Bewijsoverwegingen met betrekking tot Zaaksdossier [adres 2]
52. Op 23 maart 2012 te 01.01.58 uur ontvangt de politie een melding van een overval op een woning, gelegen aan ’[adres 2] in Rijswijk. De bewoonster meldt dat de overval is gepleegd door twee, mogelijk meer daders. Die daders hadden pistolen en messen. Ze waren in het zwart gekleed en spraken met een Marokkaans accent. De bewoners zijn vastgebonden met tiewraps in de kelder van de woning.
Het standpunt van de officieren van justitie
53. De officieren van justitie achten de feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
54. De verdediging heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
Het oordeel van de rechtbank
Aangifte door de bewoners
55. De bewoners, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (hierna te noemen: “[slachtoffer 3]” en “[slachtoffer 4]”) hebben verklaard dat zij op 22 maart 2012, omstreeks 23.00 uur, in de kelder van hun woning waren, toen [slachtoffer 3] een tweetal personen met bivakmutsen de trap zag aflopen. Beide personen hadden een vuurwapen. [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] hebben bij één van deze personen ook een mes gezien. Zij riepen: “Dit is een overval, blijf rustig, dan gebeurt er niets.” [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] moesten op de grond zitten en liggen, met de handen op de rug. Eén van de overvallers haalde een bos tiewraps uit zijn broekzak. Hij bond daarmee de handen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] vast. Dat ging met enig geweld, omdat [slachtoffer 3] tegenstribbelde. Deze overvaller heeft ook de houder uit zijn vuurwapen gehaald, zodanig dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zagen dat er kogels op de grond vielen.
[slachtoffer 3] beschrijft de overvallers als volgt:
Man 1: 1.72 meter, zwarte bivakmuts met twee gaten, zwarte trui en broek, rond de dertig, sprak goed Nederlands, met accent (mogelijk Antilliaans), had vuurwapen (zwart van kleur);
Man 2: 1.85 meter, zwarte bivakmuts met twee gaten, zwarte trui en zwarte broek, rond de dertig, sprak goed Nederlands, met accent (mogelijk Antilliaans), had vuurwapen.
[slachtoffer 4] beschrijft de overvallers als volgt:
Dader 1: 25-30 jaar, 190 cm., zwarte kleding met in donkere letters “Amsterdam” erop. Bivakmuts met 1 groot gat voor beide ogen, zwarte stoffen handschoenen, met op de knokkels rubberen beschermdelen.
Dader 2: 25-30 jaar, 168 (iets kleiner dan aangeefster), zwarte kleding en schoenen, zwarte bivakmuts met 1 gat voor ogen, zwarte stoffen handschoenen (net als dader 1).
De overvallers doorzoeken de woning, lopen beurtelings met [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] door de woning en stoppen spullen uit de woning in kussenslopen. [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] hebben daarbij spullen aangewezen, waaronder (nep)horloges, een enveloppe met geld, briefgeld en een koopmansportemonnee met 300 a 400 euro. Voorts, in de vitrinekast in de eetkamer: een vijftal echte merkhorloges, onder meer van het merk Patec Philippe, Audemans Piquet, Dublot.
Toen [slachtoffer 3] met één van de overvallers, de langere van de twee, boven in het huis was heeft de andere overvaller gepraat met [slachtoffer 4] en daarbij met een mes voor haar gezicht gezwaaid. [slachtoffer 4] voelde zich hierdoor bedreigd. Zij probeerde een paar keer op te staan, maar dan werd zij door deze overvaller bij de ceintuur van haar badjas gepakt en terug op de stoel geduwd.
Als [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] beiden terug zijn in de kelder vragen de overvallers naar de kluis. Daarbij wordt door één van de overvallers gezegd: “Niet liegen, als jij zegt dat er is geen kluis en er is wel een kluis wordt hij heel boos. Niet liegen.” In de kluis lagen enveloppes met geld en 150 tot 200 horloges. [slachtoffer 3], die volgens [slachtoffer 4] als enige beschikt over de sleutel van de kluis, heeft geprobeerd met hen te onderhandelen. [slachtoffer 3] heeft geld geboden, € 50.000,-- en dacht een deal te hebben gesloten, maar dat bleek niet het geval. De kluis is door [slachtoffer 3] geopend. [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] zijn door één van de overvallers onder schot gehouden, terwijl de andere overvaller het geld telde. [slachtoffer 3] heeft zich achteraf gerealiseerd dat er mogelijk veel meer geld in de kluis zat. Er is daarbij nog gesproken over enkele horloges, die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zouden mogen behouden. [slachtoffer 4] heeft in de kussenslopen gezocht naar die horloges. Uiteindelijk heeft één van de overvallers die horloges nog snel in zijn jaszak gestoken.
Vervolgens hebben de overvallers met de gevulde kussenslopen de woning verlaten.
[slachtoffer 4] heeft nog verklaard dat de overvallers door het slaapkamerraam binnen zijn gekomen. Daar zijn geen sporen van braak aangetroffen, wel is het badkamerraam beschadigd. De kleinere man zei tegen [slachtoffer 4] dat de spullen door het badkamerraam naar buiten zijn gegooid, op het dak van de keuken.
56. De woning was voorzien van beveiligingscamera’s en deze beelden zijn aan de politie ter beschikking gesteld. Op de beelden is te zien dat op 22 maart 2012 te 22.27 uur twee personen, in donker gekleed, voor het hek langsrennen. Tussen 22.35 uur en 01.00 uur (de volgende dag) is onder meer te zien hoe zich (steeds één of twee) personen op het terrein van ’[adres 2] bevinden. Zij lopen langs de (ramen van de) woning, staan in de deuropening, lopen de woning uit met een witte, (kennelijk) zware kussensloop en leggen die goederen bij de struiken langs het hek. Tenslotte is te zien dat zij over het hek klimmen en vertrekken in een Volkswagen Golf.
57. Bij de R.C.I.E. Haaglanden is in de maand april 2012 informatie binnengekomen, houdende dat “de overval op [slachtoffer 3] is gepleegd door [verdachte], [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9]. Alle drie verblijven in Marokko.” Met deze benamingen worden respectievelijk bedoeld: [verdachte], [medeverdachte 8] (hierna: [medeverdachte 8]) en [medeverdachte 9].
58. Op 4 april 2012 wordt het onderzoek in deze zaak voortgezet door het onderzoekteam “Condor”, welk team zich vanaf november 2011 bezighoudt met een onderzoek naar de betrokkenheid van verdachte bij het witwassen van uit misdrijf verkregen gelden. In het kader van dit laatste onderzoek waren reeds diverse opsporingsmiddelen, waaronder telefoontaps en de inzet van een observatieteam, ingezet.
