ECLI:NL:RBDHA:2016:10622

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
5 september 2016
Zaaknummer
SGR 16/1817
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ziektewetuitkering en geschiktheid voor arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een ziektewetuitkering ontving, en de Raad van bestuur van het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had zich op 5 juni 2014 ziek gemeld en ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Na beëindiging van deze uitkering kreeg zij een ziektewetuitkering, die per 17 augustus 2015 door verweerder werd beëindigd. Verweerder stelde dat eiseres in staat was om meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering. Eiseres was het hier niet mee eens en stelde dat onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten en beperkingen, waaronder fybromyalgie en psychische klachten. Tijdens de zitting op 26 juli 2016 was eiseres niet aanwezig, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft de besluiten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand waren gekomen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om de conclusies van de verzekeringsartsen te betwisten, aangezien eiseres met de geduide functies een loon kon verdienen dat hoger was dan 65% van het maatmanloon. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/1817

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. O. Huisman),
en
de
Raad van bestuur van het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M.L. Steeksma).

Procesverloop

Bij besluit van 16 juli 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) per 17 augustus 2015 beëindigd.
Bij besluit van 2 februari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bewaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2016. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Eiseres, voorheen werkzaam als callcenter medewerkster voor 36 uur per week, heeft zich met ingang van 5 juni 2014 ziek gemeld met lichamelijke klachten (fybromyalgie, hevige klachten in de onderrug) en psychische klachten (depressief). Zij ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Aan eiseres is met ingang van 4 september 2014, na beëindiging van de WW-uitkering, een ziektewetuitkering toegekend. Vervolgens heeft er een eerstejaars ziektewetbeoordeling plaatsgevonden, bestaande uit een medisch en arbeidsdeskundig onderzoek. De eerstejaars ziektewetbeoordeling heeft geleid tot het primaire besluit.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder zijn in het primaire besluit ingenomen standpunt gehandhaafd dat eiseres per 4 juni 2015 meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen. Op grond daarvan heeft verweerder de ziektewetuitkering van eiseres, met hantering van een uitlooptermijn van een maand en een dag, per 17 augustus 2015, beëindigd.
3. Eiseres is van mening dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar klachten en beperkingen in verband met fybromyalgie, bloedarmoede, hernia, cognitieve klachten en depressie. Ten onrechte zijn er geen beperkingen aangenomen ten aanzien van motorisch tempo, het overzien en onthouden van visueel ruimtelijke informatie en aandachtsproblemen. Er hadden beperkingen moeten worden aangenomen ten aanzien van reiken en het maken van schroefbewegingen met de hand en arm (gevolg van fybromyalgie). Eiseres wijst ook op het advies van SMV-er Portier van 15 oktober 2014, die concludeerde dat eiseres niet belastbaar kan worden geacht voor reguliere arbeid. Zij kan niet in staat worden geacht om de functies samensteller kunststof, medewerker tuinbouw en productiemedewerker te verrichten. De functie van samensteller kunststof kan zij niet uitvoeren, omdat zij daarbij schroefbewegingen moet maken. Daarnaast moet in deze functie visueel-ruimtelijke informatie worden onthouden, terwijl eiseres daarin beperkt is en bovendien aandachtsproblemen heeft. Bij de functie medewerker tuinbouw ligt het tempo, gezien haar motorische problemen, te hoog. Daarnaast wijst eiseres op haar aandachtsproblemen. Ook de functie productiemedewerker is niet passend. Ook in die functie wordt een hoog motorisch tempo vereist en spelen voornoemde problemen ook hier een rol. Voorts kondigt eiseres aan dat zij voornemens is in beroep nog aanvullende medische informatie over te leggen.
4.1
In artikel 19, eerste lid, van de ZW is bepaald dat de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, recht heeft op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde.
4.2
Op grond van artikel 19aa, van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft jegens wie hij, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte (…), recht heeft op loon, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld, indien de verzekerde:
a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 en
b. als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
4.3
In artikel 19aa, tweede lid, van de ZW, is bepaald dat in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, recht heeft op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen.
