ECLI:NL:RBDHA:2016:11089
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- T. Sleeswijk Visser-de Boer
- Rechtspraak.nl
Intrekking van erkenning voor periodieke keuringen van voertuigen en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2016 uitspraak gedaan over de intrekking van de erkenning voor het uitvoeren van periodieke keuringen van voertuigen door verzoekster 1 en verzoeker 2. De intrekking vond plaats na een steekproef waarbij verzoeker 2 tijdens de quarantainetijd aan een voertuig had gesleuteld. De primaire besluiten tot intrekking van de erkenning werden op 22 december 2015 genomen, en de bezwaren van verzoekster 1 en verzoeker 2 werden op 17 juni 2016 ongegrond verklaard. Hierop hebben zij beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 11 augustus 2016 zijn verzoeker 2 en zijn gemachtigde verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de procedure niet onzorgvuldig was, ondanks de betwisting van de verklaringen van de steekproefcontroleur door verzoekers. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verklaringen van de steekproefcontroleur, ondersteund door getuigen, voldoende bewijs boden voor de overtreding van verzoeker 2.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de intrekking van de erkenning door verweerder terecht was en dat de duur van de intrekking redelijk was, gezien de eerdere overtredingen van verzoekster 1. De beroepen zijn ongegrond verklaard en de verzoeken om een voorlopige voorziening zijn afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.