59. Uit telecomonderzoek in het onderzoek Condor was gebleken dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (medeverdachten in o.a. zaaksdossier “Gruis”) op 26 maart 2012 een ontmoeting zouden hebben bij McDonalds aan de [adres 10] te Delft. De camerabeelden van McDonalds zijn gevorderd en verkregen. Daarop is waargenomen dat ook verdachte op 26 maart 2012 rond 14.45 uur in deze McDonalds is, alsmede dat hij aldaar contact heeft met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Verdachte is voorts in het gezelschap van [medeverdachte 10]. Om 14.57 uur wordt gezien dat verdachte een horloge uit zijn rechterbroekzak haalt. Hij doet het horloge om zijn linker pols. Gezien wordt dat [medeverdachte 10] voor dit horloge veel aandacht toont.
60. Iets later die dag, om 15.39 uur, belt [medeverdachte 1] (met het nummer eindigend op …[telefoonnummer 3])met zijn vriendin [betrokkene 1]. [medeverdachte 1] zegt in dat gesprek dat hij op een afspraak was en daarbij allemaal criminelen tegenkwam. Ook “[verdachte]”. Over deze “[verdachte]” zegt [medeverdachte 1]:
“hij stond op het parkeerterrein met zijn advocaat, helemaal spier spierwit. Die ging ook weg, hij ging ook weg ook dus. Hij wilde mijn telefoon afpakken, die gek. (..) Hij was spierwit gek, hij heb nu gesprek met zijn advocaat, horloge laten brengen, papieren en geld en hij ging met de auto gelijk weg.”
61. [medeverdachte 10] heeft verklaard dat hij zijn auto, een BMW X5, met het kenteken
[kenteken 4], heeft uitgeleend aan verdachte. Dat is ná de ontmoeting bij de McDonalds in Delft geweest.
62. De volgende dag, 27 maart 2012, wordt door een observatieteam van de politie waargenomen dat verdachte beschikt over de BMW X5, kenteken [kenteken 4]. Om 21.20 uur stapt verdachte in de auto en rijdt naar de [adres 11] in Den Haag. Om 21.25 uur gaat verdachte een aldaar gelegen restaurant, “[restaurant]” binnen. Om 21.33 wordt waargenomen dat verdachte in gezelschap van de eigenaar van het restaurant, [betrokkene 2], naar buiten komt. Verdachte pakt een voorwerp uit de BMW X5 pakt en gaat vervolgens met [betrokkene 2] het restaurant “[restaurant]” weer in.
63. Diezelfde avond, rond het tijdstip dat verdachte instapt in de BMW X5, hebben [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] telefonisch contact. Om 21.07 uur vraag [medeverdachte 9] naar “de andere”, waar die is? [medeverdachte 8] zegt: hij zei “trek” (weg). Iets later (21.24 uur) hebben zij nogmaals contact, waarbij [medeverdachte 9] tegen [medeverdachte 8] zegt dat hij moet opschieten.
64. Op 28 maart 2012 om 00.09 uur parkeert de BMW X5 bij het adres [adres 5]. Verdachte stapt uit en gaat naar binnen. Om 01.09 uur worden, komende uit het portiek van [adres 5] drie personen gezien, waaronder twee mannen in zwarte kleding, uit voormeld portiek. Zij stappen in de BMW X5.
65. De BMW X5 wordt die avond (en nacht) enkele malen in de directe omgeving van een Volkswagen Golf, kenteken [kenteken 5] gezien. Op 28 maart 2012 om 01.16 uur wordt gezien dat uit de BMW twee personen stappen, die vervolgens in de Volkswagen Golf stappen. Om 01.42 uur rijden beide auto’s direct achter elkaar over de van Vredenburchweg te Rijswijk. Daar stopt de Volkswagen Golf op een parkeerterrein, de BMW X5 stopt ook op de van Vredenburchweg. Om 01.50 uur stappen drie mannen, waarvan twee mannen in donkere kleding in de BMW X5. Zeer kort daarna, om 01.52 uur, wordt de Volkswagen Golf brandend aangetroffen op het parkeerterrein, terwijl enkele minuten later, 01.55 uur, de BMW X5 rijdt op over de Rembrandtkade te Rijswijk.De (uitgebrande) Volkswagen Golf heeft geen kentekenplaten (meer). De auto blijkt te zijn gestolen op 12 januari 2012 te Den Haag.Ook de kentekenplaten ([kenteken 5]) zijn gestolen, tussen vrijdag 23 maart 2012 om 21.00 uur en zaterdag 24 maart 2012 om 11.00 uur te Den Haag.
66. Iets later die nacht, 28 maart 2012, omstreeks 02.48 uur, worden achtereenvolgens enkele sms-berichten gestuurd door verdachte (gebruikmakend van het nummer eindigend op …[telefoonnummer 4]) aan zijn zuster, [betrokkene 3] (gebruikmakend van het nummer, eindigend op …[telefoonnummer 5]). Daarin meldt verdachte aan zijn zuster dat hij haar nummer heeft gegeven aan iemand en dat die persoon haar gaat bellen. Zij moet “auto aan hem geven en alles doorgeven”. Ze mag hem niet laten praten door de telefoon en als verdachte iemand stuurt voor een ticket, moet ze gelijk boeken. Verder schrijft hij: “Sarf (= geld) weet je te halen, he, tel uit en halen als nodig is”.
67. De Marokkaanse autoriteiten hebben geregistreerd dat de BMW X5, kenteken [kenteken 4], is ingevoerd in Marokko door verdachte op 30 maart 2012.
68. In Marokko is onderzoek gedaan naar het verblijf van verdachte in (o.a.) het Mövenpickhotel in Tanger. Gebleken is dat verdachte in dit hotel heeft verbleven van 18 april 2012 tot 21 april 2012, dat hij de hele afdeling had gereserveerd en dat hij een factuur heeft betaald van 14.999,70 dirham. Ook meldt de Marokkaanse politie dat hen tijdens de opsporing is gebleken dat verdachte discotheek Al Uns had bezocht en aldaar veel geld heeft uitgegeven, in één nacht meer dan een miljoen dirham (ongeveer 100.000 euro).
69. In de maanden april, mei en juni 2012 is een aantal meisjes naar Marokko gereisd, op uitnodiging en voor rekening van verdachte (al dan niet tezamen met [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8]). [getuige 1] verklaart dat zij, samen met een vriendin genaamd [getuige 2], op uitnodiging van verdachte in april 2012 naar Marokko is gereisd. Zij hebben drie dagen in Tanger verbleven waarbij [verdachte], [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] alles hebben betaald.[getuige 2] verklaart dat [verdachte] alles heeft betaald: de vlucht, het hotel, het uitgaan en het eten. In Tanger werden zij opgewacht door [verdachte] en twee vrienden. Zij reden in een BMW X5 of een Mercedes. Ze hebben aldaar ook [betrokkene 4], de vriendin van [verdachte], ontmoet. Op 5 april 2012 heeft een contante storting op de bankrekening van [getuige 2] plaatsgevonden, van € 1200,-. In Marokko heeft zij geld opgenomen via Western Union, te weten € 500,-. Er zijn vele meisjes op uitnodiging van [verdachte] en de jongens naar Marokko geweest. [verdachte] zei daarover tegen [getuige 2]: “Zondag komt een andere groep meisjes”.
