7.1.Ingevolge artikel 9.9, tweede lid, van de Wsf 2000 vindt de herziening van het normbedrag voor een uitwonende studerende plaats met ingang van de dag waarop de studerende zijn laatste adreswijziging heeft doen inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
8. De rechtbank stelt voorop dat de herziening van de toegekende studiefinanciering naar de norm voor een thuiswonende studerende een voor eiseres belastend besluit betreft. De rechtbank is van oordeel dat het in dat geval aan verweerder is om de nodige kennis omtrent de relevante feiten te vergaren. De bewijslast met betrekking tot de stelling dat eiseres niet woonachtig is op het GBA-adres waarop zij staat ingeschreven rust dan ook in eerste instantie op verweerder en niet op eiseres. Indien op grond van de door verweerder gepresenteerde feiten aannemelijk is dat eiseres niet woont op het adres waarop zij in de GBA staat ingeschreven, dan ligt het op de weg van eiseres de onjuistheid daarvan met tegenbewijs, berustend op objectieve en verifieerbare gegevens, aannemelijk te maken.
De vraag of eiseres woont op het adres waarop zij staat ingeschreven dient te worden beantwoord aan de hand van de feitelijke omstandigheden.
9. Verweerder heeft aan het besluit het onder 2. genoemde rapport ten grondslag gelegd. Op basis van de vastgestelde feiten en de drie verklaringen van buurtbewoners komen de controleurs tot de conclusie dat eiseres niet woonachtig is op het GBA-adres.
10. Naar het oordeel van de rechtbank bieden de beschikbare onderzoeksgegevens geen toereikende feitelijke grondslag voor de conclusie dat eiseres niet woonde op het GBA-adres. Ter zitting heeft eiseres met de door haar overgelegde foto’s van de woning aannemelijk gemaakt dat deze, anders dan door de controleurs in het rapport wordt gesteld,
twee slaapkamers heeft en dat eiseres aldus de beschikking heeft over een eigen slaapkamer.
Verweerder heeft de indeling van de woning zoals deze op de foto’s tot uitdrukking komt ter zitting niet betwist. Gelet op het feit dat de controleurs niet zijn binnengetreden en er verder geen gegevens voorhanden zijn van de daadwerkelijke woonsituatie op het GBA-adres, acht de rechtbank de verklaring van drie buurtbewoners dat er in de flat slechts één jonge man woont, onvoldoende om aannemelijk te maken dat eiseres niet op het GBA-adres woonde.
11. Gelet op het voorgaande heeft verweerder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat eiseres niet woonachtig is op het GBA-adres. Verweerder heeft aldus niet voldaan aan de hierboven genoemde bewijslast. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank zal ter finale beslechting het primaire besluit van 20 juni 2014 herroepen voor zover daarbij de studiefinanciering over de periode van 1 januari 2013 tot 1 juli 2014 is herzien en een bedrag van € 1.198,62 is teruggevorderd, alsmede bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
12. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 974 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1).