslaggenomen: 1 groene canvastas gevuld met plastic zakken met hennep en 1 zwarte canvas tas gevuld met plastic zakken met henneptoppen (beide op de grond naast toegang kantoor eerste etage), 1 plastic zak met henneptoppen (op dubbel plafondplaat eerste verdieping) en 3 plastic zakken henneptoppen) (in kast tegen de rechter wand kantoor eerste verdieping). Verder zijn er veel lege koffers, 3 vacuümeermachines, 2 weegschalen en 2 Fantablikjes aangetroffen. [27] Het totale gewicht van de henneptoppen bedraagt 23.814 gram. [28]
De hengsels van de groene en zwart canvastas zijn onderzocht op de aanwezigheid van DNA. [29] Op het hengsel van de zwarte tas is een DNA-profiel met een matchkans van kleiner dan één op één miljard met het DNA-profiel van verdachte aangetroffen. Verder zijn op de hengsels van beide tassen een mengprofiel aangetroffen van minimaal drie personen, waarvan een relatief grote hoeveelheid DNA-materiaal van verdachte afkomstig kan zijn. [30] Ook op een van de Fanta-blikjes is een DNA-profiel aangetroffen dat
matchtmet het DNA-profiel van [medeverdachte 5] . [31]
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of bewezen kan worden of verdachte en [medeverdachte 5] de hennep die op 29 januari 2014 in de loods aan de Haverstraat 6 in Nieuw-Vennep is gevonden daags ervoor hebben vervoerd en afgeleverd. Voorop staat dat in de loods bijna 24 kilogram hennep is aangetroffen, dat op de tassen waarin deze hennep werd bewaard DNA-materiaal van [medeverdachte 5] is aangetroffen, dat verdachte op 28 januari 2014 in de omgeving van de loods contact met [medeverdachte 5] heeft gehad en zijn auto aan [medeverdachte 5] heeft overgedragen en dat vervolgens [medeverdachte 5] met de auto van verdachte bij de loods is gezien.
Verdachte heeft voor de gang van zaken op 28 januari 2014 tijdens de zitting een alternatief scenario gepresenteerd. Hij heeft verklaard dat hij op 28 januari 2014 de tuinstoelen die hij van [medeverdachte 5] heeft geleend in Rotterdam heeft opgehaald en aan [medeverdachte 5] heeft teruggeven. Hij heeft zijn auto aan [medeverdachte 5] overgedragen die het laatste stuk naar de loods aan de Haverstraat 6 in Nieuw-Vennep is gereden.
De rechtbank stelt voorop dat het observatieteam op 28 januari 2014 niet heeft gezien dat [verdachte] dan wel [medeverdachte 5] de tuinstoelen in- respectievelijk uitgeladen heeft. Voor het scenario dat verdachten op 28 januari 2014 tuinstoelen hebben vervoerd biedt het dossier dan ook geen directe steun. Blijkens de foto’s die op verzoek van de verdediging aan het dossier zijn toegevoegd, zijn de stoelen die verdachte van [medeverdachte 5] heeft geleend, recht tegenover de toegangsdeur van de loods aangetroffen.De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat ruim 23 kilogram hennep tegenover de ingang van de loods, op een voor iedereen zichtbare plaats, wordt bewaard. Tevens overweegt de rechtbank dat in totaal vijf grote niet-stapel- of inklapbare tuinstoelen op de foto te zien zijn. Verdachte heeft niet aannemelijk gemaakt dat al deze tuinstoelen in de laadruimte van de Peugeot Bipper passen. Het had op de weg van verdachte gelegen hiervoor een verklaring te geven dan wel het door hem geschetste scenario op dit punt te specificeren.
Verder laat de rechtbank nog meewegen dat verdachte
zelfpas tijdens de zitting met voornoemd alternatief scenario gekomen is. Indien verdachte daadwerkelijk tuinstoelen zou hebben vervoerd, en verder geen enkele bemoeienis zou hebben gehad met het vervoeren van de hennep, dan valt niet goed te begrijpen waarom verdachte dat niet onmiddellijk heeft verklaard in zijn verhoren bij de politie. Tevens valt in het door verdachte geschetste scenario niet goed te begrijpen waarom hij niet direct naar de loods gereden is en daar, al dan niet met hulp van [medeverdachte 5] , de stoelen heeft uitgeladen. Daarentegen is gekozen voor een relatief omslachtige handelwijze: verdachte draagt in de omgeving van de loods zijn auto over aan [medeverdachte 5] , [medeverdachte 5] rijdt met deze auto naar de loods alwaar hij goederen uitlaadt en rijdt vervolgens terug naar verdachte. De verklaring dat dit is gedaan om verdachte in de gelegenheid te stellen iets te eten in de snackbar, overtuigt niet. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte en [medeverdachte 5] voor deze handelwijze hebben gekozen om clandestiene activiteiten te verhullen.