70. Uit sms-berichten tussen [betrokkene 3] (gebruikmakend van het nummer eindigend op …[telefoonnummer 5]) en verdachte (gebruikmakend van Marokkaans nummer, eindigend op …[telefoonnummer 6]) blijkt dat het verdachte is die op 2 april 2012 aankondigt dat hij het nummer van [betrokkene 3] aan een meisje geeft. [betrokkene 3] krijgt de opdracht om voor dit meisje een ticket te boeken, “sarf” weet ze te vinden.” Op 3 april 2012 en 5 april 2012 volgen twee tapgesprekken tussen [getuige 2] en [betrokkene 3], waaruit blijkt dat voor [getuige 2] en [getuige 1] een vlucht wordt geboekt naar Tanger, Marokko: vertrek 7 april 2012, retour 11 april 2012.
71. [betrokkene 5], toentertijd de vriendin van verdachte, is in 2012 vier keer naar Marokko gereisd: eind maart, begin april, eind mei en eind juni. De vliegreis werd steeds geregeld via het reisbureau van de vader van verdachte. De tickets zijn betaald via de zuster van verdachte, [betrokkene 3]. Uit een tapgesprek tussen [betrokkene 5] en [betrokkene 3] d.d. 10 april 2012 te 18.46 uur blijkt dat ze een afspraak maken om op 11 april 2012 naar “die man” te gaan om geld te halen. [betrokkene 5] heeft geld nodig voor een scooter en [betrokkene 3] moet ook voor zichzelf halen.Op 11 april 2012 wordt door het observatieteam waargenomen dat [betrokkene 5] en [betrokkene 3] naar de [adres 11] rijden, restaurant “[restaurant]” binnengaan en een minuut later weer naar buiten komen. [betrokkene 5] heeft hierover verklaard dat zij met [betrokkene 3] geld heeft gehaald bij [betrokkene 2] ([betrokkene 2], eigenaar van [restaurant]) en dat het om € 2. 000,- of € 3.000,- ging.
72. Op 14 mei 2012 is [betrokkene 5], samen met haar moeder (mevrouw [betrokkene 6]), gecontroleerd bij uitreis naar Marokko op de luchthaven Schiphol. In de bagage van [betrokkene 5] is een enveloppe met daarin een geldbedrag van € 3.000,-- aangetroffen. In de kleding van [betrokkene 6] is, in de broeksband, een geldbedrag ter hoogte van € 2.600,-- aangetroffen.
73. In twee tapgesprekken komt naar voren dat [betrokkene 5] dure geschenken, te weten een Chopard-horloge en een Louis Vuitton-tas, heeft gekregen van verdachte.
74. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het is voorgekomen dat meisjes voor hem geld hebben meegenomen naar Marokko. Het Chopard-horloge heeft verdachte gekregen van een Marokkaanse man, die het horloge aan diens vriendin wilde schenken. Toen bleek dat de vriendin het horloge niet mooi vond, heeft verdachte het horloge gekregen. Het klopt dat hij het horloge aan [betrokkene 5] heeft gegeven. Ook de Louis Vuitton-tas was een geschenk aan [betrokkene 5].
75. [medeverdachte 11] (hierna: [medeverdachte 11]) is woonachtig op hetzelfde adres als verdachte, [adres 5] te Den Haag. In het kader van het onderzoek Condor is zijn telefoon getapt, heeft observatie plaatsgevonden en is een baken geplaatst in zijn auto, een Fiat Punto, kenteken [kenteken 6]. In de periode 4 t/m 10 juni 2012 komt het navolgende naar voren:
Op 4 juni 2012, om 17.21 uur, belt [medeverdachte 11] (gebruikmakend van het nummer eindigend op …[telefoonnummer 7]) met verdachte (gebruikmakend van het Marokkaanse nummer, eindigend op …[telefoonnummer 8]):
Verdachte vraag of [medeverdachte 11] heeft gehaald.
[medeverdachte 11] heeft wel wat/iets/beetje bij hem gehaald, gamsa (mogelijk: vijf).
Verdachte: “asch…. twee nul (twintig) moet ik hier hebben. Je hebt geen tijd om naar Amsterdam te gaan? Breng die ssh uh die dingen. (…) Dan krijg ik/je het gelijk. In ieder geval bel me wanneer je het hebt. (…) Bel me wanneer je twintig hebt, ja.”
[medeverdachte 11]: Luister dan? Blijf even bereikbaar, voor een andere bel ik je ja. Blijf even bereikbaar, ik ga een andere halen.
Diezelfde dag, om 20.00 uur stuurt [medeverdachte 11] een sms-bericht naar [betrokkene 2] (bijnaam: [betrokkene 2], eerdergenoemde eigenaar van restaurant [restaurant]). Ze spreken af dat [medeverdachte 11] naar het restaurant komt. Uit de bakengegevens van de auto van [medeverdachte 11] blijkt dat deze auto uitpeilt aan de [adres 11] (alwaar [restaurant] is gevestigd) tussen 20.35 en 20.42 uur.
Iets later die avond, om 21.06 uur belt [medeverdachte 11] (A) met verdachte (R), beiden gebruikmakend van de telefoonnummers zoals hierboven genoemd:
R ik heb je toch nummer gegeven
A van die van Ams, ja
R waarom ga jij niet naar hem brengen dan..
A wat zeg je nou ik moest toch halen wat praat je nou
R wat moest je halen
A ja wat denk je wat ik moest halen
R je hebt toch gehaald?
A ja nu net net net
Vervolgens geeft verdachte instructies aan [medeverdachte 11] (over een Amsterdam, het nummer van die Porsche Cayenne (…[telefoonnummer 9]) en dat [medeverdachte 11] daarbij moet zeggen: “het is van [naam 1]”.
Uit het tapgesprek dat direct daarop volgt om 21.11 uur blijkt dat [medeverdachte 11] belt met de “Porsche Cayenne-man” op nr …[telefoonnummer 9]. Hij stelt zich voor als [medeverdachte 11], zegt dat hij naar die vriend van hem gaat en vraagt wat hij moet zeggen. ..[telefoonnummer 9] zegt: “begroet hem en zeg ik bel je ivm [naam 1]. (..) En geef het aan hem. Dat is het.” ..[telefoonnummer 9] geeft het nummer aan [medeverdachte 11] en zegt dat hij wel eerst moet bellen.
Uit de bakengegevens blijkt dat [medeverdachte 11] naar de [adres 14] in Amsterdam gaat en aldaar stilstaat tussen 21.53 uur en 22.02 uur.Om 21.56 uur vindt een ontmoeting plaats tussen [medeverdachte 11] en een onbekende man.Tenslotte, om 22.02 uur belt [medeverdachte 11] nogmaals met de Porsche Cayenne-man (…[telefoonnummer 9]):
[medeverdachte 11] Hallo chef, ik heb hem het cadeau gegeven
[telefoonnummer 9] hoeveel heb je hem gegeven
[medeverdachte 11] Twintig
76. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [medeverdachte 11] heeft geregeld dat er geld naar hem werd overgemaakt. De hiervoor genoemde activiteiten waren nodig omdat aan overboekingen naar Marokko een bepaalde limiet per persoon is verbonden.
