Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 april 2015 in de zaak tussen
[eiser], wonende te [land], eiser
[P] verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
“Hoofdpunten krediet In rekening courant EUR 200.000,--
€ 16.864
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2015 uitspraak gedaan in een belastingkwestie tussen eiser, een directeur-grootaandeelhouder (DGA) van een besloten vennootschap (BV), en de Belastingdienst. Eiser, die sinds 1 juli 2008 in Zwitserland woont, had een lening verstrekt aan zijn BV en wilde een afwaardering van deze lening ten laste van zijn belastbare inkomen uit werk en woning voor het jaar 2009 in aanmerking nemen. De Belastingdienst had echter een nihilaanslag inkomstenbelasting opgelegd en de verliesvaststellingsbeschikking gehandhaafd, wat leidde tot het beroep van eiser.
De rechtbank oordeelde dat het heffingsrecht over de vordering op grond van het toepasselijke belastingverdrag aan Zwitserland toekomt. De rechtbank overwoog dat, zelfs als het heffingsrecht aan Nederland zou toekomen, de afwaardering van de lening niet voor aftrek in aanmerking komt. Dit was het gevolg van de onzakelijke voorwaarden waaronder de lening was verstrekt. De rechtbank concludeerde dat de lening onder zodanige voorwaarden was verstrekt dat een onafhankelijke derde deze niet zou hebben verstrekt, en dat eiser het debiteurenrisico had aanvaard met de bedoeling het belang van zijn vennootschap te dienen.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de afwaardering van de lening niet kon worden meegenomen in de belastingaangifte. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor DGA's om bij het verstrekken van leningen aan hun vennootschappen te zorgen voor zakelijke voorwaarden, om fiscale nadelen te voorkomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.