De rechtbank is op basis van het voorgaande dan ook van oordeel dat het door de verdediging geschetste alternatieve scenario als ongeloofwaardig terzijde moet worden geschoven.
Bij de beoordeling van het bewijs neemt de rechtbank in overweging dat het mogelijk is om in de tijdspanne van circa drie minuten dat [medeverdachte 5] in de loods geweest is, de tassen van de Peugeot naar de kantoorruimte op de eerste etage te brengen. Verder wordt meegewogen, zoals hiervoor geconcludeerd ten aanzien van feit 1, dat verdachte in de periode tussen 27 januari 2014 en 6 februari 2014 betrokken is geweest bij de export van 10 tot 15 kilogram hennep. Voor dit transport is verdachte op 27 januari 2014 met zijn Peugeot Bipper gereden naar een parkeerplaats in de omgeving van de loods waar vanuit de hennep verder vervoerd zou worden. Op deze parkeerplaats heeft verdachte zijn auto overgedragen aan een mededader die vervolgens het laatste stuk gereden heeft. Op 28 januari 2014 is een vergelijkbare handelwijze waargenomen. Zonder een goede verklaring, welke in dit geval ontbreekt, moet deze handelwijze op 28 januari 2014 als een verhullingsstrategie worden aangemerkt die ertoe strekt om te voorkomen dat verdachte in de directe omgeving van de opslagplaats van de hennep kan worden aangetroffen.
Nu het DNA van [medeverdachte 5] op de hengsels van de tassen met henneptoppen is aangetroffen, [medeverdachte 5] op 28 januari 2014 met de auto van verdachte bij de loods gezien is, verdachte een ongeloofwaardige verklaring heeft gegeven over het vervoer van tuinstoelen, in combinatie met de omstandigheid dat de handelswijze die voorafgaan gegaan is aan de overdracht grote overeenkomsten vertoont met die van de overdracht van 10 tot 15 kilogram hennep op 27 januari 2014, concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat verdachte de in de loods aangetroffen hennep naar Nieuw-Vennep heeft vervoerd en dat [medeverdachte 5] deze vervolgens naar de loods heeft gebracht. De rechtbank acht feit 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4
De tenlastelegging.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat de voor het witwassen tenlastegelegde periode (1 januari 2008-18 juni 2014) slechts voor een klein deel samenvalt met de pleegperiodes van de andere feiten waarvoor verdachte wordt vervolgd (januari-februari 2014). Dit betreft de zaaksdossiers “ [naam 1] ” en “ [naam 2] ”. Daaruit reeds volgt dat geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen de inkomsten van verdachte en een bepaald misdrijf.
Indien een dergelijke situatie zich voordoet, kan witwassen desalniettemin bewezen worden verklaard, wanneer komt vast te staan dan het niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Om daartoe te kunnen concluderen dient allereerst het openbaar ministerie een ernstig vermoeden van witwassen aan te tonen (i). Indien dit ernstige vermoeden wordt aangetoond, mag van een verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld (ii). Die herkomst moet vervolgens concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk zijn aan te merken (iii). Dit laatste moet het openbaar ministerie vervolgens onderzoeken (iv).
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig gemaakt heeft aan witwassen door de aan-/verkoop van een aantal auto’s [32] , te weten twee Volkswagens Golf, een Audi A6, een Volkswagen Touareg en een Audi A1. Het gaat hier naar oordeel van de rechtbank om auto’s die (mede gelet op hun leeftijd) geen buitengewone waarde vertegenwoordigen. Ook gaat het niet om onverklaarbare hoeveelheden auto’s. Wat betreft de auto’s is de rechtbank dan ook van oordeel dat reeds aan het eerste criterium niet is voldaan. Een ernstig vermoeden van witwassen heeft het openbaar ministerie ten aanzien van de auto’s niet aannemelijk gemaakt.