77. Uit de bakengegevens van de auto van [medeverdachte 11] blijkt dat de Fiat Punto op 5 juni 2012 tussen 20.48 uur en 21.40 uur wederom uitpeilt op de [adres 11], in de buurt van restaurant [restaurant]. Voorts is uit die bakengegevens gebleken dat dit voertuig op woensdag 6 juni 2012, tussen 15.19 uur en 16.28 uur op de Vestingstaat in Antwerpen heeft gestaan. Op camerabeelden, gemaakt rond dat tijdstip in de Vestingstraat, is een zwarte personenauto, gelijkend op een Fiat Punto, te zien. Iets later is op de beelden een persoon, die door de politie wordt herkend als [medeverdachte 11], te zien. In de omgeving van de Vestingstraat zijn vele juweliers, waaronder Naor Gold, gevestigd.
78. Uit diverse tapgesprekken bleek dat door of via [medeverdachte 11] geldbedragen werden overgemaakt naar verdachte in Marokko met gebruikmaking van “Western Union”. Op 2 augustus 2012 is het bedrijf “Western Union Benelux MT Limited” gevorderd opgave te doen van alle moneytransfers van (ontvanger of zender) [verdachte], [medeverdachte 8], [medeverdachte 11], [medeverdachte 12], [medeverdachte 13], [medeverdachte 14] en [getuige 5]. In de maanden juni, juli en augustus 2012 is een reeks transacties gemeld, tot een beloop van € 26.023,-.
79. [medeverdachte 11] is verdachte daarbij aan de Nederlandse zijde behulpzaam is geweest. Aan de Marokkaanse zijde is een persoon genaamd [getuige 5], die zich daarbij heeft geïdentificeerd met ID nummer [ID-nummer], daarbij behulpzaam geweest.
80. Deze [getuige 5] heeft verklaarddat hij verdachte heeft leren kennen via [betrokkene 7] in Tanger in april 2012. Verdachte heeft hem een groot geldbedrag laten zien dat hij in zijn auto, een BMX5 4 WD met Nederlands kenteken, bewaarde. Een foto van het geld in het interieur van die auto, is door verdachte per BBM naar (de telefoon van) [getuige 5] verstuurd. Verdachte heeft veel geld uitgegeven in Layali Alons, SNOP en 555. Hij bewaarde het geld in een schoudertas. Verdachte heeft [getuige 5] verteld dat er problemen waren met justitie in Nederland en hem gevraagd te helpen door geld op te nemen, dat via Western Union zou worden toegestuurd. [getuige 5] zou in ruil daarvoor een geldbedrag krijgen. [getuige 5] heeft verklaard dat hij, gedurende een periode van ongeveer twee maanden, ongeveer 5 á 7 keer een geldbedrag heeft opgehaald, waarbij het ging om bedragen tussen de € 1.100,- en de € 5.500,- per keer. Hij heeft daarbij soms ook gebruik gemaakt van de hulp van een andere persoon, genaamd “[betrokkene 8]”.
81. In augustus 2012 reizen [getuige 3] en [getuige 4] naar Marokko. [getuige 3] heeft hierover verklaart dat de reis is betaald met geld, dat [getuige 4] had gekregen van [verdachte] of van zijn vrienden. [getuige 4] heeft verklaard dat zij in april/mei 2012 in Marokko is geweest. Ook in augustus 2012, is zij met haar nichtje [getuige 3] naar Marokko geweest. Toen heeft zij twee dagen in een normaal hotel gezeten op kosten van [verdachte].
82. [getuige 4] en [betrokkene 9] voeren op 23 november 2012, 22.21 uur een telefoongesprek. In dit gesprek zegt [getuige 4]:
“Toch [medeverdachte 3] ik al twee keer naar Marokko gegaan met doekoe”, “Wholla, ik stopte mijn BH vol mijn onderbroek, ik nam gewoon 20 doezoe, ik nam zelfs vriendinnen mee, me nichten mee. Ik zei tegen hun: vullen en we gingen helemaal naar Marrakesh” en “We brachten hem geld en we konden weer terug”.
83. [medeverdachte 11] voert op 14 augustus 2012 een telefoongesprek met een onbekend gebleven man, welk gesprek lijkt te gaan over de verkoop van gestolen horloges.Het vermoeden bestond dat [medeverdachte 11] naar aanleiding van dit gesprek naar Antwerpen zou gaan met één of meerdere horloges.
84. [medeverdachte 11] op 15 augustus 2012 geobserveerd.De observanten nemen waar dat [medeverdachte 11] in een Fiat Punto met kenteken [kenteken 6] om 14.13 uur wegrijdt van de parkeerplaats bij [adres 5]. Om 14.38 uur wordt [medeverdachte 11] gezien, komende vanuit een portiek aan het [adres 17], nrs. 171 t/m 229 te Den Haag. Hij draagt een bruine stoffen tas, stapt in de Fiat Punto en vertrekt. Op de Rijksweg A6 wordt het voertuig om 15.26 uur gecontroleerd door een surveillance politievoertuig.
85. In de auto van [medeverdachte 11] treft de politie in het dashboardkastje een zilverkleurige oorbel aan. Voor de bijrijdersstoel wordt een Louis Vuittontas, met daarin een witte stoffen zak, die na opening een groot aantal horloges blijkt te bevatten, gevonden. Verder treft men nog een rood H&M tasje met horloges en een doosje met daarin een goudkleurig hangertje met rode steen aan. Er worden in totaal 20 horloges in de witte zak en 4 horloges in het H&M-tasje geteld.
86. De onder [medeverdachte 11] inbeslaggenomen horloges worden getoond aan [slachtoffer 3]. Een aantal van die horloges (17) wordt door hem herkend als zijn eigendom, waaronder een Omega De Ville, Omega Constellion “my choice”, Patek Philippe Geneve, IWC, Cartier; Coum Automatic, een Jan Marel (gekregen van [naam 2]) en een Pierre Balmain (1000% zeker). Ook een oorring wordt door [slachtoffer 3] als zijn eigendom herkend.
87. De witte stoffen zak waarin de horloges zijn aangetroffen is bemonsterd en voor onderzoek naar het NFI verstuurd. Uit het DNA-onderzoek is gebleken dat daar zowel DNA-materiaal dat overeenkomt met [medeverdachte 11] als DNA-materiaal dat overeenkomt met aangeefster [slachtoffer 4] op wordt aangetroffen. [slachtoffer 4] is voorts geconfronteerd met de witte stoffen zak en zij heeft deze als een haar toebehorende kussensloop herkend.
