In deze zaak heeft eiseres, een studente, bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarbij haar studiefinanciering voor de periode van 1 september 2012 tot en met september 2013 werd herzien naar de norm van een thuiswonende studerende. De herziening was gebaseerd op een rapport van een huisbezoek op 19 september 2013, waaruit bleek dat eiseres niet meer woonachtig was op het adres waar zij in de Gemeentelijke basisadministratie (GBA) stond ingeschreven. Eiseres had eerder een bestuurlijke boete opgelegd gekregen van € 1.258,58, zijnde 50% van de te veel toegekende studiefinanciering. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij niet het bewijs had geleverd dat zij in de relevante periode op het GBA-adres woonachtig was. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij de verweerder lag, maar dat eiseres in haar pleitnota had erkend niet op het GBA-adres te wonen tijdens de controle. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde boete terecht was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een lagere boete rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan op 26 februari 2015.