In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende de omgangsregeling en voorlopige voorzieningen tussen een vader en een moeder met betrekking tot hun minderjarige kinderen. De vader heeft verzocht om een omgangsregeling en om de moeder te verbieden met de kinderen naar Helmond te verhuizen. De moeder heeft verweer gevoerd en verzocht om de verzoeken van de vader af te wijzen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de behandeling ter terechtzitting op 20 april 2015.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder alleen het ouderlijk gezag heeft over de minderjarigen en dat de kinderen bij haar wonen. De vader heeft een verzoek ingediend om mede met het gezag over de kinderen te worden belast, wat nog in behandeling is. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarigen en de ouders tegen elkaar afgewogen. De moeder heeft aangegeven dat zij naar Helmond wil verhuizen vanwege een groter sociaal netwerk, terwijl de vader zich zorgen maakt over de gevolgen van de verhuizing voor de omgangsregeling en de relatie met de kinderen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verhuizing van de moeder met de kinderen op dit moment niet in het belang van de minderjarigen is, gezien de lopende procedure en de noodzaak om de omgangsregeling op te bouwen. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om de verhuizing te verbieden toegewezen en bepaald dat de overige verzoeken, waaronder de omgangsregeling en het gezamenlijk gezag, op 22 juni 2015 verder behandeld zullen worden. De beschikking geldt als oproeping voor de volgende zitting.