ECLI:NL:RBDHA:2015:6991

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2015
Publicatiedatum
18 juni 2015
Zaaknummer
C-09-485613 - KG ZA 15-425
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van gunningsbeslissing in aanbestedingsprocedure door het Faunafonds

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Taxatiebureau 2000 B.V. en het Faunafonds, waarbij Taxatiebureau 2000 zich niet kon verenigen met het gunningsvoornemen van het Faunafonds. Het Faunafonds had de opdracht voor schadetaxaties gegund aan Overheul Agro B.V. Taxatiebureau 2000 vorderde onder andere dat het Faunafonds zou worden verboden de opdracht aan een ander te gunnen en dat de inschrijvingen opnieuw beoordeeld zouden worden. De rechtbank oordeelde dat het Faunafonds de gunningsbeslissing op zorgvuldige wijze had genomen en dat de scores die aan Taxatiebureau 2000 waren toegekend, niet onbegrijpelijk waren. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor herbeoordeling of heraanbesteding. De vorderingen van Taxatiebureau 2000 werden afgewezen, en Overheul Agro werd veroordeeld in de proceskosten van het Faunafonds. De rechtbank benadrukte dat de inschrijvers erop mochten vertrouwen dat de kernbeginselen van het aanbestedingsrecht gerespecteerd zouden worden, en dat de beoordeling van de inschrijvingen op objectieve wijze had plaatsgevonden.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/485613 / KG ZA 15-425
Vonnis in kort geding van 1 juni 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Taxatiebureau 2000 B.V.,
gevestigd te Opheusden,
eiseres,
advocaat mr. S. Schuurman te Arnhem,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Het Faunafonds,
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. M.J. Mutsaers te Zwolle,
waarin is tussengekomen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Overheul Agro B.V.,
gevestigd te Dronten,
advocaat mr. C.S. Leunissen te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Taxatiebureau 2000’, ‘het Faunafonds’ en ‘Overheul Agro’.

1.Het incident tussenkomst

Overheul Agro heeft gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen Taxatiebureau 2000 en het Faunafonds. Ter zitting van 18 mei 2015 hebben Taxatiebureau 2000 en het Faunafonds verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst. Overheul Agro is vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Voorts is niet gebleken dat de toewijzing van de gevorderde tussenkomst in de weg staat aan de vereiste spoed bij dit kort geding en de goede procesorde in het algemeen.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 18 mei 2015 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Het Faunafonds is een op 1 april 2002 bij Flora- en faunawet ingesteld zelfstandig bestuursorgaan, dat onder meer tot taak heeft het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verstrekken van vergoedingen van geleden schade, aangericht door tot de beschermde inheemse diersoorten behorende dieren. Ten behoeve van deze taak laat het Faunafonds taxaties uitvoeren door deskundigen.
2.2.
Op 7 januari 2015 heeft het Faunafonds via Tenderned de opdracht ‘Schadetaxaties Faunafonds’, hierna ‘de opdracht’, aangekondigd. Doel van deze aanbesteding is het afsluiten van (raam)overeenkomsten met taxatiebureaus die de taxaties van faunaschades coördineren en uitvoeren. Het doel van die taxaties is vervolgens het vaststellen van gewasschade, veroorzaakt door (wilde) diersoorten, waarvoor de grondgebruiker die de schade heeft geleden een verzoek voor een tegemoetkoming in de schade bij het Faunafonds heeft ingediend. De aanbesteding is onderverdeeld in 13 percelen. Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving.
2.3.
De aanbestedingsprocedure is nader omschreven in het ‘Aanbestedingsdocument voor de Europese aanbesteding Schadetaxaties Faunafonds’, hierna ‘het Aanbestedingsdocument’, en in de ‘Beoordelingsleidraad Schadetaxaties Faunafonds’, hierna ‘de Beoordelingsleidraad’. Voorts is in een Nota van Inlichtingen van 17 februari 2015 (hierna ‘de Nota van Inlichtingen’) antwoord gegeven op vragen van potentiële inschrijvers.
2.4.
In het Aanbestedingsdocument is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
1.2
Aanleiding en doel van de aanbesteding
(…)
Opdrachtgever is uitdrukkelijk op zoek naar een opdrachtnemer die kritisch en bewogen meewerkt een meedenkt om de werkzaamheden zo efficiënt mogelijk te laten verlopen.
Van opdrachtnemer(s) wordt verwacht dat zij:
  • beschikt over aantoonbaar gekwalificeerde medewerkers/taxateurs;
  • goed op de hoogte is van de agrarische bedrijfsvoering;
  • kennis heeft van de Nederlandse fauna;
  • een klantgerichte, flexibele en dienstverlenende instelling heeft;
  • een proactieve houding heeft.
(…)
1.6.2
Digitale gegevensuitwisseling
Binnen BIJ12 wordt ingezet op digitaal werken. Dit betekent dat de informatiestromen, waarvoor nu nog gebruik wordt gemaakt van papier, in de toekomst digitaal zullen worden afgehandeld. Als onderdeel hiervan is het Faunafonds voornemens de uitwisseling van gegevens (taxatieopdrachten en –rapporten) tussen Faunafonds en taxatiebureau(s) digitaal te laten verlopen.(…)Van de taxatiebureaus wordt verwacht dat zij bereid zijn mee te werken aan de ontwikkeling van deze oplossing en, waar nodig, de eigen ICT-voorzieningen aan te passen. Het realiseren, testen en gebruiken van deze eigen aanpassingen is voor risico en rekening van de taxatiebureaus.