Eveneens staan op de tenlastelegging contante stortingen en opnamen vermeld, te weten stortingen van (in totaal) € 130.025,- op ABN AMRO [rekeningnummer 1] [33] , € 43.060,- op ING [rekeningnummer 2] [34] en € 141.606,53 op ING [rekeningnummer 3] [35] , en opnamen van
€ 9.905,- van voornoemde rekening bij ABN AMRO, € 81.650,- van ING [rekeningnummer 2] en € 20.375,- van ING [rekeningnummer 3] .
Wat betreft de stortingen constateert de rechtbank dat deze niet in verhouding staan tot de bij de rechtbank bekende inkomsten van verdachte en zijn echtgenote [medeverdachte 4] . Van [medeverdachte 4] is bekend dat zij in 2008 aan de fiscus een inkomen van € 21.976,- heeft opgegeven, in 2009 een inkomen van - € 6.702,- , in 2010 een inkomen van € 20.786,-, in 2011 een inkomen van € 6.761,- en in 2012 een inkomen van € 7.230,-, terwijl [verdachte] in de jaren 2008 tot en met 2011 een belastbaar inkomen van nihil heeft. Ook hebben zij beiden geen inkomen uit vermogen (box 3), dan wel inkomen uit dividenden [36] . Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank aangetoond dat er een ernstig vermoeden van witwassen bestaat. Verdachte en [medeverdachte 4] hebben dit ook onderkend. Op de pro forma zittingen van 29 september 2014 en 6 januari 2015 is reeds door [verdachte] naar voren gebracht dat er nadere informatie in het geding zou worden gebracht waaruit zou blijken dat er een verklaring voor de herkomst van deze stortingen bestaat. Ter terechtzitting zijn daartoe stukken overgelegd, te weten:
  • De nota van afrekening van de verkoop van het pand aan de [adres 4] te Den Haag door verdachte en [medeverdachte 4] op 5 mei 1999 (met als bijlage de courtagenota van de makelaar);
  • Het stortingsbewijs van fl. 155.551,90 met betrekking tot deze verkoop;
  • De akte van levering van 23 maart 2001 van [adres 5] te Den Haag door [bedrijfsnaam 5] voor een bedrag van fl 365.000,-;
  • De afschriften van ING [rekeningnummer 4] waaruit blijkt dat vanaf 24 oktober 2014 een maandelijkse pacht van € 3.872,- wordt betaald door De Frietwinkel Den Haag aan ’ t Patathoekje BV (een onderneming van [medeverdachte 4] )
Eerder, op 17 november 2014, zijn in de zaak “Witwassen” door de raadsman de volgende stukken in het geding gebracht:
  • een nieuwsbericht van Poker News, waaruit blijkt dat op 28 januari 2007 verdachte tijdens het Dom Classics Poker toernooi een bedrag van
  • € 23.207,- heeft gewonnen;
  • foto’s van Swarowski kristallen beeldjes;
  • Een uitdraai van de website van Juwelier ’t Molentje uit Den Haag;
  • Jaaropgaven van verdachte en [medeverdachte 4] van inkomsten, genoten uit Peter’s Snackbar over de jaren 2002 (beiden € 22.389,-) en 2003 (beiden € 22.153,-)
  • Een brief van Senter, waaruit blijkt dat aan De Vuurwerkkoning vof een schadevergoeding zal worden overgemaakt van € 33.433,- voor het jaar 2003;
  • Een brief van Senter, waaruit blijkt dat aan De Vuurwerkkoning vof een schadevergoeding zal worden overgemaakt van € 22.055,- voor het jaar 2004;
  • Een factuur van Peter’s Snackcar BV aan S.H. Zijlstra BV, van 3 november 2004 voor een bedrag van € 52.062,50;
  • Mailverkeer en foto’s betreffende de verplaatsing van Peter’s Snackcar;
  • Een afschriftenoverzicht van De Vuurwerkkoning vof en verdachte;
  • Een verklaring van [verdachte] met betrekking tot de uitvaartkosten van [verdachte] senior.
Tevens hebben verdachte en [medeverdachte 4] aangevoerd dat zij een bedrag van € 50.000,- van [bedrijfsnaam 1] hebben geleend op 22 februari 2012.
