ECLI:NL:RBDHA:2015:8019

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2015
Publicatiedatum
13 juli 2015
Zaaknummer
15/640
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing uitstel van vertrek op medische gronden in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiseres, een Armeense nationaliteit bezittende vrouw, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarin haar aanvraag voor uitstel van vertrek om medische redenen werd afgewezen. De rechtbank Den Haag heeft op 16 juli 2015 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken de zaak behandelde. Eiseres had eerder op 17 oktober 2014 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek, welke op 4 november 2014 door verweerder werd afgewezen op basis van een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA). Eiseres betoogde in beroep dat er wel degelijk aanknopingspunten waren voor twijfel aan de juistheid van het BMA-advies, en dat de psychotische klachten niet als verleden tijd konden worden beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het BMA-advies zorgvuldig was opgesteld en dat er geen concrete aanknopingspunten waren voor twijfel aan de juistheid ervan. De rechtbank oordeelde dat de stopzetting van de medische behandeling van eiseres niet zou leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn, en dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 15/640
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 16 juli 2015 in de zaak tussen
[naam], eiseres,
gemachtigde: mr. J.A. Pieters,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. S.H.F. Pols.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 12 januari 2015 (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 6 juli 2015. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren ter zitting aanwezig de echtgenoot van eiseres, hun twee kinderen en S. Markarian, tolk in de Armeense taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Armeense nationaliteit. Op 17 oktober 2014 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek om medische redenen. Op 4 november 2014 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Aan deze afwijzing is een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 21 oktober 2014 ten grondslag gelegd.
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres daartegen ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder het standpunt ingenomen dat niet is gesteld of gebleken dat er aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het BMA-advies. Verweerder acht het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond en heeft daarom afgezien van het horen in bezwaar.
3. Eiseres heeft in beroep betoogd dat er wel concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan het BMA-advies. Ten onrechte is geconcludeerd dat er geen risico zou zijn op het ontstaan van een medische noodsituatie omdat de psychotische klachten tot het verleden zouden behoren. Eiseres gebruikt nog steeds medicatie die tegen psychoses wordt voorgeschreven (quetiapine), ook al is de dosis verlaagd. Meer of minder actuele psychotische klachten vormen gelet op het BMA-protocol een indicator voor het aannemen van een medische noodsituatie bij het uitblijven van behandeling. Tot slot stelt eiseres dat verweerder het bezwaar ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft aangemerkt en dat eiseres in bezwaar had moeten worden gehoord. In beroep heeft eiseres een brief van de behandelend psychiater van 2 april 2015 overgelegd.
4. Bij verweerschrift heeft verweerder op 25 juni 2015 gesteld dat de medische behandelaar en het BMA van dezelfde medische gegevens zijn uitgegaan. Verweerder blijft erbij dat er geen concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid van het advies van het BMA. De brief van de behandelaar van 2 april 2015 laat geen ander beeld zien dan dat waarvan het BMA is uitgegaan, aldus verweerder.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Ingevolge artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) blijft uitzetting achterwege zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van een van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen.
6. Volgens hoofdstuk A3/7 van de Vreemdelingencirculaire 2000 blijft uitzetting op grond van artikel 64 van de Vw achterwege als BMA aangeeft dat sprake is van een van de volgende situaties:
1. vanwege de gezondheidstoestand van de vreemdeling of van één van zijn gezinsleden is deze medisch gezien niet in staat om te reizen;
2. a. de stopzetting van de medische behandeling doet een medische noodsituatie ontstaan; en b. de medische behandeling van de medische klachten kan niet plaatsvinden in het land van herkomst of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken.
Onder een medische noodsituatie verstaat de IND: die situatie waarbij de vreemdeling lijdt aan een stoornis, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vaststaat dat het achterwege blijven van behandeling binnen een termijn van drie maanden zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade.
7. In geschil is of stopzetting van de medische behandeling van eiseres zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn.
8. Een advies van het BMA is een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van diens bevoegdheden. Indien verweerder een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt en door de vreemdeling geen contra-expertise is overgelegd, dient de rechtbank te beoordelen of verweerder zich ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht ervan heeft vergewist dat dit advies – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig is en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent. De rechtbank verwijst voor dit toetsingskader naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), onder meer de uitspraak van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:269.