(…)
3.11
Tegenstrijdigheden of bezwaren
Het indienen van een inschrijving houdt in dat inschrijver onverkort met de bepalingen, voorwaarden en procedure van de aanbesteding, zoals beschreven in het aanbestedingsdocument, instemt. Indien enig door de aanbestedende dienst aan inschrijver verstrekt document volgens inschrijver tegenstrijdigheden, onjuistheden of onduidelijkheden bevat, dient inschrijver dat direct schriftelijk aan de contactpersoon die staat vermeld in § 3.2 te melden, met opgave van de eventuele conseqenties en/of correctievoorstellen. Als een inschrijver bezwaren heeft tegen (onderdelen van) het aanbestedingsdocument, waaronder (maar niet uitsluitend) het voorwerp van de opdracht, de gunningscriteria en de beoordelingsprocedure, dient hij die bezwaren met opgaaf van eventuele gevolgen voor hem als inschrijver, op de kortst mogelijke termijn schriftelijk aan de genoemde contactpersoon kenbaar te maken.
(…)
5.2.3
Plan van aanpak
De beoordeling of een inschrijvende organisatie voor (een deel van) de opdracht in aanmerking komt zal naast de algemene eisen en geoffreerde prijs ook geschieden aan de hand van een door de organisatie ingediend plan van aanpak. In het plan van aanpak dient zowel een toelichting gegeven te worden op de administratieve organisatie van de inschrijver als op de technische uitvoering van de opdracht.
5.2.3.1 Administratieve organisatie
Geef een omschrijving hoe de administratieve organisatie is vormgegeven. Hierbij dient te worden ingegaan op:
  • De bereikbaarheid en bezetting van de onderneming (beschrijf op welke wijze en via welke kanalen en wanneer de organisatie te bereiken is voor opdrachtgever en grondgebruikers).
  • De administratie (beschrijf hoe het administratieve traject rondom binnenkomst, verwerking, vastlegging en archivering van taxatieopdrachten en –rapporten is ingericht. Ga hierbij uit van de huidige werkwijze waarin de opdrachtgever de taxatieopdrachten op papier (zoals in bijlagen 10 en 11 aanlevert).
(…)
5.2.3.2 Organisatie en kwaliteit taxatiewerkzaamheden
Naast een goede administratieve organisatie is het van belang dat de opdrachtnemer de werkzaamheden waarvoor deze heeft ingeschreven zowel qua kwaliteit als kwantiteit aan kan. Hiertoe dient te worden ingegaan op:
  • De organisatie van de taxatiewerkzaamheden (beschrijf op welke wijze de taxaties voor de percelen waarop is ingeschreven worden uitgevoerd. Geef hierbij ook aan hoeveel taxateurs nodig zijn om taxatieopdrachten binnen de ingeschreven percelen uit te voeren en hoe gezorgd wordt dat onderneming over voldoende taxateurs beschikt.
  • De uitvoering van spoedtaxaties (beschrijf hoe uitvoering wordt gegeven aan opdrachten voor spoedtaxaties).
  • De waarborging van continuïteit van de taxaties (beschrijf op welke wijze wordt geanticipeerd op plotselinge uitval van taxateurs en hoe nieuwe taxateurs worden geselecteerd/ingepast).
  • De kennisborging en –uitwisseling van en tussen taxateurs (beschrijf op welke wijze kennis en vaardigheden van de taxateurs op peil wordt gehouden en wordt getoetst en hoe de uniformiteit van de uitvoering van de taxaties wordt gewaarborgd).
  • De voorkoming van belangenverstrengeling (beschrijf welke maatregelen worden getroffen om (de schijn van) belangenverstrengeling op het gebied van jachthouder- en/of familierelaties, commerciële contracten, belangenbehartiging etc.) te voorkomen.
(…)
5.2.3.3 Digitalisering
Opdrachtgever zet in op digitaal werken. Dit betekent dat de informatiestromen, waarvoor nu nog gebruik wordt gemaakt van papier, in de toekomst digitaal zullen worden afgehandeld. Als onderdeel hiervan is het Faunafonds voornemens de gegevensuitwisseling tussen Faunafonds en taxatiebureau(s) digitaal te laten verlopen. Geef aan hoe u deze werkwijze in uw bedrijfsvoering inpast.
(…)”.
2.5.
Bijlage 6 bij het Aanbestedingsdocument is een ‘Concept(raam)overeenkomst’. In artikel 11 van die overeenkomst is bepaald:
“De Opdrachtnemer, alsmede de voor zijn onderneming werkzame taxateurs gaan akkoord met verplichte deelname aan de door het Faunafonds te organiseren instructie en/of evaluatiedagen zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen. Per kalenderjaar zullen maximaal vier van deze dagen worden georganiseerd.”.
2.6.
De beoordelingsleidraad vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
2. Beoordelingsprocedure
De inschrijvingen worden beoordeeld door de werkgroep die is gevormd voor de uitvoering van de aanbestedingsprocedure. Deze werkgroep bestaat een bestuurslid van het Faunafonds en vier medewerkers van het secretariaat van de aanbestedende dienst. De beoordeling zal plaatsvinden op basis van een aantal vooraf vastgelegde bindende voorschriften, selectiecriteria (minimumeisen) en gunningscriteria.(…)
2.4
Wensen ten aanzien van de werkzaamheden (gunningscriteria)
De inschrijvingen die voldoen aan de bindende voorschriften, uitsluitingsgronden en geschiktheidseisen en de eisen ten aanzien van de werkzaamheden worden in onderling vergelijk beoordeeld op de gunningscriteria. De gunningscriteria bestaan uit een technisch gedeelte (plan van aanpak) en een financieel en gedeelte (prijsstelling). Het plan van aanpak weegt voor 65% mee in de eindbeoordeling van de inschrijving, de prijs voor 35%.
(…)
2.4.1
Plan van aanpak
De technische bekwaamheid van de inschrijver wordt in de gunningsfase beoordeeld aan de hand van een door de inschrijver op te stellen plan van aanpak. Op basis van het plan van aanpak dient de aanbestedende dienst zich een beeld te kunnen vormen op de administratieve organisatie en op de organisatie en kwaliteit van de taxatiewerkzaamheden van de inschrijver. Daarnaast dient de aanbestedende dienst zich een oordeel te kunnen vormen over de mogelijkheden van de inschrijver om mee te kunnen gaan in de digitaliseringswens van de aanbestedende dienst.
