ECLI:NL:RBDHA:2015:6690
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- L.M. Reijnierse
- I. Ahmadali
- Rechtspraak.nl
Uitzetting en voorlopige voorziening in het bestuursrecht met betrekking tot medische omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Armeense vrouw, en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres had een aanvraag ingediend om uitstel van haar uitzetting op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat zij was opgenomen in een GGz-instelling. Het primaire besluit van 3 november 2014 verleende haar uitstel van uitzetting tot 3 mei 2015. Echter, het bestreden besluit van 13 januari 2015 verklaarde het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond.
Eiseres stelde beroep in tegen dit besluit en vroeg om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 27 mei 2015 was eiseres niet aanwezig, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank overwoog dat de aanvraag van eiseres niet met terugwerkende kracht kon worden toegewezen, omdat artikel 64 Vw enkel op de toekomst is gericht. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigt dat uitstel van uitzetting geen terugwerkende kracht kan hebben.
De rechtbank oordeelde dat het betoog van eiseres, dat er een verblijfsgat was ontstaan en dat zij ten onrechte niet in bezwaar was gehoord, niet opging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 9 juni 2015, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.