88. Na de controle op de A16 heeft [medeverdachte 11] omstreeks 15.55 uur zijn reis vervolgd.Door het observatieteam wordt waargenomen dat [medeverdachte 11] naar Antwerpen rijdt, een juwelierszaak, genaamd “Rezotal” bezoekt, waarbij gekeken wordt naar een horloge.
89. Enkele minuten later, om 16.04 uur, stuurt [medeverdachte 11] (gebruikmakend van het nummer, eindigend op …[telefoonnummer 10]) een sms-bericht naar de gebruiker van het Marokkaanse nummer, eindigend op …[telefoonnummer 11]. Dit bericht luidt:
“Nood bro, niks opmaken whollah alles is zbet”
90. [medeverdachte 11] ontvangt op 15 augustus 2012 om 13.49 uur een sms, verzonden door de gebruiker van een Marokkaans nummer, eindigend op ..[telefoonnummer 11] met de tekst:
91. Deze naam, “[naam 3]”, komt overeen met de pingnaam “[pingnaam 1]”, die door verdachte wordt gebruikt. Voorts hebben twee verbalisanten, betrokken bij dit onderzoek, de stem van de gebruiker van dit nummer vergeleken met een eerder tapgesprek, waarin het nummer, eindigend op ..[telefoonnummer 12] wordt gebruikt en waarvan verdachte erkent dat hij op dat moment de gebruiker is van dat nummer. De verbalisanten komen tot een herkenning van verdachte als de gebruiker van het nummer, eindigend op …[telefoonnummer 11]. Tenslotte is onderzoek gedaan naar de historische gegevens van het nummer, eindigend op …[telefoonnummer 11]. In de periode van 15 augustus 2012 tot 18 augustus 2012 worden gesprekken gevoerd met [betrokkene 5], [betrokkene 10], [betrokkene 11], [betrokkene 12], [betrokkene 13] en de moeder van [verdachte].
92. Het contact tussen [medeverdachte 11] en de gebruiker van het nummer eindigend op … [telefoonnummer 11] krijgt een vervolg in een gesprek om 16.08 uur:
(R = … [telefoonnummer 11]; A = ([medeverdachte 11]) [medeverdachte 11])
R: zeg
A: Praat dadelijk, kan niet dit. Kan echt niet vandaag
R: wat is er?
A: ik bel je dadelijk ja
R: puinhoop (chaos)?
A: ja man kanker kanker puinhoop ik zweer het
R: wie?
A: insecten (politie)
R: Zweer?
A: Ik zweer.
93. Na dit gesprek volgt een hele serie sms-berichten tussen [medeverdachte 11] en verdachte, waarin onder meer het volgende wordt uitgewisseld:
- 16.12 uur (R sms A): is er een probleem
- 16.14 uur (A sms R): wat een kanke probleem
- 19.12 uur (R sms A): ruzie
(samenvatting: A is laks, heeft niet gedaan wat R heeft gezegd; over en weer schelden)
- 19.46 uur (R sms A): “alles was oke ook als ik trug zou gaan ook lekker rustig sarf op kekening niemand belles steeds ma jij echt bedacht dat je moeite nam te luisteren en goed te luisteren bedankt”
- 19.50 uur (R sms A) : “… als je mij had geluister niks gebeurd steeds dag later en niet je rent sbut ofzo ma doet laks later laat”
De volgende dag wordt de ruzie voortgezet:
- 16.09 (R sms A): “judas”
- 19.38 uur (R sms A): “Poep nog meer op saaf gaat om kanker onderschatten oren kapot jij begrijp niet luister niet en eindstand dan draai je het om niet jou fout ma kk ezel zeker jou fout onthou dat”
94. [medeverdachte 11] (bijnaam [medeverdachte 11]) en nn-vrouw spreken in de woning aan de [adres 5] over de aanhouding van [medeverdachte 11] en de horloges:
[medeverdachte 11] zegt dat ze allemaal gestolen zijn. De horloges? Volgens mij was het niet zo super veel, maar hun gaan kijken naar de kanker nieuwwaarde, begrijp je. [medeverdachte 11] heeft het over vastzitten. Gesprek gaat over vastzitten, Scheveningen.
NN-vrouw: hij keert toch een miljoen uit?
[medeverdachte 11]: nee drie ton. Miljoen was voor alle buit terug incl de daders veroordeeld met zijn tweeën. Dan kan die blijven dromen, ik ga sowieso niks verklaren.
NN-vrouw: maar [verdachte] heeft wel een paar miljoen, want [verdachte] had gezegd 10 miljoen ofzo
[medeverdachte 11]: ook niet, nee, .. ja dat dacht ik ook
NN-vrouw: al die horloges was al… weet ik veel
[medeverdachte 11]: ja, was kanker (ntv) vertrek drie ton cash, het is meer die horloges gevonden horloges ter waarde van… na onderzoek gebleken ter waarde van zo en zo duizenden euro’s… oohhh, dat het weet je.
95. [medeverdachte 11] heeft hieromtrent ter terechtzitting in zijn eigen strafzaak verklaard: “Als u mij een OVC-gesprek van 16 augustus 2012 tussen [medeverdachte 11] en een NN-vrouw voorhoudt, zeg ik u dat dit gesprek inderdaad waarschijnlijk over de overval op [slachtoffer 3] gaat.”
96. Verdachte heeft geen legale inkomstenbron.
Nadere bewijsoverwegingen en conclusies
97. De rechtbank zal de feiten en omstandigheden, zoals die hierboven zijn weergegeven, bespreken en daarbij, waar dit aangewezen is, ook de standpunten van de officier van justitie en de verdediging bespreken.
98. In deze zaak staat vast dat in de nacht van 22 maart 2012 een overval heeft plaatsgevonden in de woning van de heer [slachtoffer 3] en mevrouw [slachtoffer 4], gelegen aan [adres 2] te Rijswijk. Bij die overval is (onder meer) een grote hoeveelheid horloges en een aanzienlijk bedrag aan contant geld buitgemaakt. De rechtbank neemt daarbij de verklaringen, zoals die zijn gedaan door de bewoners direct ná de overval, alsmede het onderzoek van de politie ter plaatse, tot uitgangspunt. Er is geen rechtstreeks bewijs voorhanden dat leidt tot vaststelling van de identiteit van één of meer daders van deze overval. Noch uit sporenonderzoek, noch uit getuigenverklaringen kan rechtstreeks worden afgeleid welke personen voor het plegen van deze overval verantwoordelijk kunnen worden gehouden.
99. De rechtbank ziet zich aldus geplaatst voor de vraag of uit de bewijsmiddelen, zoals die zijn gepresenteerd door de officier van justitie, niettemin kan worden afgeleid dat het verdachte is geweest die bij deze overval is betrokken geweest en zo ja, waaruit die betrokkenheid heeft bestaan.
100. De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of uit de gang van zaken rond de inbeslagneming van de horloges bij [medeverdachte 11] op 15 augustus 2012, waarvan vaststaat die die horloges deels behoren tot de buit van de overval op [slachtoffer 3], blijkt dat verdachte is aan te merken als direct betrokkene en belanghebbende bij die horloges.