Hiertoe dienen een aantal aspecten aan bod te komen waar in het aanbestedingsdocument specifiek naar is gevraagd (zie paragraven 5.2.3.1 t/m 5.2.3.3). De plannen van aanpak worden in onderling vergelijk met de overige inschrijvers beoordeeld.
(...)”.
Vervolgens is in paragraaf 2.4.1 van de Beoordelingsleidraad een tabel opgenomen, waaruit volgt dat een inschrijver per (sub)subgunningscriterium de norm ‘Uitmuntend’, ‘Goed’, ‘Voldoende’ en ‘Matig/slecht’ kan worden behaald, waarbij telkens is vermeld tot welk aantal punten de norm leidt.
2.7.
In de Nota van Inlichtingen is – voor zover hier van belang – met betrekking tot een door een van de inschrijvers geconstateerde discrepantie tussen de in de tabellen in paragraaf 2.4 en 2.4.1 van de Beoordelingsleidraad genoemde puntenaantallen vermeld dat de punten zoals uitgewerkt in paragraaf 2.4.1 van de Beoordelingsleidraad correct zijn.
2.8.
Onder meer Taxatiebureau 2000 en Overheul Agro hebben ingeschreven voor de opdracht.
2.9.
In haar bij de inschrijving ingediende plan van aanpak heeft Taxatiebureau 2000 – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“(…)
1. Administratieve organisatie
1.1.
Bereikbaarheid en bezetting
Het secretariaat is zodanig bemand door de algemeen administratief medewerkster / coördinator dat het dagelijks tijdens kantooruren bereikbaar is.
(…)
De medewerkster(s) draagt(dragen) de verantwoordelijkheid voor :
-
Primaire registratie van de schademelding
-
Opdrachtverstrekking aan de taxateur
-
Voorgangscontrole op tijdige afwikkeling door taxateur
-
Na ontvangst van het taxatierapport; de beoordeling op volledigheid en aanvaardbaarheid (paraaf voor beoordeling)
-
Verzending naar het Faunafonds
-
Archivering van het rapport
(…)
1.2.
De administratie
(…)
-
Onze taxateur ziet de opdracht binnenkomen, gaat op locatie en kan ter plekke de grotendeels vooringevulde taxatieopdracht openen en verder aanvullen.
Dat doet hij met behulp van een door ons beschikbaar gestelde laptop in combinatie met een 4G verbinding.
(…)
1.3.
Interne kwaliteitsbewaking
Doordat de administratie volledig toegang heeft tot de mapstructuur waarin alle opdrachten zijn opgeslagen, kan de voortgang van de opdrachten nauwgezet gevolgd worden.
Door het secretariaat zal elke twee weken een overzicht aan de taxateurs worden verstrekt van de opdrachten die nog niet zijn afgehandeld. De afgewerkte dossiers worden automatisch online gearchiveerd. Met behulp van een “relatie-nummer-bestand” kan de schadehistorie van een relatie op eenvoudige wijze worden weergegeven. De coördinator controleert/beoordeelt de taxatie op aanvaardbaarheid en significante afwijkingen worden besproken met de directeur.
(…)
2. Organisatie en kwaliteit taxatiewerkzaamheden
(…)
2.4.
Kennisborging- en – uitwisseling
Structureel zullen de taxateurs meerdere malen per jaar bijeenkomen om de werkzaamheden te evalueren en voor bijscholing. Verder zullen daar de ingediende bezwaren van de grondgebruikers worden besproken. Regelmatig wordt er een gezamenlijke taxatiedag georganiseerd. Vergelijking van de taxatieresultaten zal leiden tot uniformiteit van de taxaties.
Eventuele bijzondere bevindingen zullen met het Faunafonds worden besproken.
Bij (te verwachten) bijzondere ontwikkelingen betreffende faunaschade worden er extra bijeenkomsten / bijscholingen georganiseerd.
Bij constatering van bijzondere schadebeelden wordt de ontwikkeling van het schadegewas door meerdere taxateurs gevolgd en eventueel met de consulent en/of coördinator van het Faunafonds.
Het taxatiebureau zal intern steekproefsgewijs op de uitgevoerde taxaties een controle uitvoeren welke worden verricht door de directeur en een door hem aangewezen interne taxateur.
(…)
3. Digitalisering
Zodra het Faunafonds het proces digitaliseert en de formulieren aanlevert in PDF kunnen wij dit direct aansluiten op onze in werking zijnde digitalisatie. Ons proces is daar al op voorbereid.
Wanneer het Faunafonds de gegevens op een andere manier aanlevert, bijv. XML of andere Database-variant, kunnen wij door middel van een kleine softwareaanpassing daarop inspelen.”.
2.10.
Bij brief van 11 maart 2015 heeft het Faunafonds – voor zover hier van belang – het volgende aan Taxatiebureau 2000 meegedeeld:
“(…)
Het bestuur van het Faunafonds is tot de conclusie gekomen dat u niet de economisch meest voordelige aanbieding heeft gedaan voor de percelen waarvoor u heeft ingeschreven en kan u daardoor de opdracht niet (deels) gunnen.
De uitkomst van de beoordeling is dat Overheul Agro BV de economisch meest voordelige aanbieding heeft gedaan voor de percelen 1 tot en met 4 en 6 tot en met 12. Wiberg Taxaties BV heeft de economisch meest voordelige aanbieding gedaan voor de percelen 5 en 13. Aldus wordt aan hen de opdracht gegund. De motivatie van dit gunningsbesluit is hierna weergegeven.
Beoordeling inschrijving
Uw inschrijving is beoordeeld aan de hand van hetgeen in de aanbestedingsstukken is opgenomen, waarbij is uitgegaan van de schriftelijke stukken die ontvangen zijn. Uw inschrijving is eerst getoetst op de bindende voorschriften, uitsluitingsgronden en geschiktheidseisen. Ten aanzien van deze criteria voldoet uw inschrijving.
Vervolgens zijn de gunningscriteria (plan van aanpak en prijsstelling) beoordeeld, waarbij de inschrijvingen in onderling vergelijk zijn gewogen. Dit heeft voor uw inschrijving geresulteerd in de scores per perceel zoals weergegeven in de onderstaande tabel. In de rechter kolom zijn tevens de behaalde punten door de winnende inschrijver weergegeven.