9. Het BMA-advies van 21 oktober 2014 is tot stand gekomen na raadpleging van de behandelend psychiater en de huisarts van eiseres en luidt, voor zover van belang, als volgt. De medische klachten zijn depressieve stemming, angst, vermijdingsgedrag, gespannenheid, overprikkeld zijn, herbelevingen, slaapstoornissen en nachtmerries. Door de angst en herbelevingen is er tijdelijk een situatie geweest waarin de klachten als psychotisch geduid werden, genoemd worden het zien van moeder en het idee dat de kinderen achtervolgd worden. Hiervoor is tijdelijk zyprexa en hogere dosering quetiapine gebruikt. De klachten zijn momenteel vooral depressief van aard. Eiseres staat onder medische behandeling. Er is eenmaal per week een gesprek gericht op voorlichting en stabilisatie door de ambulant verpleegkundige. Eenmaal per maand is er een medicatieconsult. De medicatie is: quetiapine, venlafaxine, temazepam en zo nodig sumatriptan. Een medische noodsituatie op korte termijn wordt niet verwacht. Er zijn geen gedocumenteerde opnames, BOPZ-maatregelen of crisisinterventies. Er zijn geen actuele plannen tot zelfdoding en eerder werd al genoemd dat de kinderen een beschermende factor hierin zijn. Er zijn weliswaar psychotische verschijnselen geweest, doch deze werden benoemd in het kader van de herbelevingen en zijn niet meer actueel. Daarnaast werd er geen hieruit voortvloeiend onberekenbaar gedrag beschreven als gevolg waarvan eiseres onbedoeld in levensbedreigende situaties terechtkwam.
10. Nu het advies is opgesteld na raadpleging van de behandelend psychiater en de huisarts, is het in zoverre zorgvuldig voorbereid. Uit de beroepsgronden leidt de rechtbank af dat eiseres het advies niet inzichtelijk acht voor wat betreft het risico dat eiseres weer in een psychose terechtkomt en voor wat betreft de vraag of dat kan leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn. De rechtbank stelt vast dat de beschrijving van de medische klachten in het BMA-advies niet afwijkt van de weergave door de behandelend psychiater, [naam], in haar brief aan het BMA van 1 oktober 2014 en in de brief van 2 april 2015 die in beroep is overgelegd. De rechtbank leidt uit het BMA-advies af dat het risico van een psychose onder ogen wordt gezien, maar dat psychotische verschijnselen in het verleden niet hebben geleid tot ‘onberekenbaar gedrag’ waardoor eiseres ‘onbedoeld in levensbedreigende situaties terechtkwam’. In het advies staat ook dat geen sprake is geweest van gedocumenteerde opnames, BOPZ-maatregelen of crisisinterventies. De rechtbank acht het standpunt van het BMA dat stopzetting van de behandeling (gesprekken en anti-psychotica) niet leidt tot een medische noodsituatie op korte termijn, daarom inzichtelijk en concludent. De behandelend psychiater heeft in haar laatste brief gesteld dat stopzetting van de behandeling binnen enkele weken tot psychotische decompensatie en/of suïcidale crisis zou leiden. De rechtbank merkt dit standpunt over de gevolgen van stopzetting van medische behandeling aan als een verschil van inzicht met de BMA-arts over de aan de medische gegevens te verbinden conclusies. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling, recentelijk nog de uitspraak van 2 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:479, volgt dat een zodanig verschil van inzicht op zichzelf niet betekent dat het BMA-advies niet zorgvuldig, inzichtelijk en concludent is. De stelling van eiseres dat in het BMA-protocol staat dat een in het verleden doorgemaakte psychose een indicator is voor het ontstaan van een medische noodsituatie bij het stopzetten van behandeling, is niet onderbouwd en wordt niet bevestigd na raadpleging van het Protocol Bureau Medische Advisering van oktober 2010 (www.ind.nl). Desgevraagd heeft eiseres ter zitting ook niet kunnen aanwijzen waar dat staat.
11. De slotsom is dat verweerder het BMA-advies van 21 oktober 2014 aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen. De daartegen gerichte gronden falen.
12. De stelling van eiseres dat de hoorplicht in bezwaar is geschonden, treft evenmin doel. De rechtbank is, gelet op de inhoud van het bezwaarschrift, bezien in samenhang met wat eiseres in eerste instantie heeft aangevoerd en wat in de primaire beslissing daaromtrent is overwogen, van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar en dat dus van het horen van eiseres kon worden afgezien.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in tegenwoordigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2015.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.