Wie is de gebruiker van het telefoonnummer, eindigend op …[telefoonnummer 11]?
101. Daarbij is van belang of kan worden vastgesteld dat verdachte op 15 augustus 2012, de gebruiker was van het Marokkaanse telefoonnummer, eindigend op … [telefoonnummer 11]. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van stemherkenning, waarin door twee verbalisanten wordt verklaard dat zij de stem van verdachte herkennen.
102. Bij het gebruik van een zogenaamde stemherkenning dient terughoudendheid te worden betracht. Dat gaat naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet zo ver dat daaraan geen (enkele) bewijskracht toekomt als die stemherkenning niet op wetenschappelijke wijze door bijvoorbeeld het NFI, is geschied. Wel dient de stemherkenning te steunen op andere bewijsmiddelen.
103. In deze zaak vindt de stemherkenning steun in de historische gegevens over de periode op en direct ná 15 augustus 2012. Daaruit is gebleken dat met dit nummer vrijwel uitsluitend contact is gelegd met personen uit de directe omgeving van verdachte. De stelling van verdachte, dat ook anderen in die (korte) periode, vanuit Marokko, contact zouden kunnen hebben gehad met zowel zijn moeder, zijn beide broers als zijn vriendin [betrokkene 5], is zonder nadere toelichting, welke door verdachte niet is gegeven, niet geloofwaardig te achten.
104. Voorts is gebleken dat de door verdachte gebruikte pingnaam “[naam 3]” grote overeenkomsten vertoont met de door de gebruiker van het nummer eindigend op …[telefoonnummer 11] gebruikte naam “[naam 3]”.
105. Tenslotte is deze stemherkenning opgenomen in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal, waaruit blijkt dat de stem uit het tapgesprek van 15 augustus 2012 is vergeleken met een eerder tapgesprek dat als referentiemateriaal kon dienen. De twee verbalisanten hebben bovendien verklaard al langer ervaring te hebben met het uitluisteren van tapgesprekken waarop de stem van verdachte te horen is.
106. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de stemherkenning betrouwbaar is te achten en verbindt zij daaraan, in combinatie met de overige omstandigheden rond het gebruik van dit nummer, de conclusie dat het verdachte is geweest die op 15 augustus 2012 de gebruiker was van het nummer, eindigend op …[telefoonnummer 11].
107. Hieruit volgt dat het verdachte is die, enkele minuten nadat [medeverdachte 11] is aangehouden en de horloges in beslag worden genomen, door [medeverdachte 11] wordt gewaarschuwd met een sms-berichtje dat hij niks moet opmaken, omdat alles weg (zbet) is. Kort daarna is het verdachte die door [medeverdachte 11] als eerste wordt gebeld.
108. Onder [medeverdachte 11] is die dag een (deel van de) horloges die bij de overval op [slachtoffer 3] zijn gestolen inbeslaggenomen. [medeverdachte 11] was met die horloges op weg naar Antwerpen. [medeverdachte 11] was zich van de herkomst van de horloges en de mogelijke consequenties van de inbeslagname bewust en heeft daarover op 16 augustus 2012 in de woning aan de [adres 5] een gesprek met een nn-vrouw, in welk gesprek ook verdachte als direct betrokkene bij de buit van de overval op [slachtoffer 3] wordt genoemd.
109. De informatie die door [medeverdachte 11] is het telefoongesprek aan verdachte wordt gegeven beperkt zich tot “ja, man kanker kanker puinhoop ik zweer het” en “insecten”. Wat daarmee wordt bedoeld is evenwel kennelijk duidelijk voor verdachte. Het is immers verdachte die, direct daaropvolgend, gedurende 15 en 16 augustus 2012 een lange reeks van sms-berichten wisselt met [medeverdachte 11] waaruit (tenminste) kan worden geconcludeerd dat verdachte boos is op [medeverdachte 11] en het hem zeer kwalijk neemt dat hij lui is geweest en niet goed heeft geluisterd naar verdachte.
110. Verdachte heeft over deze tap en de daaropvolgende sms-berichten geen verklaring afgelegd. De inhoud van deze sms- en telefooncontacten, in samenhang met het moment waarop deze contacten plaatsvinden, leiden de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat verdachte een rechtstreeks belang had bij de onder [medeverdachte 11] inbeslaggenomen horloges, en daarbij ten opzichte van [medeverdachte 11] een leidende rol vervult.
111. Verdachte heeft op 26 maart 2012 een afspraak bij restaurant McDonalds te Delft met [medeverdachte 10]. Op camerabeelden wordt gezien dat de aandacht van [medeverdachte 10] wordt getrokken door een horloge, dat door verdachte uit zijn broekzak wordt gehaald. Verdachte leent de auto van [medeverdachte 10] een BMW X5. In dat restaurant treft hij nog anderen, waaronder [medeverdachte 1]. In een telefoongesprek, kort daarna, spreekt [medeverdachte 1] over “[verdachte]”, die weg zou gaan en “horloge, papieren en geld liet brengen”.
112. Op 27 maart 2012 beschikt verdachte over de BMW X5. Hij is degene die de auto heeft geleend van [medeverdachte 10]. Tot 28 maart 2012, 00.09 uur wordt verdachte door het observatieteam in of bij de BMW X5 gezien. Om 01.09 uur worden drie personen gezien, komende uit het portiek waar ook verdachte woont, waarvan twee met zwarte kleding. Geen van de personen wordt door het observatieteam herkend. Ze stappen in de BMW X5, die vervolgens diverse malen in de buurt van een Volkswagen Golf rijdt. Gezien wordt voorts dat twee personen uit de BMW X5 stappen, die vervolgens in de Volkswagen Golf stappen. Even later, om 01.52 uur, staat de Volkswagen Golf in brand. Het blijkt een gestolen auto en de kentekenplaten (die er enkele momenten eerder nog op zaten) zijn er af gehaald. Ook die kentekenplaten blijken te zijn gestolen.
113. Deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank, gelet op al hetgeen hierboven is overwogen, in samenhang met de omstandigheid dat bij de overval op [slachtoffer 3] een Volkswagen Golf is gebruikt, als zodanig belastend dat van verdachte kan worden gevergd dat hij daarvoor een aannemelijke verklaring geeft. Deze specifieke combinatie van feiten en omstandigheden kan immers niet anders worden gezien dan als een verhullende handeling, die beoogt te voorkomen dat kan worden vastgesteld dát met deze auto iets is geschied dat het daglicht niet kan verdragen óf dat daarin sporen worden aangetroffen.
114. Verdachte heeft ter terechtzitting, desgevraagd, ontkend dat hij op dat moment in de BMW X5 zat. Hij is op een later tijdstip die nacht, met gebruikmaking van een andere auto, naar een ontmoetingspunt ergens langs de snelweg gebracht. Op de vragen waarom dit zo is gegaan, met behulp van wie en met welke auto heeft verdachte geen antwoord gegeven. Ook heeft verdachte niet willen verklaren aan wie hij de auto, die hij had geleend van [medeverdachte 10], die nacht tussen 01.09 en 01.52 uur, ter beschikking heeft gesteld.