4.4
Op grond van artikel 19ab van de ZW, voor zover hier van belang, wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, als bedoeld in artikel 19aa, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
5. Vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is dat verweerder zijn besluiten over de arbeidsgeschiktheid op rapporten van een (bezwaar)verzekeringsarts mag baseren, indien het advies op een zorgvuldig wijze tot stand is gekomen, de rapporten geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten zijn wel te weerleggen. Het is echter aan een betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat het advies niet beantwoordt aan de gestelde eisen of dat de conclusies onjuist zijn. Een voorbeeld van deze rechtspraak is de uitspraak van 6 augustus 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2670.
5.1
In het kader van de eerstejaars ziektewetbeoordeling is eiseres uitgenodigd voor het spreekuur bij de verzekeringsarts [persoon 1] , waar zij lichamelijk en psychisch is onderzocht. De verzekeringsarts heeft tevens dossierstudie verricht en hiermee kennis genomen van onderzoeken uitgevoerd door neurologen, huisarts, een klinisch geneticus, een revalidatiearts, een psycholoog, een psychiater. Voorts is het rapport van de SMV-er Portier meegenomen. Na bestudering van de medische gegevens en het eigen onderzoek is de verzekeringsarts tot de conclusie gekomen dat eiseres beperkingen heeft. Eiseres is op basis van de gegevens beperkt ten aanzien van langdurig (trap)lopen, staan, in het verrichten van zwaar fysieke werkzaamheden en trillingsbelasting. Daarnaast is eiseres beperkt ten aanzien van werkdruk, omgang met stresserende omstandigheden, samenwerken, leidinggevende taken en aanzienlijke conflicthantering. Er zijn geen redenen om een urenbeperking aan te nemen.
5.2
De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b), [persoon 2] , heeft vervolgens aan de hand van de door eiseres naar voren gebrachte bezwaren de bevindingen van de primaire verzekeringsarts beoordeeld. De verzekeringsarts b&b heeft dossierstudie verricht. Zij is het eens met de vastgestelde FM.
5.3 De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de verzekeringsartsen een zorgvuldig onderzoek hebben verricht. De rechtbank ziet voorts geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de verzekeringsartsen ten aanzien van eiseres ten tijde in geding te weinig beperkingen hebben aangenomen. De verzekeringsartsen hebben rekening gehouden met de fybromyalgie door eiseres ongeschikt te achten voor zwaar lichamelijk werk. Nu er door de verzekeringsartsen geen beperkingen aan de handen zijn aangenomen, ziet de rechtbank geen aanleiding waarom voor schroefbewegingen een beperking zou moeten worden aangenomen.
Voor zover eiseres in bezwaar heeft toegelicht meer pijn in haar handen te hebben en inmiddels lijdt aan hielspoor kan dat niet tot een ander oordeel leiden, nu dit van na de datum in geding is. Voorts bieden de medische gegevens onvoldoende aanknopingspunten om beperkingen aan te nemen op de punten motorisch tempo, het onthouden van visueel ruimtelijke informatie en aandachtsproblemen. Ten slotte is er in beroep geen aanvullende medische informatie naar voren gebracht die de rechtbank doet twijfelen aan de juistheid van het oordeel van de verzekeringsartsen.
6.1 Aan de hand van de FML heeft de arbeidsdeskundige M. Kaersenhout voor eiseres de functies samensteller kunststof- en rubberindustrie (sbc-code 271130), medewerker tuinbouw (sbc-code 111010) en productiemedewerker (sbc-code 111180) geduid. De functie machinebediende inpak-/verpakkingsmachine (sbc-code 271093) is als reservefunctie geselecteerd.
6.2
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b), M.B. Thür-Emmerich, heeft na heroverweging het volgende geconcludeerd. Nu de verzekeringsartsen geen beperkingen ten aanzien van het werktempo, aandachtsproblemen, het opnemen van ruimtelijk visuele informatie en schroefbewegingen hebben aangenomen, ziet de arbeidsdeskundige b&b geen aanleiding om af te wijken van de conclusies van de primaire arbeidsdeskundige.
7. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de FML. Daarin zijn geen beperkingen opgenomen ten aanzien van werktempo, aandachtsproblemen, het opnemen van ruimtelijk visuele informatie en schroefbewegingen. Nu de bezwaren van eiseres ten aanzien van de functies zien op het niet meewegen van voornoemde elementen, ziet de rechtbank daarin geen aanleiding om het arbeidsdeskundig oordeel om die redenen voor onjuist te achten.
8. Nu eiseres met de geduide functies een loon kan verdienen dat hoger is dan 65% van het zogenoemde maatmanloon, heeft verweerder de ziektewetuitkering van eiseres terecht per 17 augustus 2015 beëindigd.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. L.B.J. Leunissen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 september 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.