Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure in de hoofdzaak
- de dagvaarding van 14 februari 2014, met producties;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, tevens conclusie van antwoord
- de conclusie van antwoord in het incident;
- het vonnis in incident van 28 mei 2014 waarbij het [de man] is toegestaan
- de akte uitlatingen na comparitie van 22 april 2014 van de zijde van [de vrouw];
- de akte uitlaten na comparitie van de zijde van [de man] met producties;
- het aanvullend proces-verbaal van de op 20 maart 2015 gehouden comparitie van
2.De procedure in de vrijwaringszaak
- de dagvaarding van 11 juni 2014 met producties;
- de conclusie van antwoord in vrijwaring;
- het tussenvonnis van 15 oktober 2015 waarbij een comparitie van partijen is
- de akte uitlaten na comparitie van de zijde van [de man] met producties;
- het B-16 formulier van de zijde van [A] waarbij vonnis wordt gevraagd;
- het aanvullend proces-verbaal van de op 20 maart 2015 gehouden comparitie van
3.De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaring
door de man: bij […] Pensioenfonds BPF bouw onder polisnummer [nummer 1];
door de vrouw: bij het Pensioenfonds KPN, klantnummer [nummer 2].
mediator, een viertal gesprekken gevoerd. Tijdens deze gesprekken is de pensioenopbouw van [de vrouw] en [de man] aan de orde geweest. In het door [A] opgestelde en vervolgens aan [de man] en [de vrouw] verstrekte verslag van het derde gesprek dat op 28 februari 2013 heeft plaatsgevonden (hierna: het gesprek van 28 februari 2013) is, voor zover van belang, het navolgende opgenomen:
4.Het geschil
in de hoofdzaak
5.De beoordeling
in de hoofdzaak
De mediator constateert dat het opgebouwde ouderdomspensioen van partijen nagenoeg gelijk is. Partijen geven aan pensioenverevening uit te sluiten”.Uit de onder 3.5 en 3.6 aangehaalde pensioenoverzichten blijkt echter evident dat het opgebouwde pensioen niet (nagenoeg) gelijk was. Niet (voldoende gemotiveerd) bestreden is de stelling dat [de vrouw] op grond van de zojuist aangehaalde mededeling van [A] ervan uitging dat het door haar destijds opgebouwde pensioen nagenoeg gelijk was aan dat van [de man].
Op basis van de constatering van de mediator dat beide partijen evenveel pensioen hadden opgebouwd, hebben beide partijen besloten dat er geen verevening van de pensioenrechten zou plaatsvinden”. Ten slotte is gesteld noch gebleken dat op enig moment tijdens de
mediationde omstandigheid dat [de man] niet meer in loondienst werkzaam was en dus niet meer automatisch pensioen zou opbouwen expliciet is benoemd en bovendien is gekoppeld aan de vraag of verevend zou moeten worden of niet.
Ik had geen idee of het nu om 3.000, 7.000 of 10.000 euro ging”), welke verklaring aansluit bij de inhoud van zijn hierboven reeds genoemde e-mail van 12 december 2013 (“
Ik was op de hoogte dat er een pensioen van mij bestond als ook voor mijn vrouw. Over de hoogte van beider was iknietop de hoogte”). De rechtbank leidt daaruit af dat niet ervan kan worden uitgegaan dat [de man] ten tijde van het sluiten van het convenant veel belang hechtte aan de hoogte van zijn pensioen en de vraag of hij zich diende bij te verzekeren.
mediatoris tekortgeschoten en, zo ja, of dit tot schade voor [de man] heeft geleid. Slechts indien zowel sprake is van een tekortkoming als bedoelde schade, kan vrijwaring van [de man] aan de orde zijn.
Het afzien was louter gedaan omdat pensioenopbouw gelijk was. Indien dit anders blijkt dan is dat een reden om de afspraken te herzien”, zoals uit de hierboven opgenomen overwegingen in de hoofdzaak volgt, juist is. Dit laatste brengt naar het oordeel van de rechtbank eveneens met zich dat [A] in haar e-mail van 20 september 2013 te 13:00 uur, (3.11) direct de daarin opgenomen (juiste) wijze van het verhelpen van het probleem mocht voorstellen, te meer omdat zij daarbij ruimte laat voor de overigens niet direct voor de hand liggende mogelijkheid van een geschil tussen partijen (“
Ik neem aan dat u beiden bereid bent het convenant aan te passen ten aanzien van het pensioen. Indien ik van u beiden een akkoord kan ontvangen, zal ik een aanvullend convenant opstellen.”).
“Mevrouw [de vrouw] heeft haar toestemming al gegeven voor het opstellen van een aanvullend convenant ten aanzien van het pensioen. Is dit voor u ook akkoord?”),in welke e-mail [de man] naar het oordeel van de rechtbank niet op onzorgvuldige wijze voor het blok is gezet.