Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[de vrouw] ,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2016.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Syrische vrouw, eiseres, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel gezinshereniging in het kader van nareis, nadat haar dochter en andere kinderen uit Syrië waren gevlucht. De aanvraag werd afgewezen door verweerder op 14 januari 2015, en het daartegen gemaakte bezwaar werd ongegrond verklaard op 26 juni 2015. Eiseres stelde dat zij alleen was achtergebleven in Syrië en geen steun had van familie, en dat haar gezondheidstoestand zorgelijk was.
De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldeed aan de definities van gezinslid zoals genoemd in de Vreemdelingenwet 2000, aangezien de referente ten tijde van de aanvraag meerderjarig was. De rechtbank onderzocht ook of de Richtlijn 2003/86/EG inzake het recht op gezinshereniging van toepassing was, maar concludeerde dat deze niet was geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. De rechtbank stelde vast dat de wetgever geen voornemen had om artikel 10, tweede lid, van de Richtlijn te implementeren, en dat de aanvraag van eiseres niet onder de Richtlijn viel.
Daarnaast werd het beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat de reikwijdte van artikel 29, tweede lid, van de Vw 2000 beperkt moest worden opgevat. Eiseres had ook aangevoerd dat het niet horen van partijen onterecht was, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder op goede gronden had geconcludeerd dat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.