Nu verdachte en [medeverdachte 4] aldus een verklaring hebben gegeven voor de herkomst van de gestorte gelden, staat de rechtbank voor de beantwoording van de vraag of dit een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand reeds als volslagen onwaarschijnlijk aan te merken herkomst is.
De overgelegde akte van levering met betrekking tot de verkoop van het [adres 5] te Den Haag door [bedrijfsnaam 5] zegt niets over de uiteindelijke opbrengst daarvan, terwijl evenmin duidelijk is in hoeverre verdachte en [medeverdachte 4] gerechtigd zijn geweest tot de opbrengst. De verkoper is immers een besloten vennootschap, waarvan verdachte, maar ook een derde ( [naam 5] ) directeur was.
De vanaf 24 oktober 2014 ontvangen pacht van De Frietwinkel geeft geen verklaring voor stortingen door verdachte en [medeverdachte 4] gedurende de tenlastegelegde periode.
De foto’s van de Swarowski kristallen beeldjes, die verdachte en [medeverdachte 4] via Marktplaats zouden hebben verkocht, geven geen informatie over de opbrengst daarvan.
De beweerdelijke verkoop van sloopgoud aan Juwelier ’t Molentje is evenmin onderbouwd.
Het bedrag van € 50.000,- dat verdachte en [medeverdachte 4] bij [bedrijfsnaam 1] hebben geleend is door verdachte aan [bedrijfsnaam 1] contant terugbetaald in december 2012, volgens de getuigenverklaring van [bedrijfsnaam 1] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij begin januari 2012 vijf maal € 10.000,- van diverse bankrekeningen heeft afgehaald. Deze opnames worden ondersteund door het overgelegde afschrift van de rekening van verdachte. Dit geld heeft verdachte volgens zijn verklaring ter zitting bewaard op een plaats waar hij er niet direct aan kon komen. Om de rekening van vuurwerkleverancier Wolf, (die vuurwerk aan de Vuurwerkkoning had geleverd) te kunnen betalen, heeft verdachte geld geleend bij [bedrijfsnaam 1] . Het bij [bedrijfsnaam 1] geleende geld is aan Wolf betaald. Later is [bedrijfsnaam 1] weer terugbetaald met de eerder door verdachte opgenomen gelden, waar hij tijdelijk niet aan kon komen. Dit wordt eveneens ondersteund door de afschriften die in het geding zijn gebracht van De Vuurwerkkoning vof. Hoe het echter mogelijk is dat verdachte niet aan het eerder opgenomen geld kon komen, is onopgehelderd gebleven. Desgevraagd heeft verdachte daarvoor geen verklaring kunnen geven. De bewegingen die dit geld heeft gemaakt blijven voor de rechtbank ondoorzichtig en onnavolgbaar.
Van alle overgelegde stukken kunnen slechts de nota van afrekening met betrekking tot het pand aan de [adres 4] te Den Haag en het bijbehorende stortingsbewijs, het nieuwsbericht met betrekking tot de pokeroverwinning van verdachte, de jaaropgaven over 2002 en 2003 en de verklaring van de broer van verdachte met betrekking tot de uitvaartkosten van de vader van verdachte, naar het oordeel van de rechtbank als concreet en min of meer verifieerbaar worden aangemerkt, terwijl deze ook niet op voorhand al als volstrekt onaannemelijk zijn aan te merken. Ten aanzien van de jaaropgaven 2002 en 2003 geldt daarbij wel dat deze inkomsten ver vóór de tenlastegelegde periode zijn genoten, evenals de verkoopopbrengst uit de Thomsonlaan. Ten aanzien van de verkoopopbrengst van de Thomsonlaan heeft in het bijzonder te gelden dat uit de overgelegde stukken wel blijkt dat deze opbrengst op de rekening van verdachte is gestort, dat het bedrag vervolgens van deze rekening opgenomen is niet gebleken uit enig onderliggend stuk. Verder wordt nog overwogen dat geen van deze inkomsten van een dergelijke omvang dat deze de contante stortingen in de tenlastegelegde periode, ter hoogte van (in totaal) € 314.691,- kunnen verklaren.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het storten van een totaalbedrag van € 314.691,- kan worden aangemerkt als witwassen.