(…)
Toelichting score plan van aanpak
Het plan van aanpak dient een beschrijving te geven van de administratieve organisatie, de organisatie van de taxatiewerkzaamheden en de digitalisering. Voor het plan van aanpak konden maximaal 65 punten worden behaald, waarbij de weging van de verschillende aspecten in de beoordelingsleidraad is weergegeven.
De in het plan van aanpak beschreven bereikbaarheid en bezetting en de administratie zijn als ‘uitmuntend’ beoordeeld en hebben de maximale score, respectievelijk 5 en 10 punten gekregen. De interne kwaliteitsbewaking is als ‘voldoende’ beoordeeld en heeft 1 punt behaald. In vergelijking met inschrijvingen die de maximale punten hebben gekregen voor dit onderdeel ontbreekt een heldere uiteenzetting over wie wanneer verantwoordelijk is voor de verschillende stappen in de proces en hoe eventuele bijsturing hiervan wordt vormgegeven. Daarnaast is uw kwaliteitsmanagementsysteem niet gecertificeerd en wordt deze niet door een externe, onafhankelijke partij geaudit.
Met betrekking tot de organisatie en kwaliteit van de taxatiewerkzaamheden zijn de onderdelen organisatie van de taxatiewerkzaamheden, uitvoering van spoedtaxaties, waarborging en continuïteit van de taxaties en voorkoming van de belangenverstrengeling als ‘uitmuntend’ beoordeeld en hebben de maximale, respectievelijk 10, 5, 10 en 5 punten gekregen. De kennisborging en –uitwisseling is als ‘goed’ beoordeeld en heeft 6 punten opgeleverd. Ten aanzien van inschrijvers die voor dit onderdeel de maximale score behaalden valt op dat er geen kennisuitwisseling / bijscholing met en door externen is om de kwaliteit van de taxaties en taxateurs verder te vergroten.
Het onderdeel digitalisering is als ‘goed’ beoordeeld. Daar andere inschrijvers ook de mogelijk bieden tot uitwisseling van geodata middels een GIS-systeem zijn die hoger beoordeeld. Voor dit onderdeel heeft uw inschrijving 3 punten gekregen.
(…)”.
Deze brief zal hierna ook worden aangeduid als ‘het gunningsvoornemen’.
2.11.
Op 26 maart 2015 heeft de advocaat van Taxatiebureau 2000 in een brief aan het Faunafonds namens zijn cliënte bezwaar gemaakt tegen het gunningsvoornemen. Dit bezwaar houdt (samengevat) in dat het plan van aanpak van Taxatiebureau 2000 op de onderdelen ‘interne kwaliteitsbewaking’, ‘kennisborging en –uitwisseling’ en ‘digitalisering’ onjuist is beoordeeld en dat haar op die onderdelen ten onrechte niet het maximale aantal punten is toegekend. Taxatiebureau 2000 heeft het Faunafonds daarom verzocht het gunningsvoornemen met betrekking tot de percelen 4 tot en met 9, 11 en 13, hierna ‘de percelen’, te heroverwegen.
2.12.
Bij brief van 27 maart 2015 heeft het Faunafonds – voor zover hier van belang – aan de advocaat van Taxatiebureau 2000 meegedeeld:
“(…)Zoals beschreven in de beoordelingsleidraad die van de aanbestedingsstukken deel uit maakt, zijn de plannen van aanpak van de inschrijvingen in onderling vergelijk met elkaar beoordeeld. Dat het plan van aanpak van uw cliënt op onderdelen minder punten heeft gescoord is gelegen in het feit dat inschrijvers die daarvoor de maximale punten hebben gekregen onder andere concreter inzicht hebben gegeven in de (bedrijfs)processen op basis waarvan die plannen van aanpak hoger zijn beoordeeld.
Het Faunafonds is van oordeel dat de beoordeling zorgvuldig, weloverwogen en conform de voorgeschreven beoordeling in de beoordelingsleidraad heeft plaatsgevonden en blijft bij het oordeel dat uw cliënt niet de economisch meest voordelige aanbieding heeft gedaan.(…)”.

3.Het geschil

3.1.
Taxatiebureau 2000 vordert – zakelijk weergegeven –
primairhet Faunafonds te verbieden de percelen te gunnen aan een ander dan Taxatiebureau 2000;
subsidiairhet Faunafonds te gebieden alle inschrijvingen opnieuw te beoordelen en
meer subsidiairhet Faunafonds te gebieden de aanbestedingsprocedure te staken en de opdracht opnieuw aan te besteden, dan wel
primair en (meer) subsidiaireen in goede justitie te bepalen maatregel te nemen die recht doet aan de belangen van Taxatiebureau 2000, een en ander met veroordeling van het Faunafonds in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de nakosten.
3.2.
Daartoe stelt Taxatiebureau 2000 (kort samengevat) het volgende. Taxatiebureau 2000 kan zich niet met het gunningsvoornemen van het Faunafonds verenigen. Met betrekking tot een drietal (sub)subsubgunningscriteria, te weten ‘interne kwaliteitsbewaking’, ‘kennisborging en –uitwisseling’ en ‘digitalisering’ heeft Taxatiebureau 2000 ten onrechte niet de volledige score toegekend gekregen, dan wel hebben andere inschrijvers ten onrechte de maximale score gekregen. Het Faunafonds heeft bij de beoordeling van de inschrijvingen evident onjuiste of onredelijke keuzes gemaakt, althans zij heeft die keuzes onvoldoende gemotiveerd. Daarmee is sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel. Gelet op het voorgaande dient Taxatiebureau 2000 alsnog de maximale score te krijgen, althans moeten de overige inschrijvingen lager worden beoordeeld, zodat de percelen (gedeeltelijk) aan Taxatiebureau 2000 dienen te worden gegund.
3.3.
Het Faunafonds en Overheul Agro voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3.4.
