ECLI:NL:RBDHA:2015:8709
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- A.W. Ente
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublin III-regelgeving met interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2015 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Gambiaanse nationaliteit, had op 20 mei 2015 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze werd op 6 juli 2015 afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser eerder op 15 april 2013 een asielaanvraag in Italië had ingediend. Eiser verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zijn uitzetting naar Italië zou worden opgeschort totdat op zijn beroep was beslist.
Tijdens de zitting op 23 juli 2015 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat nader onderzoek niet nodig was en dat er onmiddellijk op het beroep kon worden beslist. Eiser voerde aan dat hij bij terugkeer naar Italië het risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). De voorzieningenrechter oordeelde echter dat eiser niet voldoende had aangetoond dat de situatie in Italië zodanig was dat hij bij terugkeer een reëel risico liep op een schending van zijn rechten.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht had afgewezen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waarbij ervan wordt uitgegaan dat Italië zijn internationale verplichtingen nakomt, tenzij het tegendeel kan worden aangetoond.