Voor de contante opnamen vanaf de betrokken bankrekeningen geldt dit naar het oordeel van de rechtbank niet, nu daardoor ook een dubbeltelling ontstaat met het witgewassen gestorte geld.
Voorwaardelijk verzoek aanhouding.
De verdediging heeft ter zitting een voorwaardelijke verzoek gedaan tot aanhouding van de zaak teneinde nadere stukken in het geding te brengen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier is gebleken dat verdachte is aangehouden op 18 juni 2014, en [medeverdachte 4] op 1 juli 2014. Tussen die data van aanhouding en de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting is nagenoeg een jaar verstreken. [medeverdachte 4] is reeds snel na aanhouding weer op vrije voeten gekomen. De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst op de zitting van 6 januari 2015, nadat hij op de zitting van 29 september 2014 reeds had aangevoerd dat hij kon aantonen dat hij zijn inkomsten, zoals die uit het dossier naar voren komen, kan verantwoorden. Hij heeft gesteld te kunnen aantonen dat hij grote geldbedragen heeft ontvangen en heeft opgenomen, zonder dat die geldbedragen van witwassen afkomstig zijn. Op 18 november 2014 heeft verdachte stukken overgelegd aan de rechtbank, waaruit een en ander zou moeten blijken. Op een enkel stuk na zijn dit dezelfde documenten als die verdachte en [medeverdachte 4] ter zitting van 25 juni 2015 hebben overgelegd. De rechtbank constateert dat verdachte en [medeverdachte 4] ruimschoots in de gelegenheid zijn geweest om hun stellingen nader toe te lichten, en ziet geen aanleiding om verdachte door middel van aanhouding van de zaak een nadere termijn te gunnen om stukken over te leggen. Het verzoek tot aanhouding van de behandeling zal worden afgewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij in de periode van 27 januari 2014 tot en met 6 februari 2014 te 's-Gravenhage en Rijswijk en Werkendam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer
10 tot15 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
2.
hij in de periode van 28 januari 2014 tot en met 29 januari 2014 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, en 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd een hoeveelheid van ongeveer 24 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
4.
hij omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 18 juni 2014 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, verdachte, en zijn mededader van voorwerpen, te weten geldbedragen te weten:
- een bedrag van in totaal 130.025,00 euro contante stortingen op de ABN AMRO [rekeningnummer 1] en
- een bedrag van in totaal 43.060,00 euro contante stortingen op de ING bank [rekeningnummer 2] en
- een bedrag van in totaal 141.606,53 euro contante stortingen op de ING bank [rekeningnummer 3]
en
- een geldbedrag van 50.000 euro contante terugbetaling lening aan [bedrijfsnaam 1] en
heeft hij voornoemde voorwerpen voorhanden gehad en daarvan gebruikt gemaakt, terwijl hij en zijn mededader wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit het misdrijf
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 eerste alternatief
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van feit 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van feit 4
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een lagere straf dan door de officier van justitie geëist op te leggen. Voorts heeft hij opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis verzocht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de uitvoer van 10 tot 15 kilogram hennep naar het buitenland. Door zijn handelwijze wordt de internationale handel in softdrugs bevorderd. Verdachte heeft er geen moment blijk van gegeven zich rekenschap te hebben gegeven van de schadelijke gevolgen die de handel in hennep voor de gezondheid van anderen kan hebben. Ook de criminaliteit en overlast die deze handel met zich brengt, hebben verdachte er niet van weerhouden eraan deel te nemen. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan.
Verdachte heeft voorts een aanzienlijke hoeveelheid van ruim 24 kilo hennep afgeleverd en vervoerd. Door aldus te handelen heeft verdachte doelbewust in strijd met de Opiumwet financieel voordeel nagestreefd en de handel in softdrugs bevorderd. Het gebruik van stoffen, voortkomend uit de hennepkweek, is niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar werkt ook direct en indirect vele vormen van criminaliteit in de hand.
Ook heeft verdachte een groot geldbedrag witgewassen. Door het witwassen worden criminele activiteiten in stand gehouden en bevorderd. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten heeft als onderdeel van een zwartgeldcircuit een ontwrichtende werking.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van verdachte van 26 mei 2015, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten.