Overheul Agro vordert – zakelijk weergegeven – haar toe te laten als tussenkomende partij en in de hoofdzaak: de vorderingen van Taxatiebureau 2000 af te wijzen; het Faunafonds te gebieden over te gaan tot definitieve gunning van de percelen 1 tot en met 4 en 6 tot en met 12 aan Overheul Agro; het Faunafonds te verbieden die percelen te gunnen aan een ander dan Overheul Agro, althans een in goede justitie te bepalen voorziening te treffen, een en ander met veroordeling van Taxatiebureau 2000 in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
Verkort weergegeven stelt Overheul Agro daartoe dat zij er belang bij heeft dat de opdracht definitief aan haar gegund wordt en derhalve bij afwijzing van de vorderingen van Taxatiebureau 2000, nu die definitieve gunning daardoor in gevaar kan komen.
3.6.
Voor zover nodig zullen de standpunten van Taxatiebureau 2000 en het Faunafonds met betrekking tot de vorderingen van Overheul Agro hierna worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
In deze procedure dient beoordeeld te worden of het gunningsvoornemen van het Faunafonds in stand kan blijven, dan wel of er aanleiding bestaat voor een herbeoordeling, een heraanbesteding of een andere maatregel. Hoewel het Faunafonds zich op het standpunt heeft gesteld dat het hier zogenoemde ‘IIB-dienstverlening’ betreft, ter zake waarvan de Aanbestedingswet 2012 niet onverkort gelding heeft, is de voorzieningenrechter van oordeel dat Taxatiebureau 2000 en de overige inschrijvers er, mede gelet op de keuze van het Faunafonds voor de onderhavige aanbestedingsprocedure en de wijze waarop deze is ingericht, in ieder geval op mochten vertrouwen dat de kernbeginselen van het aanbestedingsrecht door het Faunafonds zullen worden gerespecteerd. Het geschil zal derhalve aan de hand van die beginselen worden beoordeeld.
4.2.
Ter onderbouwing van haar standpunt dat het gunningsvoornemen niet in stand kan blijven heeft Taxatiebureau 2000 gesteld dat haar inschrijving met betrekking tot een drietal subsubsubgunningscriteria, hierna ook aangeduid als ‘kwaliteitscriteria’, onjuist is beoordeeld. In het navolgende zullen deze drie onderdelen achtereenvolgens worden besproken. Daarbij wordt vooropgesteld dat enige mate van subjectiviteit inherent is aan de beoordeling van kwalitatieve criteria, zoals hier aan de orde. Weliswaar staat dat (enigszins) op gespannen voet met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de daarop toepasselijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling, maar dat behoeft – op zichzelf – nog niet mee te brengen dat ook daadwerkelijk sprake is van strijd met dat recht c.q. die beginselen. Van belang is dat (i) het voor een potentiële inschrijver volstrekt duidelijk is wat van hem wordt verwacht, (ii) de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem worden beoordeeld, en (iii) de gunningsbeslissing zodanig inzichtelijk wordt gemotiveerd dat het voor een afgewezen inschrijver mogelijk is om de wijze waarop de beoordeling heeft plaatsgevonden te toetsen. Voor het overige komt de rechter slechts een beperkte toetsingsvrijheid toe wanneer het aankomt op de beoordeling van een kwalitatief (sub)gunningscriterium. Aan de aangewezen – deskundige – beoordelaars (in dit geval de werkgroep) moet dienaangaande de nodige vrijheid worden gegund. Dat klemt te meer nu van de rechter niet kan worden verlangd dat hij specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Slechts indien sprake is van – procedurele dan wel inhoudelijke – onjuistheden c.q. onduidelijkheden, die zouden kunnen meebrengen dat de gunningsbeslissing niet deugt, is plaats voor ingrijpen door de rechter.
4.3.
Met betrekking tot het hiervoor in rechtsoverweging 4.2. onder (iii) genoemde aspect heeft Taxatiebureau 2000 in algemene zin betoogd dat het Faunafonds pas ter gelegenheid van de mondelinge behandeling een uitgebreide motivering van haar gunningvoornemen en van de door Taxatiebureau 2000 behaalde scores heeft gegeven. Ingevolge het aanbestedingsrecht dient de mededeling van de gunningsbeslissing alle relevante redenen voor die beslissing te bevatten, opdat daartegen doeltreffend beroep kan worden ingesteld. De brief van het Faunafonds van 11 maart 2015, waarin het gunningsvoornemen aan Taxatiebureau 2000 bekend is gemaakt, voldoet daar naar voorlopig oordeel aan. In die brief worden immers de scores van Taxatiebureau 2000 met betrekking tot de verschillende subgunningscriteria per perceel vermeld en worden vervolgens per perceel de totaalscores van Taxatiebureau 2000 afgezet tegen de totaalscores van de winnende inschrijver. Bovendien worden in die brief met betrekking tot elk (sub)subsubgunningscriterium de aspecten genoemd op grond waarvan de inschrijving van Taxatiebureau 2000 ten opzichte van de andere inschrijvingen volgens de werkgroep die de inschrijvingen heeft beoordeeld minder concreet is of minder ‘meerwaarde’ aantoont. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de motivering van de gunningsbeslissing als voldoende moet worden aangemerkt. Dat het Faunafonds ter zitting nog een nadere verduidelijking van de eerder gegeven relevante redenen voor het gunningsvoornemen heeft gegeven, leidt niet tot een ander oordeel.
Interne kwaliteitsbewaking
4.4.