De rechtbank acht deze verklaring volstrekt onaannemelijk. De verklaring vindt geen enkele steun in de overige bewijsmiddelen en verdachte biedt geen enkel aanknopingspunt ter verificatie van deze verklaring. Aan het ontbreken van een aannemelijke verklaring verbindt de rechtbank de conclusie dat het, gelet op hetgeen hierboven reeds is overwogen, niet anders kan dan dat verdachte betrokken is geweest bij het in brand steken van de Volkswagen Golf op 28 maart 2012, zulks met het doel te voorkomen dat deze auto, zijnde een auto van dezelfde kleur, merk en type als de auto waarmee de overval op [slachtoffer 3] is gepleegd, zou kunnen worden onderzocht.
115. Verdachte heeft in de periode direct na de overval, zowel in Nederland als in Marokko, de beschikking gehad over grote geldbedragen. Binnen enkele dagen na de overval regelt hij zijn reis naar Marokko en geeft hij zijn zuster opdracht om, als verdachte iemand stuurt, direct tickets te regelen. Geld is daarbij geen probleem, zijn zuster mag “halen als het nodig is”. Ze moet daarbij wel haar telefoon uitdoen. Gebleken is dat zijn zuster (en overigens ook zijn vriendin [betrokkene 5]), om geld te halen naar “[restaurant]”, het restaurant van [betrokkene 2] ([betrokkene 2]), gaat.
116. In Marokko verblijft verdachte in hotels, nodigt meisjes uit (en betaalt voor hen ook de kosten), begeeft zich in het uitgaansleven en koopt (dure) cadeautjes voor vrienden en vriendinnen. Over de herkomst van dit geld heeft [getuige 5] verklaard dat verdachte hem heeft verteld dat hij een groot contant geldbedrag had meegenomen naar Marokko in de BMW X5. Verdachte heeft [getuige 5] daarvan een foto gestuurd, met daarop de Euro-bankbiljetten in de BMW X5. Opvallend detail daarbij is dat, naar de officier van justitie aan de hand van ter terechtzitting overgelegde documenten heeft aangetoond en wat ook niet door verdachte is bestreden, het interieur van de auto op de foto grote overeenkomsten vertoont met het interieur van een BMW X5 van dat type en dat bouwjaar. Op de foto is voorts waarneembaar dat het Eurobiljetten betreft, terwijl de uitbetaling van het door of via [medeverdachte 11] toegestuurde geld heeft plaatsgevonden in Marokkaanse Dirham.
117. De verklaring van getuige [getuige 5] betreft een niet ter terechtzitting afgelegde, de verdachte belastende verklaring. Het gebruik als bewijsmiddel van een dergelijke verklaring is, ook als de verdachte niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te ondervragen, niet ongeoorloofd indien die verklaring in belangrijke mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Daarvoor is voldoende dat de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde feit wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal dat betrekking heeft op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist.
118. Dit onderdeel van de verklaring van [getuige 5] vindt naar het oordeel van de rechtbank onder meer steun in andere bewijsmiddelen (hierboven genoemd onder 69 en 70) waaruit blijkt dat verdachte, ook vóórdat sprake is van door of via [medeverdachte 11] overgemaakte bedragen, veel geld uitgeeft aan het inviteren van meisjes, hotels en het uitgaansleven. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding deze verklaring van het bewijs uit te sluiten.
119. Verdachte komt ook aan geld omdat het wordt meegebracht vanuit Nederland door meisjes, waaronder [betrokkene 5]. Anders dan verdachte hecht de rechtbank betekenis aan de inhoud van het telefoongesprek [getuige 4] en [betrokkene 9] op 23 november 2012. Niet valt in te zien waarom [getuige 4] hier uit rancune zou hebben gesproken. Verdachte heeft immers zelf ter terechtzitting verklaard dat het is voorgekomen dat meisjes voor hem geld hebben meegenomen. [getuige 4] stopte het geld, twintig doezoe (de rechtbank begrijpt: twintig duizend), in haar BH en haar onderbroek, waaruit blijkt dat zij zich kennelijk bewust was van het feit dat het vervoeren van grote hoeveelheden contant geld verhuld diende te worden.
120. Door of via [medeverdachte 11] worden voorts aanzienlijke bedragen naar Marokko verstuurd. Dat daarbij een wel heel ingewikkelde methode werd gebruikt, had volgens verdachte te maken met een, aan het overmaken van geld naar Marokko, gestelde limiet. Ook indien dit juist zou zijn, vormt dit naar het oordeel van de rechtbank geen verklaring voor de wijze waarop, bijvoorbeeld op 4 juni 2012, over zo’n betaling in verhullend taalgebruik wordt gecommuniceerd en met onbekende mensen, met gebruikmaking van codewoorden, wordt afgesproken. Daaruit kan niet anders worden geconcludeerd dan dat het de bedoeling is geweest van verdachte en [medeverdachte 11] om te verhullen dat een geldbedrag naar verdachte werd overgemaakt.
121. De rechtbank is voorts van oordeel dat uit tapgesprekken, bakengegevens en observaties blijkt dat verdachte in die periode aan [medeverdachte 11], telefonisch of per sms-bericht, opdrachten geeft, die [medeverdachte 11] vervolgens ook uitvoert. Zo dient [medeverdachte 11] iets te halen, mensen te bellen en iets te brengen en daarbij al dan niet codes door te geven. [medeverdachte 11] krijgt van verdachte een vergoeding als hij het regelt. De rechtbank stelt daarbij vast dat het verdachte is die in deze contacten het initiatief neemt, opdrachten verstrekt en [medeverdachte 11] van informatie voorziet.
122. Aan de wijze waarop deze communicatie verloopt, waarbij het in de onderlinge verhouding tussen verdachte en [medeverdachte 11] zonder uitzondering verdachte is, die bepaalt wanneer, hoeveel en op welke wijze betalingen dienen te worden verricht, verbindt de rechtbank de conclusie dat het verdachte is - en niet: [medeverdachte 11] – die zich presenteert als degene aan wie de beschikkingsmacht over deze geldbedragen toekomt.