Mede gelet op het strafblad van verdachte, de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de belangrijke rol die verdachte bij deze feiten heeft gehad, kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden volstaan met een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank acht de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. Zij ziet dan ook geen aanleiding om het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen. Het verzoek van de raadsman daartoe wordt dan ook afgewezen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57 en 420 bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 eerste alternatief, 2 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Ten aanzien van feit 1 eerste alternatief
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van feit 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van feit 4
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
2 (TWEE) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst af het verzoek tot opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, voorzitter,
mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, rechter,
mr. R.C. Hartendorp, rechter,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juli 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en).
2.Proces-verbaal van bevindingen, ZD/Vriezer/AH/102-103
3.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [medeverdachte 1] , ZD/ [naam 1] /V/28, proces-verbaal verhoor getuige [medeverdachte 1] , d.d. 11 maart 2015, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris, de punten 8 en 11.
4.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [medeverdachte 1] , ZD/ [naam 1] /V/29, proces-verbaal verhoor getuige [medeverdachte 1] , d.d. 11 maart 2015, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris, punt 23.
5.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [medeverdachte 1] , ZD/ [naam 1] /V/30.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , ZD/ [naam 1] /V/58-63, proces-verbaal verhoor getuige [medeverdachte 1] , d.d. 11 maart 2015, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris, de punten 13, 14, 15, 20, 27, 28.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , ZD/ [naam 1] /V/67-68.
8.Proces-verbaal van observatie, d.d. 23 januari 2014, ZD/ [naam 1] /AH/123, en proces-verbaal identiteit [medeverdachte 1] , ZD/ [naam 1] /AH/127.
9.Proces-verbaal van observatie, d.d. 3 februari 2014, ZD/ [naam 1] /AH/148-150, en proces-verbaal van bevindingen, ZD/Vriezer/AH/180-182.
10.Sms-berichten, d.d. 4 februari 2014, ZD/ [naam 1] /T/1-5.
11.Proces-verbaal observatie, d.d. 4 februari 2014, ZD/ [naam 1] /AH/221.
12.Sms-berichten, d.d. 4 februari 2014, ZD/ [naam 1] /T/7-25.
13.Proces-verbaal observatie, d.d. 4 februari 2014, ZD/ [naam 1] /AH/223-224.
14.Sms-bericht, d.d. 5 februari 2014, ZD/ [naam 1] /T/32.
15.Sms-berichten, d.d. 5 februari 2014, ZD/ [naam 1] /T/35 en 43.
16.Sms-bericht, d.d. 5 februari 2014, ZD/ [naam 1] /T/45 en 46.
17.Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [medeverdachte 1] , ZD/ [naam 1] /V/29
18.Proces-verbaal van observatie, d.d. 5 februari 2014, ZD/ [naam 1] /AH/226 en 227
19.Sms-berichten, d.d. 5 februari 2014, ZD/ [naam 1] /T/55-68.
20.Proces-verbaal van observatie, d.d. 5 februari 2014, ZD/ [naam 1] /AH/227.
21.Sms-berichten, d.d. 5 februari 2014, ZD/ [naam 1] /T/70-76.
22.Sms-berichten, d.d. 6 februari 2014, ZD/ [naam 1] /T/104-110.
23.Proces-verbaal van observatie, d.d. 6 februari 2014, ZD/ [naam 1] /AH/244.
24.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 7 juli 2014, ZD/ [naam 1] /AH/316 - 318
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2014, ZD/ [naam 2] /HA/62 - 65
26.PV van bevindingen afgeschermde informatie, AH-136
27.PV van bevindingen doorzoeking, AH 137 -147
28.PV van bevindingen, AH 149 - 150
29.PV van bevindingen, AH 148
30.Rapport onderzoek naar biologische sporen NFI, D 1 - 2
31.Rapport onderzoek naar biologische sporen NFI, D 6
32.Dossier Witwassen, AH 14-19, blz 1309-1435.
33.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot contante opnamen en stortingen op bankrekening [rekeningnummer 1] , dossier Witwassen, AH 11, blz 513-514.
34.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot contante opnamen en stortingen op bankrekening [rekeningnummer 2] , dossier Witwassen, AH 12, blz 941-942.
35.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot contante opnamen en stortingen op bankrekening [rekeningnummer 3] , dossier Witwassen, AH 13, blz 1101-1102.
36.Dossier Witwassen, AH 6-9, blz 123-502.