Op grond van paragraaf 5.2.3.1 van het Aanbestedingsdocument dient de inschrijving met betrekking tot dit kwaliteitscriterium te vermelden welke maatregelen worden getroffen om de interne kwaliteit van het administratieve proces te waarborgen. In het gunningsvoornemen heeft het Faunafonds aan Taxatiebureau 2000 meegedeeld dat in paragraaf 1.3 van het plan van aanpak van Taxatiebureau 2000 in vergelijking met inschrijvingen die de maximale punten hebben gekregen een heldere uiteenzetting over wie wanneer verantwoordelijk is voor de verschillende stappen in het proces van interne kwaliteitsbewaking en hoe eventuele bijsturing wordt vormgegeven ontbreekt. Daarnaast is het kwaliteitsmanagementsysteem van Taxatiebureau 2000 volgens het Faunafonds niet gecertificeerd en wordt dit niet door een externe, onafhankelijke partij geaudit. Derhalve heeft Taxatiebureau 2000 ‘voldoende’ gescoord en 1 punt gekregen. Taxatiebureau 2000 is echter van mening dat uit paragraaf 1.1 van het door haar ingediende plan van aanpak wel degelijk blijkt wie wanneer verantwoordelijk is en hoe bijsturing wordt vormgegeven. Het oordeel dat Taxatiebureau 2000 geen heldere uiteenzetting heeft gegeven is dan ook onjuist, aldus Taxatiebureau 2000. Hiertegenover heeft het Faunafonds echter genoegzaam aannemelijk gemaakt dat Taxatiebureau 2000 in paragraaf 1.3 van haar plan van aanpak slechts ingaat op een deel van het administratieve proces, namelijk op de technische mogelijkheid om de voortgang van opdrachten nauwgezet te volgen, de monitoring door het secretariaat van de voortgang van taxatieopdrachten, de archivering van afgewerkte dossiers, de weergave van de schadehistorie, de controle op aanvaardbaarheid door de coördinator en het waar nodig bespreken van significante afwijkingen met de directeur. Het betoog van Taxatiebureau 2000 dat zij de ontbrekende (aanvullende) informatie heeft vermeld in paragraaf 1.1 van haar plan van aanpak en dat zij niet heeft hoeven begrijpen dat de werkgroep de verschillende onderdelen in het plan van aanpak op zichzelf zou beoordelen, maakt het voorgaande niet anders. Voor een normaal oplettende en behoorlijk geïnformeerde inschrijver had duidelijk moeten zijn dat de inschrijving per (sub)subsubgunningscriterium aan de daaraan door de aanbestedende dienst gestelde eisen dient te voldoen. Van het Faunafonds (de werkgroep) kan immers niet gevergd worden dat zij in het kader van de beoordeling van een kwaliteitscriterium het gehele plan van aanpak naspeurt op onderdelen die zijn vermeld bij een ander kwaliteitscriterium, maar die mogelijk ook op het te beoordelen criterium betrekking hebben, noch dat zij verbanden legt tussen de diverse onderdelen in het plan van aanpak. Dat Taxatiebureau 2000 er uit praktische overwegingen voor heeft gekozen om hetgeen zij in paragraaf 1.1 van het plan van aanpak heeft vermeld niet te herhalen in paragraaf 1.3 van het plan van aanpak is een omstandigheid die derhalve voor haar rekening en risico dient te komen.
4.5.
Voorts heeft Taxatiebureau 2000 gesteld dat het Faunafonds haar in het kader van dit kwaliteitscriterium ten onrechte punten heeft onthouden voor het niet-gecertificeerd zijn van een kwaliteitsmanagementsysteem, terwijl deze certificering ziet op de geschiktheid van de inschrijver en niet op het voorwerp van de aanbesteding. Het niet vermelden van een certificering kan dan ook geen reden zijn voor het onthouden van de maximale score op een kwaliteitscriterium en door dit wel te doen handelt het Faunafonds in strijd met het transparantiebeginsel, aldus Taxatiebureau 2000. Echter, het Faunafonds heeft naar voorlopig oordeel voldoende aannemelijk gemaakt dat een gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem kan bijdragen aan een betere kwaliteit van de bedrijfsprocessen en daarmee van de dienstverlening, zodat het oordeel van de werkgroep dat een dergelijk systeem een meer concrete en meer onderbouwde beschrijving van de te nemen maatregelen is dan de verwijzing naar een niet-gecertificeerd systeem, voorshands niet onredelijk voor komt. Anders dan Taxatiebureau 2000 kennelijk meent is naar voorlopig oordeel niet gebleken dat haar op dit onderdeel zonder meer punten zijn onthouden vanwege het ontbreken van een verwijzing naar een gecertificeerd systeem, maar veeleer dat inschrijvers die wel verwijzen naar een gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem daarmee een zekere meerwaarde hebben aangetoond en een hogere score hebben gekregen, zodat Taxatiebureau 2000 als gevolg van de keuze van het Faunafonds voor een relatieve beoordelingsmethode een lagere score heeft behaald.
4.6.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de door de werkgroep aan Taxatiebureau 2000 met betrekking tot het subsubsubgunningscriterium ‘Interne kwaliteitsbewaking’ toegekende score ‘voldoende’ niet onbegrijpelijk is. De bezwaren van Taxatiebureau 2000 op dit punt worden dan ook verworpen.
Kennisborging en -uitwisseling
4.7.
In paragraaf 5.2.3.2 van het Aanbestedingsdocument is vermeld dat de inschrijver dient te beschrijven op welke wijze kennis en vaardigheden van de taxateurs op peil worden gehouden, hoe deze worden getoetst en hoe de uniformiteit van de uitvoering van de taxaties wordt gewaarborgd. In het gunningsvoornemen heeft het Faunafonds meegedeeld dat Taxatiebureau 2000 met betrekking tot dit kwaliteitscriterium ‘goed’ heeft gescoord en 6 punten heeft ontvangen, omdat ten opzichte van inschrijvers die de maximale score hebben behaald opvalt dat er geen kennisuitwisseling/bijscholing met en door externen plaatsvindt. Taxatiebureau 2000 stelt zich echter op het standpunt dat zij in haar plan van aanpak heeft vermeld dat de taxateurs meerdere malen per jaar bijeenkomen om de werkzaamheden te evalueren en voor bijscholing, dat eventuele bijzondere bevindingen met het Faunafonds zullen worden besproken, dat er bij (constatering van) bijzondere schadebeelden extra bijeenkomsten/bijscholingen worden georganiseerd en dat in dat geval de ontwikkeling van het schadegewas door meerdere taxateurs wordt gevolgd, eventueel met de consulent en/of coördinator van het Faunafonds. Volgens Taxatiebureau 2000 heeft het Faunafonds haar plan van aanpak op dit onderdeel dan ook onjuist beoordeeld. Gelet op de normale betekenis van het woord houdt bijscholing namelijk in dat kennis wordt bijgebracht door een extern persoon, terwijl dit binnen de branche ook gebruikelijk is, aldus Taxatiebureau 2000. Bovendien blijkt volgens Taxatiebureau 2000 uit artikel 11 van de Concept(raam)overeenkomst dat kennisdeling en/of bijscholing met externen onderdeel uitmaakt van de opdracht.