123. Enkele uren vóór het vertrek van verdachte naar Marokko, in de avond van 27 maart 2012, om 21.33 uur, wordt waargenomen dat verdachte, op dat moment in gezelschap van [betrokkene 2] ([betrokkene 2]) iets uit de auto (de BMW X5) pakt en daarmee, samen met [betrokkene 2] restaurant “[restaurant]” binnengaat. Zijn zuster [betrokkene 3], zijn vriendin [betrokkene 5] halen op 11 april 2012 geld bij [betrokkene 2]. Aannemelijk is dat ook [medeverdachte 11] op 4 juni 2012 geld of goederen bij [betrokkene 2] ophaalt. [medeverdachte 11] wordt voorts op 5 juni 2012 gezien bij [restaurant], één dag voordat hij naar Antwerpen rijdt en aldaar in de Vestingstraat wordt gezien. Verdachte is met deze feiten geconfronteerd en heeft zich te dien aanzien beroepen op zijn zwijgrecht. Dat betekent dat de rechtbank zelfstandig dient te beoordelen welke betekenis aan deze feiten toekomt. De rechtbank is van oordeel dat het, bij gebreke aan enige verklaring die in een andere richting duidt, niet anders kan dan dat verdachte bij [betrokkene 2] op 27 maart 2012 iets van (zeer) grote waarde heeft achtergelaten, nu alleen een dusdanige uitleg verklaart waarom [betrokkene 2] gehouden zou zijn om aan de zuster, de vriendin of een vriend van verdachte geld of spullen af te geven.
124. Vaststaat dat verdachte geen legale inkomsten heeft gehad in de periode voorafgaand aan zijn vertrek naar Marokko op 28 maart 2012. Voor zover verdachte heeft willen betogen dat hij (al dan niet aanzienlijke) inkomsten uit “de verdenking in zaaksdossier Gruis” heeft genoten, is daarvan – althans uit dat zaaksdossier – niet gebleken. Integendeel, op 20 maart 2012 is de deal rond het hennepgruis, om welke het in dat dossier (onder meer) draait, uiteengevallen en is verdachte – met gruis, maar zonder inkomsten – achtergebleven. Nu verdachte daartegenover enkel heeft verwezen naar “de verdenking in zaaksdossier Gruis”, zonder dit nader toe te lichten, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk kan worden geacht dat verdachte met hennephandel grote bedragen heeft verdiend.
125. Verdachte heeft, ruim twee jaar na zijn arrestatie, eerst ter zitting een verklaring gegeven de omstandigheid dat hij in Marokko gelden ter beschikking heeft gehad. Hij heeft allereerst gesteld dat hij een bedrag heeft geleend. Nu verdachte deze verklaring op geen enkele wijze heeft willen concretiseren, is deze verklaring aannemelijk noch controleerbaar en gaat de rechtbank aan deze mogelijkheid voorbij. Bovendien heeft verdachte verklaard de lening weer terugbetaald te hebben. Indien verdachte daadwerkelijk een geldbedrag geleend zou hebben, hetgeen niet aannemelijk geworden is, dan blijft nog altijd onverklaard met welk geld verdachte deze lening vervolgens heeft afgelost.
Voor zover de verdediging, onder verwijzing naar een tapgesprek d.d. 11 januari 2012 tussen verdachte en [betrokkene 2] ([betrokkene 2]) aan wenst te tonen dat aangenomen mag worden dat verdachte “wel vaker” geld leent van [betrokkene 2] overweegt de rechtbank dat geen steun vindt in enig ander bewijsmiddel. In het bijzonder vindt die stelling geen steun in de verklaring van [betrokkene 2] die zich, in antwoord op een concrete vraag over deze tap, heeft beroepen op zijn zwijgrecht. De rechtbank stelt overigens vast dat de verdediging, ter eventuele onderbouwing van die stelling, kennelijk ook geen aanleiding heeft gezien getuige [betrokkene 2] te (doen) horen bij de rechter-commissaris.
126. Verdachte heeft voorts aangevoerd dat hij geld heeft verdiend door in Marokko met geld “te strooien”. Verdachte zou, met het oog op de komst van een rijke man, van de eigenaar van een nachtclub een grote hoeveelheid geld hebben gekregen, welk geld hij letterlijk zou uitstrooien in de nachtclub. De rechtbank begrijpt het aldus, dat deze handelswijze de ander (de rijke man) er toe moest brengen om op zijn beurt ook geld te gaan strooien. Het door die man gestrooide geld is verdeeld tussen verdachte en de nachtclubeigenaar, aldus verdachte. Nog daargelaten de omstandigheid dat verdachte deze stelling niet van controleerbare of verifieerbare gegevens heeft willen voorzien, hecht de rechtbank aan deze verklaring van verdachte geen geloof. De rechtbank kwalificeert ook de verklaring van verdachte, houdende dat hij het op deze wijze verdiende geld door, verder onbekend gebleven, personen naar Nederland heeft laten vervoeren, teneinde het vervolgens weer door (bijvoorbeeld) [medeverdachte 11] aan hem te (laten) toekomen als sturen, als een hoogst onwaarschijnlijke mogelijkheid en hecht daaraan geen betekenis in voor verdachte ontlastende zin.
127. Verdachte heeft aldus, naar het oordeel van de rechtbank, geen enkele aannemelijke verklaring kunnen geven voor het feit dat hij, in de periode direct ná de overval op [slachtoffer 3], en vanaf dat moment voortdurend tot het moment van de inbeslagname van horloges bij [medeverdachte 11], over grote (deels contante) geldbedragen kon beschikken.
128. De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat verdachte, zeer kort na de overval op [slachtoffer 3], naar Marokko is vertrokken, waarbij hij in de uren daaraan voorafgaand achtereenvolgens iets van grote waarde heeft afgegeven aan [betrokkene 2] en voorts betrokken is geweest bij het in de brand steken van een auto van hetzelfde merk en type als de auto waarmee de overval op [slachtoffer 3] is gepleegd. Vervolgens blijkt verdachte [medeverdachte 11] aan te sturen bij het te gelde maken van horloges die bij de overval zijn weggenomen. Tenslotte, en dat is naar het oordeel van de rechtbank van doorslaggevend belang, blijkt hij vanaf enkele dagen na de pleegdatum van de overval op [slachtoffer 3], zowel in Nederland als in Marokko, over een grote hoeveelheid geld te kunnen beschikken. Geld dat hem (onder andere) wordt toegestuurd door [medeverdachte 11], onder wie een deel van de buit van de overval op [slachtoffer 3] wordt aangetroffen. Verdachte, die niet beschikt over enige (legale) bron van inkomsten, heeft hiervoor geen enkele aannemelijke verklaring gegeven. De rechtbank stelt in dat verband vast dat het op zich mogelijk is goederen (zoals horloges) die door anderen zijn gestolen in bezit te krijgen maar dat dit niet aannemelijk is voor wat betreft (grote) geldbedragen die bij een dergelijke overval zijn buit gemaakt. Dat geld blijft gebruikelijk in handen van degenen die het hebben gestolen en wordt ook door hen uitgegeven.
129. Nu ook overigens noch uit het dossier, noch uit het verhandelde terechtzitting iets is gebleken dat in een andere richting wijst komt de rechtbank tot de slotsom dat het, gelet op al hetgeen hierboven is overwogen, niet anders kan dan het verdachte is die metterdaad, tezamen met een ander, op 22/23 maart 2012 te Rijswijk de overval op [slachtoffer 3] heeft gepleegd. De rechtbank zal de feiten die verdachte in verband met deze overval zijn ten laste gelegd, te weten diefstal met geweld, afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving wettig en overtuigend bewezen verklaren.