In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. F.L.M. van Haren, beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, vertegenwoordigd door M.P. de Boo, wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 27 oktober 2014. Eiser heeft op 9 juni 2016 beroep ingesteld, nadat verweerder in gebreke was gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten met toestemming van partijen en heeft het onderzoek gesloten. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiser recht heeft op een dwangsom van € 1260, omdat verweerder de beslistermijn heeft overschreden. Eiser heeft verzocht om het beroep gegrond te verklaren en om verweerder te veroordelen tot betaling van de verbeurde dwangsom en de proceskosten. De rechtbank oordeelt dat eiser procesbelang heeft, omdat hij nog geen besluit heeft ontvangen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en bepaalt dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak een beslissing moet nemen op de asielaanvraag. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de verbeurde dwangsom en de proceskosten van eiser.