4.8.
Hiertegenover heeft het Faunafonds naar voorlopig oordeel voldoende aannemelijk gemaakt dat uit de door Taxatiebureau 2000 in paragraaf 2.4 van haar plan van aanpak gegeven beschrijving onvoldoende duidelijk blijkt of en zo ja hoe er kennisuitwisseling/bijscholing met en door externen plaatsvindt en of deze kennisuitwisseling/bijscholing een structureel karakter draagt. Het betoog van Taxatiebureau 2000 dat gelet op de normale betekenis van het woord ‘bijscholing’ reeds duidelijk is dat bijscholing met en door externen plaatsvindt kan niet worden gevolgd. Volgens ‘Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal’ betekent bijscholing
‘het geven van scholing aan in de regel reeds volwassen werknemers om hun vakbekwaamheid te verhogen’.Hieruit blijkt, anders dan Taxatiebureau 2000 kennelijk meent, niet zonder meer dat bij bijscholing altijd externen betrokken zijn. Nu het Faunafonds genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt dat het verzorgen van bijscholing door externen in het kader van het vergroten van de kwaliteit van de dienstverlening een meerwaarde heeft, aangezien de betrokken taxateurs hierdoor ‘scherp’ worden gehouden en hun kennisniveau hierdoor wordt verhoogd, had het op de weg van Taxatiebureau 2000 gelegen om in haar plan van aanpak een duidelijke omschrijving te geven van de wijze waarop zij invulling geeft aan de kennisuitwisseling/bijscholing, waarbij zij om voor de maximale score in aanmerking te komen de bijscholing door externen had dienen te betrekken. Het Faunafonds heeft immers onbetwist naar voren gebracht dat de inschrijvers die op dit onderdeel ‘uitmuntend’ hebben gescoord, hieraan in hun plan van aanpak wel aandacht hebben besteed. De stelling van Taxatiebureau 2000 dat binnen de branche bepaalde vormen van bijscholing, waarbij gebruik wordt gemaakt van externen, gangbaar zijn, doet aan het voorgaande niet af. Van Taxatiebureau 2000 mocht verwacht worden dat zij alle relevante informatie met betrekking tot de kennisborging en –uitwisseling in haar plan van aanpak zou vermelden, zodat zij niet kon volstaan met de veronderstelling dat het Faunafonds de in de branche gebruikelijke vormen van bijscholing uit eigen beweging bij haar beoordeling zou betrekken. Het beroep van Taxatiebureau 2000 op artikel 11 van de Concept(raam)overeenkomst leidt evenmin tot een ander oordeel, aangezien dit artikel verwijst naar een minimumeis waarmee Taxatiebureau 2000 door het indienen van haar inschrijving onvoorwaardelijk akkoord is gegaan en het Faunafonds genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt dat het naleven van de daarin opgenomen verplichting geen meerwaarde oplevert in het kader van het onderhavige kwaliteitscriterium. Uit het plan van aanpak volgt ten slotte met zoveel woorden dat Taxatiebureau 2000 het aantal bijeenkomsten afhankelijk stelt van bijzondere ontwikkelingen, terwijl, zoals het Faunafonds terecht heeft betoogd, gelet op het bepaalde in paragraaf 1.2 van het Aanbestedingsdocument een proactieve houding van een inschrijver wordt verlangd, zodat voorshands niet onbegrijpelijk is dat een meer afwachtende houding aan de zijde van Taxatiebureau 2000 niet de maximale score oplevert. De voorzieningenrechter is gelet op al het voorgaande dan ook van oordeel dat de werkgroep de inschrijving van Taxatiebureau 2000 op dit punt op goede gronden de score ‘goed’ heeft kunnen toekennen. Aan de door Taxatiebureau 2000 tegen dit oordeel gerichte bezwaren wordt dan ook voorbijgegaan.
Digitalisering
4.9.
Op grond van paragraaf 5.2.3.3 van het Aanbestedingsdocument dient de inschrijver te vermelden hoe de door het Faunafonds voorgestane werkwijze (verdere digitalisering) in de bedrijfsvoering van de inschrijver wordt ingepast. In het gunningsvoornemen heeft het Faunafonds aan Taxatiebureau 2000 kenbaar gemaakt dat zij op dit kwaliteitscriterium ‘goed’ heeft gescoord en 3 punten heeft gekregen, omdat door andere inschrijvers ook de mogelijkheid is geboden tot uitwisseling van geodata middels een GIS-systeem, zodat hun inschrijvingen hoger zijn beoordeeld. Taxatiebureau 2000 heeft hiertegenover betoogd dat zij in haar plan van aanpak helder uiteen heeft gezet dat zij PDF-formulieren direct kan aansluiten op haar in werking zijnde digitalisatie en dat zij wanneer het Faunafonds de gegevens op een andere manier aanlevert – bijvoorbeeld door middel van geodata, zoals zij ter zitting heeft toegelicht – daarop door middel van een kleine softwareaanpassing kan inspelen. Voorts heeft Taxatiebureau 2000 gesteld dat zij in paragraaf 1.2 van haar plan van aanpak heeft opgemerkt dat haar taxateurs door middel van een 4G-verbinding op de locatie kunnen inloggen op welk systeem/database dan ook, en dat zij derhalve in haar plan van aanpak wel degelijk de mogelijkheid biedt om gegevens digitaal uit te wisselen. Nu het Faunafonds nog niet bekend heeft gemaakt met welk systeem zij gaat werken, kan zij bovendien gelet op het transparantiebeginsel geen extra punten toekennen voor een verwijzing naar het GIS-systeem, aldus Taxatiebureau 2000. Daar komt nog bij dat, nu niet duidelijk is welk systeem het Faunafonds gaat hanteren, de uitvraag onvoldoende duidelijk is en inschrijvers niet weten waar zij aan toe zijn. Gelet op het voorgaande kan de door het Faunafonds toegekende score op dit onderdeel volgens Taxatiebureau 2000 niet in stand blijven.
