In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.C. Schmidt, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, waarin haar studiefinanciering werd herzien op basis van een controle uitgevoerd door zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers). De rechtbank heeft vastgesteld dat de controleur die het huisbezoek heeft uitgevoerd, een zzp'er was en niet bevoegd was om toezicht te houden op de naleving van de wetgeving inzake studiefinanciering. Dit leidde tot de conclusie dat de bevindingen van het huisbezoek onrechtmatig waren verkregen.
De rechtbank oordeelde dat het gebruik van dit onrechtmatig verkregen bewijs door de minister ontoelaatbaar was en dat er onvoldoende feitelijke grondslag was voor de herziening van de studiefinanciering. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde de beslissing op bezwaar en herhief het besluit van 13 november 2015. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992 en werd het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsgeldigheid van bewijs in bestuursrechtelijke procedures en de verantwoordelijkheden van bestuursorganen bij het uitvoeren van controles.