4.10.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.4. is overwogen stelt de voorzieningenrechter voorop dat van het Faunafonds niet kan worden gevergd dat zij hetgeen Taxatiebureau 2000 in paragraaf 1.2 van haar plan van aanpak heeft vermeld, betrekt bij de beoordeling van het in paragraaf 3 van het plan van aanpak door Taxatiebureau 2000 beschreven kwaliteitscriterium ‘digitalisering’. Voor zover Taxatiebureau 2000 zich beroept op de inhoud van paragraaf 1.2 van haar plan van aanpak wordt dit beroep derhalve verworpen. Voor het overige is de voorzieningenrechter van oordeel dat het Faunafonds voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door Taxatiebureau 2000 in paragraaf 3 van haar plan van aanpak gegeven beschrijving summier is, aangezien daarin slechts is vermeld dat haar bedrijfsproces is voorbereid op digitale uitwisseling van taxatieopdrachten en –rapporten in de vorm van PDF-bestanden en dat zij door middel van een kleine softwareaanpassing in staat is desgewenst ook andere bestandsoorten kan uitwisselen, terwijl een aantal andere inschrijvers, onder wie Overheul Agro, op een meer heldere, concrete, innovatieve en creatieve wijze invulling heeft gegeven aan de wijze waarop de door het Faunafonds gewenste verdere digitalisering in hun bedrijfsvoering is of kan worden ingepast. Naar voorlopig oordeel heeft het Faunafonds gelet op het voorgaande voldoende aannemelijk gemaakt dat het plan van aanpak van Taxatiebureau 2000 op dit onderdeel minder concreet is dan dat van Overheul Agro en dat het een minder proactieve houding en minder creativiteit en innovativiteit laat zien. Tegen die achtergrond en in aanmerking genomen de door het Faunafonds gekozen relatieve beoordelingsmethode valt niet in te zien op grond waarvan de werkgroep Taxatiebureau 2000 met betrekking tot dit kwaliteitscriterium de maximale score had moeten toekennen en is – anders dan Taxatiebureau 2000 heeft gesteld – evenmin aannemelijk geworden dat een plan van aanpak waarin wordt verwezen naar een door het Faunafonds zelf (nog) te implementeren systeem alleen al om die reden door de werkgroep met een hogere score is beloond. Hetgeen Taxatiebureau 2000 naar voren heeft gebracht ter onderbouwing van het tegendeel wordt dan ook verworpen. Aan de stelling van Taxatiebureau 2000 dat de uitvraag van de opdracht onvoldoende duidelijk is omdat het Faunafonds niet bekend heeft gemaakt welk systeem zij zal gaan hanteren wordt eveneens voorbijgegaan. Gelet op het bepaalde in paragraaf 3.11 van het Aanbestedingsdocument had Taxatiebureau 2000 haar bezwaren op dit punt in een eerder stadium aan het Faunafonds kenbaar moeten maken. Nu zij dit heeft nagelaten en voor de opdracht heeft ingeschreven heeft zij ingestemd met de voorwaarden van de aanbesteding zoals omschreven in het Aanbestedingsdocument en heeft zij haar recht om te klagen verwerkt.
Slotsom en proceskosten
4.11.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het Faunafonds (de werkgroep) op goede gronden tot de aan Taxatiebureau 2000 toegekende scores heeft kunnen komen en dat Taxatiebureau 2000 niet aannemelijk heeft gemaakt dat andere inschrijvers ten onrechte een te hoge score hebben ontvangen. Derhalve valt niet in te zien op grond waarvan het gunningsvoornemen van het Faunafonds niet in stand zou kunnen blijven. Voor een verbod op gunning aan een ander dan Taxatiebureau 2000 bestaat dan ook geen aanleiding Hetzelfde geldt voor de door Taxatiebureau 2000 verlangde herbeoordeling, heraanbesteding of andere in goede justitie te treffen maatregel die recht doet aan haar belangen. De vorderingen worden daarom afgewezen.
4.12.
Nu het Faunafonds voornemens is de opdracht ook definitief te gunnen aan Overheul Agro, brengt voormelde beslissing mee dat Overheul Agro geen belang (meer) heeft bij toewijzing van haar vorderingen, zodat deze worden afgewezen. Overheul Agro zal worden veroordeeld in de kosten van het Faunafonds, welke kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat het Faunafonds als gevolg van deze vorderingen extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing moet Taxatiebureau 2000 in haar verhouding tot Overheul Agro worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van Overheul Agro was immers te voorkomen dat de opdracht aan Taxatiebureau 2000 zou worden gegund, welk doel is bereikt. Taxatiebureau 2000 zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van Overheul Agro. Voorts zal Taxatiebureau 2000, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van het Faunafonds. Voor de door het Faunafonds gevorderde veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt Overheul Agro voor wat betreft de door haar ingestelde vorderingen jegens het Faunafonds in de kosten van het Faunafonds, tot dusver begroot op nihil;
- veroordeelt Taxatiebureau 2000 in de overige proceskosten, tot dusver begroot aan de zijde van zowel het Faunafonds als Overheul Agro telkens op € 1.429,--, waarvan € 613,-- aan griffierecht en € 816,-- aan salaris advocaat;
- bepaalt dat, indien niet binnen veertien dagen na heden aan voormelde proceskosten-veroordeling(en) ten behoeve van het Faunafonds en Overheul Agro is voldaan, wettelijke rente daarover verschuldigd is;
- verklaart deze (proces)kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2015.
mvt